聖經新譯本

Dutch Staten Vertaling

Jeremiah

52

1耶路撒冷失陷(王下24:18~20;代下36:11~16)西底家登基的時候是二十一歲,他在耶路撒冷作王十一年;他母親名叫哈慕他,是立拿人耶利米的女兒。
1Zedekia was een en twintig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, een dochter van Jeremia, van Libna.
2他行耶和華眼中看為惡的事,像約雅敬一切所行的。
2En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat Jojakim gedaan had.
3因為耶和華的怒氣向耶路撒冷和猶大發作,直到他把他們從自己的面前趕走。後來,西底家背叛了巴比倫王。
3Want het geschiedde, om den toorn des HEEREN tegen Jeruzalem en Juda, totdat Hij hen van Zijn aangezicht weggeworpen had; en Zedekia rebelleerde tegen den koning van Babel.
4西底家背叛巴比倫王(王下25:1~2;代下36:17)西底家作王第九年十月十日,巴比倫王尼布甲尼撒率領他的全軍來攻打耶路撒冷;他們在城外安營,又在四周築壘攻城。
4En het geschiedde in het negende jaar zijner regering, in de tiende maand, op den tienden der maand, dat Nebukadrezar, de koning van Babel, kwam tegen Jeruzalem, hij en zijn ganse heir, en zij legerden zich tegen haar, en zij bouwden tegen haar sterkten rondom.
5於是,城被圍困,直到西底家王第十一年。
5Alzo kwam de stad in belegering, tot in het elfde jaar van den koning Zedekia.
6聖城淪陷,人民被擄(王下25:3~12;代下36:17、19)四月九日,城裡饑荒非常嚴重,甚至那地的人民都斷了糧食。
6In de vierde maand, op den negenden der maand, als de honger in de stad sterk werd, en het volk des lands geen brood had;
7城終於被攻破了,所有的戰士就在夜間從靠近王的花園的兩牆中間的那門,逃跑出城。那時迦勒底人在四圍攻城;他們就往亞拉巴的方向逃走。
7Toen werd de stad doorgebroken, en al de krijgslieden vloden, en trokken uit des nachts, uit de stad, door den weg der poort tussen de twee muren, die aan des konings hof waren (de Chaldeen nu waren tegen de stad rondom), en zij togen door den weg des vlakken velds.
8迦勒底人的軍隊追趕,在耶利哥的原野上把西底家追上了;他的全軍都離開他四散了。
8Doch het heir der Chaldeen jaagde den koning na, en zij achterhaalden Zedekia in de vlakke velden van Jericho; en al zijn heir werd van bij hem verstrooid.
9他們把王擒住,把他解到哈馬地的利比拉巴比倫王那裡;他就宣判他的罪。
9Zij dan grepen den koning, en voerden hem opwaarts tot den koning van Babel naar Ribla, in het land van Hamath; die sprak oordelen tegen hem.
10巴比倫王在利比拉,當著西底家眼前殺了他的眾子,也殺了猶大所有的領袖,
10En de koning van Babel slachtte de zonen van Zedekia voor zijn ogen; en hij slachtte ook al de vorsten van Juda te Ribla.
11並且把西底家的眼睛弄瞎,然後用銅鍊鎖住他。巴比倫王把他帶到巴比倫去,關在牢裡,直到他去世的日子。
11En hij verblindde de ogen van Zedekia, en hij bond hem met twee koperen ketenen; alzo bracht hem de koning van Babel naar Babel, en stelde hem in het gevangenhuis, tot den dag zijns doods toe.
12五月十日,就是巴比倫王尼布甲尼撒第十九年,侍立在巴比倫王面前的護衛長尼布撒拉旦來到耶路撒冷。
12Daarna, in de vijfde maand, op den tienden der maand (dit jaar was het negentiende jaar van den koning Nebukadrezar, den koning van Babel), als Nebuzaradan, de overste der trawanten, die voor het aangezicht des konings van Babel stond, te Jeruzalem gekomen was;
13他放火焚燒耶和華的殿和王宮,以及耶路撒冷一切房屋,一切高大的房屋,他都放火燒了。
13Zo verbrandde hij het huis des HEEREN en het huis des konings; mitsgaders alle huizen van Jeruzalem en alle huizen der groten verbrandde hij met vuur.
14跟隨護衛長的迦勒底人全軍拆毀了耶路撒冷周圍所有的城牆。
14En het ganse heir der Chaldeen, dat met den overste der trawanten was, brak alle muren van Jeruzalem rondom af.
15至於人民中最貧窮的、城中剩下的人民,和已經向巴比倫王投降的人,以及剩下的技工,護衛長尼布撒拉旦都擄了去。
15Van de armsten nu des volks en het overige des volks, die in de stad overgelaten waren, en de afvalligen, die tot den koning van Babel gevallen waren, en het overige der menigte, voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk weg.
16至於那地最貧窮的人,護衛長尼布撒拉旦把他們留下,去修理葡萄園和耕種田地。
16Maar van de armsten des lands liet Nebuzaradan, de overste der trawanten, enigen over tot wijngaardeniers en tot akkerlieden.
17聖殿被掠(王下25:13~17;代下36:18)耶和華殿的銅柱,以及耶和華殿的銅座和銅海,迦勒底人都打碎了,把所有的銅都運到巴比倫去。
17Verder braken de Chaldeen de koperen pilaren, die in het huis des HEEREN waren, en de stellingen, en de koperen zee, die in het huis des HEEREN was; en zij voerden al het koper daarvan naar Babel.
18他們又把鍋、鏟子、燭剪、碗、碟子,和敬拜用的一切銅器都拿去了。
