1約哈斯作猶大王(王下23:30~35)猶大地的人民選了約西亞的兒子約哈斯,立他在耶路撒冷接續他父親作王。
1Toen nam het volk des lands Joahaz, den zoon van Josia, en zij maakten hem koning, in zijns vaders plaats, te Jeruzalem.
2約哈斯登基的時候,是二十三歲;他在耶路撒冷作王共三個月。
2Drie en twintig jaren was Joahaz oud, als hij koning werd, en hij regeerde drie maanden te Jeruzalem.
3埃及王在耶路撒冷把他廢了,又罰猶大地繳納三千四百公斤銀子,三十四公斤金子。
3Want de koning van Egypte zette hem af te Jeruzalem; en hij legde het land een boete op van honderd talenten zilvers en een talent gouds.
4後來埃及王立了約哈斯的兄弟以利雅敬作王,統治猶大和耶路撒冷,又給他改名叫約雅敬;尼哥卻把約雅敬的兄弟約哈斯帶到埃及去了。
4En de koning van Egypte maakte zijn broeder Eljakim koning over Juda en Jeruzalem, en veranderde zijn naam in Jojakim; maar zijn broeder Joahaz nam Necho, en bracht hem in Egypte.
5約雅敬作猶大王(王下23:36~24:17)約雅敬登基的時候,是二十五歲;他在耶路撒冷作王共十一年,行耶和華他的 神看為惡的事。
5Vijf en twintig jaren was Jojakim oud, als hij koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem; en hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns Gods.
6巴比倫王尼布甲尼撒上來攻打他,用銅鍊鎖住他,把他帶到巴比倫去。
6Nebukadnezar, de koning van Babel, toog tegen hem op, en bond hem met twee koperen ketenen, om hem te voeren naar Babel.
7尼布甲尼撒又把耶和華殿裡一部分的器皿帶回巴比倫,放在巴比倫他的神廟裡。
7Nebukadnezar bracht ook van de vaten van het huis des HEEREN naar Babel, en stelde ze in zijn tempel te Babel.
8約雅敬其餘的事蹟,和他所行可憎的事,以及他的遭遇,都記在以色列和猶大列王記上。他的兒子約雅斤接續他作王。
8Het overige nu van de geschiedenissen van Jojakim, en zijn gruwelen, die hij deed, en wat aan hem gevonden werd, ziet, dat is geschreven in het boek der koningen van Israel en Juda; en Jojachin, zijn zoon, werd koning in zijn plaats.
9約雅斤登基的時候,是八歲;他在耶路撒冷作王共三個月零十天,行耶和華看為惡的事。
9Acht jaren was Jojachin oud, als hij koning werd, en regeerde drie maanden en tien dagen te Jeruzalem, en deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN.
10過了年,尼布甲尼撒派人去把約雅斤和耶和華殿裡的珍貴的器皿,一起帶到巴比倫來。他立了約雅斤的叔叔西底家,作猶大和耶路撒冷的王。
10En met de wederkomst des jaars zond de koning Nebukadnezar henen, en liet hem naar Babel halen, met de kostelijke vaten van het huis des HEEREN; en hij maakte zijn broeder Zedekia koning over Juda en Jeruzalem.
11西底家作猶大王(王下24:18~20;耶52:1~3)西底家登基的時候,是二十一歲;他在耶路撒冷作王共十一年,
11Een en twintig jaren was Zedekia oud, als hij koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem.
12他行耶和華他的 神看為惡的事;耶利米先知奉耶和華的命令警戒他,他仍不在耶利米面前謙卑下來。
12En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns Gods; hij verootmoedigde zich niet voor het aangezicht van den profeet Jeremia, sprekende uit den mond des HEEREN.
13尼布甲尼撒王曾經使他指著 神起誓,他還是背叛了尼布甲尼撒;他頑固執拗,不肯歸向耶和華以色列的 神。
13Daartoe werd hij ook afvallig tegen den koning Nebukadnezar, die hem beedigd had bij God; en verhardde zijn nek, en verstokte zijn hart, dat hij zich niet bekeerde tot den HEERE, den God Israels.
