聖經新譯本

Dutch Staten Vertaling

2 Samuel

24

1大衛數點人口(代上21:1~6)耶和華又向以色列人發怒,就激動大衛,使他們受害,說:“你去數點一下以色列和猶大的人數吧!”
1En de toorn des HEEREN voer voort te ontsteken tegen Israel; en Hij porde David aan tegen henlieden, zeggende: Ga, tel Israel en Juda.
2王就對約押和跟隨他的軍官說:“你們走遍以色列各支派,從但到別是巴,數點人民,我好知道人民的數目。”
2De koning dan zeide tot Joab, den krijgsoverste, die bij hem was: Trek nu om, door alle stammen van Israel, van Dan tot Ber-seba toe, en tel het volk, opdat ik het getal des volks wete.
3約押回答王:“無論人民有多少,願耶和華你的 神再增加一百倍,又願我主我王親眼看見。不過,我主我王為甚麼喜歡這事呢?”
3Toen zeide Joab tot den koning: Nu doe de HEERE, uw God, tot dit volk, zoals deze en die nu zijn, honderdmaal meer, dat de ogen van mijn heer den koning het aanzien; maar waarom heeft mijn heer de koning lust tot deze zaak?
4但是王的命令約押和眾軍官不敢不從。於是約押和眾軍官從王面前出去,數點以色列的人民。
4Doch des konings woord nam de overhand tegen Joab, en tegen de oversten des heirs. Alzo toog Joab uit, met de oversten des heirs, van des konings aangezicht, om het volk Israel te tellen.
5他們過了約旦河,就在谷中那座亞羅珥城的右邊安營。後來他們經過迦得,直到雅謝,
5En zij gingen over de Jordaan, en legerden zich bij Aroer, ter rechterhand der stad, die in het midden is van de beek van Gad, en aan Jaezer.
6然後又到了基列和他停.合示地,再到了但.雅安,並繞過了西頓,
6Voorts kwamen zij in Gilead, en in het lage land Hodsi; ook kwamen zij tot Dan-Jaan, en rondom bij Sidon.
7來到推羅的堡壘,以及希未人和迦南人所有的城市。最後,他們出到猶大的南端別是巴去了。
7En zij kwamen tot de vesting van Tyrus, en alle steden der Hevieten en der Kanaanieten; en zij kwamen uit aan het zuiden van Juda te Ber-seba.
8以後,他們走遍了全地,過了九個月又二十天,就回到耶路撒冷。
8Alzo togen zij om door het ganse land; en ten einde van negen maanden en twintig dagen kwamen zij te Jeruzalem.
9約押把數點人民的數目向王呈報:在以色列中能拔刀的勇士共有八十萬人;猶大共有五十萬人。
9En Joab gaf de som van het getelde volk aan den koning; en in Israel waren achthonderd duizend strijdbare mannen, die het zwaard uittrokken, en de mannen van Juda waren vijfhonderd duizend man.
10耶和華降罰(代上21:7~17)大衛數點了人民以後,良心一直不安,於是對耶和華說:“我作了這事,犯了大罪。耶和華啊!現在求你除去你僕人的罪孽,因為我作了非常糊塗的事!”
10En Davids hart sloeg hem, nadat hij het volk geteld had; en David zeide tot den HEERE: Ik heb zeer gezondigd in hetgeen ik gedaan heb; maar nu, o HEERE, neem toch de misdaad Uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gedaan.
11大衛早晨起來;耶和華的話臨到迦得先知,就是大衛的先見,說:
11Als nu David des morgens opstond, zo geschiedde het woord des HEEREN tot den profeet Gad, Davids ziener, zeggende:
12“你去告訴大衛說:‘耶和華這樣說:我給你三個選擇,你要選擇一個,我好向你施行。’”
12Ga heen, en spreek tot David: Alzo zegt de HEERE: Drie dingen draag Ik u voor; verkies u een uit die, dat Ik u doe.
13於是迦得來見大衛,問他說:“你要國中七年的饑荒呢?或是要在你敵人面前逃跑,被追趕三個月呢?或是要國中有三天的瘟疫呢?現在你要想想,決定我該用甚麼話回覆那差我來的。”
13Zo kwam Gad tot David, en maakte het hem bekend, en zeide tot hem: Zal u een honger van zeven jaren in uw land komen? Of wilt gij drie maanden vlieden voor het aangezicht uwer vijanden, dat die u vervolgen? Of dat er drie dagen pestilentie in uw land zij? Merk nu, en zie toe, wat antwoord ik Dien zal wederbrengen, Die mij gezonden heeft.