18Ook namen zij de potten en de schoffelen, en de gaffelen, en de sprengbekkens, en de rookschalen, en al de koperen vaten, waar men den dienst mede deed.
19此外,碗盆、火鼎、碗、鍋、燈臺、碟子和奠酒的爵,無論是金的或是銀的,護衛長都拿去了。
19En de overste der trawanten nam weg de schalen, en de wierookvaten, en de sprengbekkens, en de potten, en de kandelaars, en de rookschalen, en de kroezen; wat geheel goud, en wat geheel zilver was.
20所羅門王為耶和華的殿所做的兩根銅柱、一個銅海、銅海下面的十二頭銅牛,和十個銅座,這一切器皿的銅,重得無法可稱。
20De twee pilaren, de ene zee, en de twaalf koperen runderen, die in de plaats der stellingen waren, die de koning Salomo voor het huis des HEEREN gemaakt had; het koper daarvan, te weten van al deze vaten, was zonder gewicht.
21至於那些柱子,每根高八公尺,圓周是五公尺三公分,柱子是空心的。銅的厚度有七十五公釐。
21Aangaande de pilaren, achttien ellen was de hoogte eens pilaars, en een draad van twaalf ellen omving hem; en zijn dikte was vier vingeren, en hij was hol.
22柱上有銅柱頭,柱頭高兩公尺三十公分,柱頭四周有網子和石榴都是銅的;另一根柱子同樣也有石榴。
22En het kapiteel daarop was koper, en de hoogte des enen kapiteels was vijf ellen, en een net, en granaatappelen op het kapiteel rondom, alles koper; en dezen gelijk had de andere pilaar, met granaatappelen.
23每個網子周圍共有一百個石榴,明顯可見的有九十六個。
23En de granaatappelen waren zes en negentig, gezet naar den wind; alle granaatappelen waren honderd, over het net rondom.
24祭司與朝臣被殺(王下25:18~21)護衛長拿住祭司長西萊雅、副祭司長西番亞和三個守門的;
24Ook nam de overste der trawanten Seraja, den hoofdpriester, en Zefanja, den tweeden priester, en de drie dorpelbewaarders.
25又從城裡拿住一個管理軍兵的官長,並且在城裡搜獲常見王面的七個人,和一個負責召募當地人民的軍長書記,又在城中搜獲六十個當地的人民。
25En uit de stad nam hij een hoveling, die over de krijgslieden gesteld was, en zeven mannen uit degenen, die des konings aangezicht zagen, die in de stad gevonden werden, mitsgaders den oversten schrijver des heirs, die het volk des lands ten oorlog opschreef, en zestig mannen van het volk des lands, die in het midden der stad gevonden werden.
26護衛長尼布撒拉旦把他們拿住,帶到利比拉巴比倫王那裡。
26Als Nebuzaradan, de overste der trawanten, dezen genomen had, zo bracht hij hen tot den koning van Babel naar Ribla.
27巴比倫王擊打他們,在哈馬地的利比拉把他們處死。這樣,猶大人被擄,離開了他們的國土。
27En de koning van Babel sloeg hen en doodde hen te Ribla, in het land van Hamath. Alzo werd Juda uit zijn land gevankelijk weggevoerd.
28被擄的人數以下是尼布甲尼撒擄去的人民的數目:在他執政第七年,有猶大人三千零二十三名;
28Dit is het volk, dat Nebukadrezar gevankelijk heeft weggevoerd; in het zevende jaar, drie duizend drie en twintig Joden;
29尼布甲尼撒第十八年,從耶路撒冷擄去的,有八百三十二人;
29In het achttiende jaar van Nebukadrezar, voerde hij gevankelijk weg achthonderd twee en dertig zielen uit Jeruzalem;
30尼布甲尼撒第二十三年,護衛長尼布撒拉旦擄去猶大人七百四十五名。總數是四千六百人。
30In het drie en twintigste jaar van Nebukadrezar voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk weg van de Joden zevenhonderd vijf en veertig zielen. Alle zielen zijn vier duizend en zeshonderd.
31巴比倫王善待約雅斤(王下25:27~30)猶大王約雅斤被擄後第三十七年,就是巴比倫王以未.米羅達登基的那一年,十二月二十五日,他恩待(“恩待”原文作“使抬起頭來”)猶大王約雅斤,把他從獄中領出來,
31Het geschiedde daarna, in het zeven en dertigste jaar der gevankelijke wegvoering van Jojachin, den koning van Juda, in de twaalfde maand, op den vijf en twintigsten der maand, dat Evilmerodach, de koning van Babel, in het eerste jaar zijns koninkrijks, het hoofd van Jojachin, den koning van Juda, verhief, en hem uit het gevangenhuis uitbracht.
32並且安慰他,使他的地位高過和他一起在巴比倫的眾王。
32En hij sprak vriendelijk met hem, en stelde zijn stoel boven den stoel der koningen, die bij hem te Babel waren.
33又換下他的囚衣,賜他終生常在王面前吃飯。
33En hij veranderde de klederen zijner gevangenis; en hij at geduriglijk brood voor zijn aangezicht, al de dagen zijns levens.
34他的生活費用,在他一生的年日中,每日不斷由巴比倫王供應,直到他去世的日子。
34En aangaande zijn tering, een gedurige tering werd hem van den koning van Babel gegeven, elk dagelijks bestemde deel op zijn dag, tot op den dag zijns doods, al de dagen zijns levens.