14此外,所有的祭司長和人民也都大大地得罪 神,隨從列國所行一切可憎的事;他們污穢了耶和華在耶路撒冷分別為聖的殿。
14Ook maakten alle oversten der priesteren, en het volk, der overtredingen zeer veel, naar alle gruwelen der heidenen; en zij verontreinigden het huis des HEEREN, dat Hij geheiligd had te Jeruzalem.
15耶和華他們列祖的 神,因為愛惜自己的子民和居所,就常常差派使者警戒他們。
15En de HEERE, de God hunner vaderen, zond tot hen, door de hand Zijner boden, vroeg op zijnde, om die te zenden; want Hij verschoonde Zijn volk en Zijn woning.
16他們卻戲弄 神的使者,藐視他的話,譏誚他的先知,以致耶和華的忿怒臨到他的子民身上,直到無法挽救。
16Maar zij spotten met de boden Gods, en verachtten Zijn woorden; zij verleidden zichzelven tegen Zijn profeten; totdat de grimmigheid des HEEREN tegen Zijn volk opging, dat er geen helen aan was.
17聖城淪陷,人民被擄(王下25:1~21;耶52:4~27;拉1:1~4)耶和華使迦勒底人的王上來攻打他們,在他們的聖殿裡用刀殺了他們的壯丁,少男和少女以及年老衰弱的,他們都不憐惜;耶和華把所有這些人都交在迦勒底王的手裡。
17Want Hij deed tegen hen opkomen den koning der Chaldeen, die hun jongelingen met het zwaard in het huis huns heiligdoms doodde, en hij verschoonde de jongelingen niet, noch de maagden, de oudsten noch de stokouden; Hij gaf hen allen in zijn hand.
18迦勒底王把 神殿裡所有的器皿,無論大小,和耶和華殿裡的財寶,以及王和眾領袖的財寶,都帶到巴比倫去。
18En alle vaten van het huis Gods, de grote en de kleine, en de schatten van het huis des HEEREN, en de schatten des konings en zijner vorsten, dit alles voerde hij naar Babel.
19迦勒底人燒了 神的殿,拆毀了耶路撒冷的城牆,用火燒了城裡所有的宮殿,又毀壞了城裡一切珍貴的器皿。
19En zij verbrandden het huis Gods, en zij braken den muur van Jeruzalem af, en al de paleizen daarvan verbrandden zij met vuur, verdervende ook alle kostelijke vaten derzelve.
20脫離刀劍的人,迦勒底王都把他們擄到巴比倫去,作他和他的子孫的奴僕,直到波斯國興起的時候。
20En wie overgebleven was van het zwaard, voerde hij weg naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot knechten, tot het regeren des koninkrijks van Perzie;
21這樣,就應驗了耶和華藉耶利米所說的話:直到這地享滿了安息,因為這地在荒涼的日子,就享安息,直到滿了七十年。
21Opdat het woord des HEEREN vervuld wierd, door den mond van Jeremia, totdat het land aan zijn sabbatten een welgevallen had; het rustte al de dagen der verwoesting, totdat de zeventig jaren vervuld waren.
22波斯王古列元年,耶和華為要應驗他藉耶利米所說的話,就感動波斯王古列的心,使他通告全國,並且下詔書說:
22Maar in het eerste jaar van Kores, koning van Perzie, opdat volbracht wierd het woord des HEEREN, door den mond van Jeremia, verwekte de HEERE den geest van Kores, koning van Perzie, dat hij een stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift, zeggende:
23“波斯王古列這樣說:‘耶和華天上的 神已經把地上萬國賜給我。他指派我在猶大的耶路撒冷為他建造殿宇。你們中間凡是他的子民,都可以上去;願耶和華他的 神和他同在!’”
23Zo zegt Kores, koning van Perzie: De HEERE, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een huis te bouwen te Jeruzalem, hetwelk in Juda is; wie is onder ulieden van al Zijn volk? De HEERE, zijn God, zij met hem, en hij trekke op.