1責約伯自義以利戶回答,說:
1Verder antwoordde Elihu, en zeide:
2“智慧人哪!你們要聽我的話;有知識的人哪!你們要側耳聽我。
2Hoort, gij wijzen, mijn woorden, en gij verstandigen, neigt de oren naar mij.
3因為耳朵試驗言語,好像上膛嘗試食物。
3Want het oor proeft de woorden, gelijk het gehemelte de spijze smaakt.
4我們要選擇何為是,讓我們彼此知道何為善。
4Laat ons kiezen voor ons, wat recht is; laat ons kennen onder ons wat goed is.
5約伯說:‘我是有理的, 神卻奪去我的公理;
5Want Job heeft gezegd: Ik ben rechtvaardig, en God heeft mijn recht weggenomen.
6我雖然有公理,卻被認為是說謊的;我雖然毫無過犯,我所受的箭傷卻無法醫治。’
6Ik moet liegen in mijn recht; mijn pijl is smartelijk zonder overtreding.
7有哪一個人像約伯呢?他喝褻慢如同喝水,
7Wat man is er, gelijk Job? Hij drinkt de bespotting in als water;
8他與作孽的同夥,他與惡人同行。
8En gaat over weg in gezelschap met de werkers der ongerechtigheid, en wandelt met goddeloze lieden.
9因為他說過:‘人討 神的喜悅,對他並無益處。’
9Want hij heeft gezegd: Het baat een man niet, als hij welbehagen heeft aan God.
10 神是公義的所以,明理的人哪!你們要聽我的話, 神決不至作惡,全能者斷不至行不義,
10Daarom, gij, lieden van verstand, hoort naar mij: Verre zij God van goddeloosheid, en de Almachtige van onrecht!
11因為 神必照著人所作的報應他,使各人按照所行的得報應。
11Want naar het werk des mensen vergeldt Hij hem, en naar eens ieders weg doet Hij het hem vinden.
12真的, 神必不作惡,全能者也必不顛倒是非。
12Ook waarlijk, God handelt niet goddelooslijk, en de Almachtige verkeert het recht niet.
13誰派他管理大地?誰設立全世界呢?
13Wie heeft Hem gesteld over de aarde, en wie heeft de ganse wereld geschikt?
14他若對人決心這樣作,他若把靈與氣收歸自己,
14Indien Hij Zijn hart tegen hem zette, zijn geest en zijn adem zou Hij tot Zich vergaderen;
15有血肉生命的就都一同氣絕身亡,世人都歸回塵土。
15Alle vlees zou tegelijk den geest geven, en de mens zou tot stof wederkeren.
16你若明理,就請聽這話,留心聽我說話的聲音。
16Zo er dan verstand bij u is, hoor dit; neig de oren tot de stem mijner woorden.
17恨惡公平的真的可以掌權嗎?那有公義與大能的,你定他為有罪嗎?
17Zou hij ook, die het recht haat, den gewonde verbinden, en zoudt gij den zeer Rechtvaardige verdoemen?
18他不是對君王說:‘你是匪徒’,又對貴族說:‘你們是惡人’嗎?
18Zou men tot een koning zeggen: Gij Belial; tot de prinsen: Gij goddelozen!
19他不徇王子的情面,也不看重富人過於窮人,因為他們都是他手所造的。
19Hoe dan tot Dien, Die het aangezicht der vorsten niet aanneemt, en den rijke voor den arme niet kent? Want zij zijn allen Zijner handen werk.
20 神明察秋毫他們在半夜之中剎那之間死亡,平民因遭受震動而去世,有權勢的被除滅非借人手。
20In een ogenblik sterven zij; zelfs ter middernacht wordt een volk geschud, dat het doorga; en de machtige wordt weggenomen zonder hand.
21 神的眼看顧人的道路,察看他每一步,
21Want Zijn ogen zijn op ieders wegen, en Hij ziet al zijn treden.
22沒有黑暗,又沒有死蔭的地方,可以給作孽的在那裡藏身。
22Er is geen duisternis, en er is geen schaduw des doods, dat aldaar de werkers der ongerechtigheid zich verbergen mochten.
23 神不必進一步鑒察人,使人到他面前去受審判。
23Gewisselijk, Hij legt den mens niet te veel op, dat hij tegen God in het gericht zou mogen treden.
24他不必查究就可以打碎有權勢的人,並且設立別人代替他們。
24Hij vermorzelt de geweldigen, dat men het niet doorzoeken kan, en stelt anderen in hun plaats.
25他原來留心他們所行的,在夜間傾覆他們,他們就被壓碎;
25Daarom dat Hij hun werken kent, zo keert Hij hen des nachts om, en zij worden verbrijzeld.
26他在觀眾面前擊打他們,有如擊打惡人一樣;
26Hij klopt hen samen als goddelozen, in een plaats, waar aanschouwers zijn;
27因為他們偏離正道不跟從他,也不留心他的一切道路,
27Daarom dat zij van achter Hem afgeweken zijn, en geen Zijner wegen verstaan hebben;
28以致窮人的哀求達到他那裡,他也垂聽了困苦人的哀求。
28Opdat Hij op hem het geroep des armen brenge, en het geroep der ellendigen verhore.
29他若安靜不動,誰能定他有罪呢?他若掩面,誰能定他有罪呢?無論對待一國或一人,都是這樣。
29Als Hij stilt, wie zal dan beroeren? Als Hij het aangezicht verbergt, wie zal Hem dan aanschouwen, zowel voor een volk, als voor een mens alleen?
30別讓不敬虔的人作王,免得他危害人民。
30Opdat de huichelachtige mens niet meer regere, en geen strikken des volks zijn.
31有人對 神說:‘我忍受了管教,不再有敗壞的行為了,
31Zekerlijk heeft hij tot God gezegd: Ik heb Uw straf verdragen, ik zal het niet verderven.
32我所看不到的求你指教我,我若行了罪孽,必不再行’。
32Behalve wat ik zie, leer Gij mij; heb ik onrecht gewrocht, ik zal het niet meer doen.
33 神會因你拒絕悔改,就遵照你的心意嗎?要作抉擇的是你,不是我,你所知道的,只管說出來吧。
33Zal het van u zijn, hoe Hij iets vergelden zal, dewijl gij Hem versmaadt? Zoudt gij dan verkiezen, en niet ik? Wat weet gij dan? Spreek.
34明理的人必對我說,智慧的人要聽我的話。
34De lieden van verstand zullen met mij zeggen, en een wijs man zal naar mij horen;
35約伯說話毫無知識,他的言語沒有智慧。
35Dat Job niet met wetenschap gesproken heeft, en zijn woorden niet met kloek verstand geweest zijn.
36但願約伯被試驗到底,因為他的回答像惡人一樣。
36Mijn Vader, laat Job beproefd worden tot het einde toe, om zijner antwoorden wil onder de ongerechtige lieden.
37他在自己的罪上又加過犯,在我們中間鼓掌嘲笑 神,用許多話敵對 神。”
37Want tot zijn zonde zou hij nog overtreding bijvoegen; hij zou onder ons in de handen klappen, en hij zou zijn redenen vermenigvuldigen tegen God.