1約櫃停放在俄別.以東的家(撒下6:1~11)大衛與千夫長、百夫長和所有的領袖商議。
1En David hield raad met de oversten der duizenden en der honderden, en met alle vorsten.
2然後大衛對以色列全體會眾說:“你們如果認為好,認為這事是出於耶和華我們的 神,我們就差遣人走遍以色列各地,去見留在各地的兄弟,以及和他們在一起住在那些有草場的城的祭司和利未人,叫他們都聚集到我們這裡來。
2En David zeide tot de ganse gemeente van Israel: Indien het ulieden goeddunkt, en van den HEERE, onzen God, te zijn, laat ons ons uitbreiden, laat ons zenden aan onze overige broeders, in alle landen van Israel, en de priesters en Levieten, die met hen zijn in de steden, met haar voorsteden, opdat zij tot ons vergaderd worden.
3我們可以把我們 神的約櫃運到我們這裡來,因為在掃羅的日子,我們都沒有在約櫃前求問 神。”
3En laat ons de ark onzes Gods tot ons wederhalen, want wij hebben ze in de dagen van Saul niet gezocht.
4全體會眾都同意這樣行,因為這事眾人都認為對。
4Toen zeide de ganse gemeente, dat men alzo doen zou; want die zaak was recht in de ogen des gansen volks.
5於是大衛把以色列眾人,從埃及的西曷河直到哈馬口,都招聚來,要把 神的約櫃從基列.耶琳運來。
5David dan vergaderde gans Israel van het Egyptische Sichor af, tot daar men komt te Hamath, om de ark Gods te brengen van Kirjath-Jearim.
6大衛和以色列眾人去到巴拉,就是屬猶大的基列.耶琳,要從那裡把 神的約櫃運回來;這約櫃是以坐在二基路伯上面的耶和華而起名的。
6Toen toog David op met het ganse Israel naar Baala, dat is, Kirjath-Jearim, hetwelk in Juda is, dat hij van daar ophaalde de ark Gods, des HEEREN, Die tussen de cherubim woont, waar de Naam wordt aangeroepen.
7他們把 神的約櫃,從亞比拿達家裡抬出來,放在一輛新車上,烏撒和亞希約負責趕車。
7En zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen uit het huis van Abinadab. Uza nu en Ahio leidden den wagen.
8大衛和以色列眾人在 神面前,用詩歌,以及彈琴鼓瑟、敲手鼓、響鈸和吹號,盡情歡慶。
8En David en gans Israel speelden voor het aangezicht Gods met alle macht, zo met liederen, als met harpen, en met luiten, en met trommelen, en met cimbalen, en met trompetten.
9他們到了基頓禾場的時候,因為牛失蹄絆倒,烏撒就伸手扶住約櫃。
9Toen zij aan den dorsvloer van Chidon gekomen waren, zo strekte Uza zijn hand uit, om de ark te houden, want de runderen struikelden.
10於是耶和華向烏撒發怒,因為烏撒伸手把約櫃扶住,所以 神把他擊殺,他就在那裡死在 神面前。
10Toen ontstak de toorn des HEEREN over Uza, en Hij sloeg hem, omdat hij zijn hand had uitgestrekt aan de ark; en hij stierf aldaar voor het aangezicht Gods.
11大衛因耶和華忽然殺死烏撒,非常不悅,就稱那地方為毗列斯.烏撒,直到今日。
11En David ontstak, dat de HEERE een scheur gescheurd had aan Uza; daarom noemde hij diezelve plaats Perez-Uza, tot op dezen dag.
12那天,大衛懼怕 神,說:“我怎可以把 神的約櫃運到我這裡來呢?”
12En David vreesde den HEERE te dien dage, zeggende: Hoe zal ik de ark Gods tot mij brengen?
13所以,大衛沒有把約櫃運到大衛城他自己那裡去,卻轉運到迦特人俄別.以東的家裡去。
13Daarom liet David de ark niet tot zich brengen in de stad Davids, maar deed ze afwijken in het huis van Obed-Edom, den Gethiet.
14 神的約櫃存放在俄別.以東的家裡三個月,耶和華賜福給俄別.以東的家和他的一切。
14Alzo bleef de ark Gods bij het huisgezin van Obed-Edom, in zijn huis, drie maanden; en de HEERE zegende het huis van Obed-Edom, en alles, wat hij had.