1約伯自信智慧並非不及三友約伯回答說:
1Maar Job antwoordde en zeide:
2“你們真的是有知識的民,你們死了,智慧也跟你們一同滅亡。
2Trouwens, omdat gijlieden het volk zijt, zo zal de wijsheid met ulieden sterven!
3但我也有聰明像你們一樣,我並非不及你們,像你們所說的這些事,有誰不曉得呢?
3Ik heb ook een hart even als gijlieden, ik zwicht niet voor u; en bij wien zijn niet dergelijke dingen?
4我這求告 神,又蒙他應允的,竟成為朋友的笑柄,公義完全的人竟成為笑柄,
4Ik ben het, die zijn vriend een spot is, maar roepende tot God, Die hem verhoort; de rechtvaardige en oprechte is een spot.
5平靜的人心中藐視災禍,作將滑跌者的分。
5Hij is een verachte fakkel, naar de mening desgenen, die gerust is; hij is gereed met den voet te struikelen.
6強盜的帳幕興旺,惹 神發怒的安穩, 神的手賞賜他們。
6De tenten der verwoesters hebben rust, en die Gode tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt.
7你且問走獸,走獸必指教你,又問空中的飛鳥,飛鳥必告訴你;
7En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven.
8或向地說話,地必指教你,海中的魚也必向你說明。
8Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen.
9從這一切看來,誰不知道,是耶和華的手作成這事的呢?
9Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet?
10活物的生命與全人類的氣息,都在耶和華的手中。
10In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen.
11耳朵不是試驗說話,好像上膛嘗試食物嗎?
11Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt?
12你們說:老年的有智慧,長壽的有聰明。
12In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand.
13陳述 神的智慧與能力他有智慧與能力,又有謀略與聰明。
13Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand.
14他所拆毀的,就不能重建,他所囚禁的,就不能釋放。
14Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden.
15他若把水阻截,水就乾涸,他再把水放出,水就使地翻倒。
15Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om.
16他有大能與智謀,受騙的與騙人的,都是屬他的。
16Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen.
17他把謀士剝衣擄去,並且愚弄審判官。
17Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig,
18他解開了君王綁人的繩索,又用腰布捆綁君王的腰。
18Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden.
19他把祭司剝衣擄去,傾覆有權有勢的人。
19Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om.
20他除掉忠信人的言論,又除去老年人的辨別力。
20Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg.
21他把羞辱傾倒在王子上,又鬆開壯士的腰帶。
21Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen.
22他從黑暗中彰顯奧祕,把死蔭領進光中。
22Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht.
23他使邦國興盛,又毀滅他們,擴張邦國,又把他們擄去。
23Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze.
24他除掉地上人民中首領的悟性,使他們在無路的荒野之地飄流。
24Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is.
25他們在黑暗無光中摸索,他使他們飄泊無定像醉漢一樣。”
25Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.