1耶利米質疑惡人為何亨通耶和華啊!我跟你爭辯的時候,總是你有理;然而我還要跟你討論有關公正的問題。惡人的道路為甚麼亨通?所有行詭詐的為甚麼都得享安逸?
1Gij zoudt rechtvaardig zijn, o HEERE! wanneer ik tegen U zou twisten; ik zal nochtans van Uw oordelen met U spreken; waarom is der goddelozen weg voorspoedig, waarom hebben zij rust, allen, die trouwelooslijk trouweloosheid bedrijven?
2你栽種了他們,他們也扎了根,並且長大,結出果實;他們的口中有你,心裡卻沒有你(“他們的口中有你,心裡卻沒有你”原文作“你與他們的口很接近,卻離他們的心很遠”)。
2Gij hebt ze geplant, zij zijn ook ingeworteld, zij gaan voort, ook dragen zij vrucht; Gij zijt wel nabij in hun mond, maar verre van hun nieren.
3但耶和華啊!你認識我,了解我,你察驗了我對你的心意。求你把他們拉出來,好像將宰的羊一般;求你把他們分別出來,留待宰殺的日子。
3Maar Gij, o HEERE! kent mij, Gij ziet mij, en proeft mijn hart, dat het met U is. Ruk ze uit als schapen ter slachting, en heilig ze tot den dag der doding.
4這地悲哀,田野的青草都枯乾,要等到幾時呢?由於這地居民的惡行,走獸和飛鳥都滅絕了;因為他們說:“ 神看不見我們的作為(“作為”一詞按照《馬索拉抄本》應作“結局”;現參照《七十士譯本》翻譯)。”
4Hoe lang zal het land treuren, en het kruid des gansen velds verdorren? Vanwege de boosheid dergenen, die daarin wonen, vergaan de beesten en het gevogelte; dewijl zij zeggen: Hij ziet ons einde niet.
5耶和華說:“如果你與徒步的人同跑,尚且覺得疲倦,怎能跟馬賽跑呢?你在平安穩妥之地,尚且跌倒,在約旦河邊的叢林怎麼辦呢?
5Als gij loopt met de voetgangers, zo maken zij u moede; hoe zult gij u dan mengen met de paarden? Zo gij alleenlijk vertrouwt in een land van vrede, hoe zult gij het dan maken in de verheffing van de Jordaan?
6因為連你的兄弟、你的父家,都以詭詐待你,連他們也在你後面高聲喊叫。雖然他們對你說好話,你也不可信他們。”
6Want ook uw broeders en uws vaders huis, ook diezelve handelen trouwelooslijk tegen u; ook diezelve roepen u met volle stem achterna; geloof hen niet, wanneer zij vriendelijk tot u spreken.
7遍地荒涼“我撇下了我的家,丟棄了我的產業;我把我心愛的交在她仇敵的手中。
7Ik heb Mijn huis verlaten, Ik heb Mijn erfenis laten varen; Ik heb de beminde Mijner ziel in de hand harer vijanden gegeven.
8我的產業對我,就像樹林中的獅子向我咆哮,因此我恨惡她。
8Mijn erfenis is Mij geworden als een leeuw in het woud; zij heeft haar stem tegen Mij verheven, daarom heb Ik haar gehaat.
9我的產業對我,不就像一隻帶斑點的鷙鳥,其他的鷙鳥都四圍攻擊她?你們去聚集田野各樣的走獸,帶牠們來吃吧!
9Mijn erfenis is Mij een gesprenkelde vogel; de vogelen zijn rondom tegen haar; komt aan, verzamelt, al gij gedierte des velds, komt om te eten!
10許多牧人毀壞了我的葡萄園,踐踏了我的田地;他們使我美好的田地變為荒涼的曠野。
10Veel herders hebben Mijn wijngaard verdorven, zij hebben Mijn akker vertreden; zij hebben Mijn gewensten akker gesteld tot een woeste wildernis.
11他們使地荒涼,在我面前一片荒涼悲哀;全地荒涼,卻無人關心。”
11Men heeft hem gesteld tot een woestheid, verwoest zijnde treurt hij tot Mij; het ganse land is verwoest, omdat er niemand is, die het ter harte neemt.
12在曠野一切光禿的高岡上,行毀滅的已經來到了;因為耶和華的刀從地這邊直到地那邊,要吞滅一切;人人都沒有平安。
12Op alle hoge plaatsen in de woestijn zijn verstoorders gekomen, want het zwaard des HEEREN verteert van het ene einde des lands tot aan het andere einde des lands; er is geen vrede voor enig vlees.
13他們種的是小麥,收的卻是荊棘;雖然筋疲力竭,卻一無所獲。因耶和華的烈怒,他們必為自己的(“自己的”原文作“你們的”)出產羞愧(本句或譯:“你們必為你們的農穫羞愧”)。
13Zij hebben tarwe gezaaid, maar doornen gemaaid; zij hebben zich gepijnigd, maar niet gevorderd; wordt alzo beschaamd vanwege ulieder inkomsten, vanwege de hittigheid van den toorn des HEEREN.
14警告惡鄰耶和華這樣說:“至於所有邪惡的鄰國,他們侵犯我賜給我子民以色列的產業;看哪!我要把他們從本地拔出來,也要把猶大家從他們中間拔出來。
14Alzo zegt de HEERE: Aangaande al Mijn boze naburen, die Mijn erfenis aanroeren, dewelke Ik Mijn volke Israel erfelijk gegeven heb; ziet, Ik zal hen uit hun land uitrukken, maar het huis van Juda zal Ik uit hunlieder midden uitrukken.
15但我把他們拔出來以後,我必再憐憫他們,把他們領回來,各自歸回自己的產業,自己的故鄉。
15En het zal geschieden, nadat Ik hen zal uitgerukt hebben, zo zal Ik wederkeren, en Mij hunner ontfermen; en Ik zal hen wederbrengen, een iegelijk tot zijn erfenis, en een iegelijk tot zijn land.
16如果那些鄰近的國家真的學習我子民的道路,指著我的名起誓,說:‘我指著永活的耶和華起誓!’正如他們從前教導我的子民指著巴力起誓一樣,他們就必在我的子民中間被建立起來。
16En het zal geschieden, indien zij de wegen Mijns volks vlijtiglijk zullen leren, zwerende bij Mijn Naam: Zo waarachtig als de HEERE leeft! gelijk als zij Mijn volk geleerd hebben te zweren bij Baal, zo zullen zij in het midden Mijns volks gebouwd worden.
17他們如果有不聽從的,我就把那國拔出來,把她拔除消滅。”這是耶和華的宣告。
17Maar indien zij niet zullen horen, zo zal Ik diezelve natie ten enenmale uitrukken en verdoen, spreekt de HEERE.