14大衛對迦得說:“我非常為難,我們情願落在耶和華的手裡,因為他有豐盛的憐憫。不要讓我落在人的手裡。”
14Toen zeide David tot Gad: Mij is zeer bange; laat ons toch in de hand des HEEREN vallen, want Zijn barmhartigheden zijn vele, maar laat mij in de hand van mensen niet vallen.
15於是耶和華降瘟疫在以色列地,從早晨直到所定的時間;從但到別是巴,眾民中死了七萬人。
15Toen gaf de HEERE een pestilentie in Israel, van den morgen af tot den gezetten tijd toe; en er stierven van het volk, van Dan tot Ber-seba toe, zeventig duizend mannen.
16當天使向耶路撒冷伸手,要毀滅耶路撒冷的時候,耶和華就後悔降這災禍,就對那毀滅眾民的天使說:“夠了,現在住手吧!”那時,耶和華的天使在耶布斯人亞勞拿的打禾場那裡。
16Toen nu de engel zijn hand uitstrekte over Jeruzalem, om haar te verderven, berouwde het den HEERE over dat kwaad, en Hij zeide tot den engel, die het verderf onder het volk maakte: Het is genoeg, trek uw hand nu af. De engel des HEEREN nu was bij den dorsvloer van Arauna, den Jebusiet.
17大衛看見那擊殺人民的天使,就對耶和華說:“犯了罪的是我,行了惡的是我,這群羊又作了甚麼呢?求你的手攻擊我和我的父家吧!”
17En David, als hij den engel zag, die het volk sloeg, sprak tot den HEERE, en zeide: Zie ik, ik heb gezondigd, en ik, ik heb onrecht gehandeld, maar wat hebben deze schapen gedaan? Uw hand zij toch tegen mij en tegen mijns vaders huis.
18大衛築壇獻祭(代上21:18~27)那一天,迦得來見大衛,對他說:“你上去,在耶布斯人亞勞拿的打禾場那裡,為耶和華立一座祭壇。”
18En Gad kwam tot David op dienzelfden dag, en zeide tot hem: Ga op, richt den HEERE een altaar op, op den dorsvloer van Arauna, den Jebusiet.
19大衛就照著迦得的話,正如耶和華所吩咐的,上去了。
19Alzo ging David op naar het woord van Gad, gelijk als de HEERE geboden had.
20亞勞拿往下觀看,看見王和他的臣僕正朝著他這邊走過來,就出去迎接,臉伏於地向王叩拜。
20En Arauna zag toe, en zag den koning en zijn knechten tot zich overkomen; zo ging Arauna uit, en boog zich voor den koning met zijn aangezicht ter aarde.
21亞勞拿問:“我主我王為甚麼來到你僕人這裡呢?”大衛回答:“是要向你買這打禾場,好為耶和華築一座祭壇,使民間的瘟疫可以止住。”
21En Arauna zeide: Waarom komt mijn heer de koning tot zijn knecht? En David zeide: Om dezen dorsvloer van u te kopen, om den HEERE een altaar te bouwen, opdat deze plage opgehouden worde van over het volk.
22亞勞拿對大衛說:“我主我王看甚麼好,就拿去獻上吧!看哪,這裡有牛可以作燔祭,打禾的器具和套牛的軛可以當柴燒。
22Toen zeide Arauna tot David: Mijn heer de koning neme en offere, wat goed is in zijn ogen; zie, daar de runderen ten brandoffer, en de sleden en het rundertuig tot hout.
23王啊,這一切亞勞拿都奉給你。”亞勞拿又對王說:“願耶和華你的 神悅納你!”
23Dit alles gaf Arauna, de koning, aan den koning. Voorts zeide Arauna tot den koning: De HEERE uw God neme een welgevallen in u!
24王回答亞勞拿:“不!我一定要按價錢向你買,我不要用白白得來的作燔祭獻給耶和華我的 神。”於是大衛用五百七十克銀子,買下了那打禾場和牛。
24Doch de koning zeide tot Arauna: Neen, maar ik zal het zekerlijk van u kopen voor den prijs; want ik zal den HEERE, mijn God, niet offeren brandofferen om niet. Alzo kocht David den dorsvloer en de runderen voor vijftig zilveren sikkelen.
25於是大衛在那裡為耶和華築了一座壇,獻上燔祭和平安祭。這樣耶和華垂聽了人們為那地的禱告,瘟疫就在以色列人中止住了。
25En David bouwde aldaar den HEERE een altaar, en offerde brandofferen en dankofferen. Alzo werd de HEERE den lande verbeden, en deze plage van over Israel opgehouden.