1治好手枯的人(太12:9~14;路6:6~11)耶穌又進了會堂,在那裡有一個人,他的一隻手枯乾了。
1En Hij ging wederom in de synagoge; en aldaar was een mens, hebbende een verdorde hand.
2眾人窺探他會不會在安息日醫治那個人,好去控告他。
2En zij namen Hem waar, of Hij op den sabbat hem genezen zou, opdat zij Hem beschuldigen mochten.
3耶穌對那一隻手枯乾了的人說:“起來,站在當中!”
3En Hij zeide tot den mens, die de verdorde hand had: Sta op in het midden.
4又對他們說:“在安息日哪一樣是可以作的呢:作好事還是壞事?救命還是害命?”他們一聲不響。
4En Hij zeide tot hen: Is het geoorloofd op sabbatdagen goed te doen, of kwaad te doen, een mens te behouden, of te doden? En zij zwegen stil.
5耶穌怒目環視他們,因他們的心剛硬而難過,就對那人說:“伸出手來!”他把手一伸,手就復原了。
5En als Hij hen met toorn rondom aangezien had, meteen bedroefd zijnde over de verharding van hun hart, zeide Hij tot den mens: Strek uw hand uit. En hij strekte ze uit; en zijn hand werd hersteld, gezond gelijk de andere.
6法利賽人出來,立刻和希律黨人商量怎樣對付耶穌,好除掉他。
6En de Farizeen, uitgegaan zijnde, hebben terstond met de Herodianen te zamen raad gehouden tegen Hem, hoe zij Hem zouden doden.
7許多人到海邊找耶穌(太12:15~16;路6:17~19)耶穌和門徒退到海邊去,一大群從加利利來的人跟著他;
7En Jezus vertrok met Zijn discipelen naar de zee; en Hem volgde een grote menigte van Galilea, en van Judea.
8還有許多人聽見他所作的一切事,就從猶太、耶路撒冷、以土邁、約旦河外和推羅、西頓一帶地方來到他跟前。
8En van Jeruzalem, en van Idumea, en van over de Jordaan; en die van omtrent Tyrus en Sidon, een grote menigte, gehoord hebbende, hoe grote dingen Hij deed, kwamen tot Hem.
9因為人多,耶穌就吩咐門徒為他預備一隻小船,免得眾人擁擠他。
9En Hij zeide tot Zijn discipelen, dat een scheepje steeds omtrent Hem blijven zou, om der schare wil, opdat zij Hem niet zouden verdringen.
10他醫好了許多人,所以凡有病的都擠過來要摸他。
10Want Hij had er velen genezen, alzo dat Hem al degenen, die enige kwalen hadden, overvielen, opdat zij Hem mochten aanraken.
11污靈每次看到他,就仆倒在他面前,大聲喊叫說:“你是 神的兒子!”
11En de onreine geesten, als zij Hem zagen, vielen voor Hem neder en riepen, zeggende: Gij zijt de Zone Gods.
12耶穌再三嚴厲地吩咐他們,不要把他的身分張揚出去。
12En Hij gebood hun scherpelijk dat zij Hem niet zouden openbaar maken.
13選立十二使徒(太10:1~4;路6:12~16。參徒1:13)耶穌上了山,呼召自己所要的人,他們就來了。
13En Hij klom op den berg, en riep tot Zich, die Hij wilde; en zij kwamen tot Hem.
14他選立了十二個人,稱他們為使徒(有些抄本無“稱他們為使徒”一句),要他們跟自己常在一起,好差遣他們去傳道,
14En Hij stelde er twaalf, opdat zij met Hem zouden zijn, en opdat Hij dezelve zou uitzenden om te prediken;
15又有權柄趕鬼。
15En om macht te hebben, de ziekten te genezen, en de duivelen uit te werpen.
16他選立的十二個人是:西門(耶穌給他起名叫彼得),
16En Simon gaf Hij den toe naam Petrus;
17西庇太的兒子雅各,和雅各的弟弟約翰(耶穌給他們二人起名叫半尼其,就是“雷子”的意思),
17En Jakobus, den zoon van Zebedeus, en Johannes, den broeder van Jakobus; en gaf hun toe namen, Boanerges, hetwelk is, zonen des donders;
18安得烈、腓力、巴多羅邁、馬太、多馬、亞勒腓的兒子雅各、達太、激進派的西門,
18En Andreas, en Filippus, en Bartholomeus, en Mattheus, en Thomas, en Jakobus, den zoon van Alfeus, en Thaddeus, en Simon Kananites,
19以及加略人猶大,就是出賣耶穌的那個人。
19En Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft.
20褻瀆聖靈的罪不得赦免(太12:22~32;路11:14~23,12:10)耶穌進了屋子,群眾又聚了來,以致他們連飯都不能吃,
20En zij kwamen in huis; en daar vergaderde wederom en schare, alzo dat zij ook zelfs niet konden brood eten.
21那些和他在一起的人聽見了,就出來抓住他,因為他們說他癲狂了。
21En als degenen, die Hem bestonden, dit hoorden, gingen zij uit, om Hem vast te houden; want zij zeiden: Hij is buiten Zijn zinnen.
22從耶路撒冷下來的經學家說:“他有別西卜附在身上!”又說:“他靠著鬼王趕鬼。”
22En de Schriftgeleerden, die van Jeruzalem afgekomen waren, zeiden: Hij heeft Beelzebul, en door den overste der duivelen werpt Hij de duivelen uit.
23耶穌把他們叫來,用比喻對他們說:“撒但怎能趕逐撒但呢?
23En hen tot Zich geroepen hebbende, zeide Hij tot hen in gelijkenissen: Hoe kan de satan den satan uitwerpen?
24一國若自相紛爭,那國就站立不住;
24En indien een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld is, zo kan dat koninkrijk niet bestaan.
25一家若自相紛爭,那家就站立不住。
25En indien een huis tegen zichzelf verdeeld is, zo kan dat huis niet bestaan.
26如果撒但自相攻打紛爭,不但站立不住,而且還要滅亡。
26En indien de satan tegen zichzelven opstaat, en verdeeld is, zo kan hij niet bestaan, maar heeft een einde.
27誰都不能進入壯漢的家,搶奪他的財物,除非先把壯漢捆綁起來,才可以搶劫他的家。
27Er kan niemand in het huis eens sterken ingaan en zijn vaten ontroven, indien hij niet eerst den sterke bindt; en alsdan zal hij zijn huis beroven.
28我實在告訴你們,世人的一切罪和一切褻瀆的話,都可以得到赦免;
28Voorwaar, Ik zeg u, dat al de zonden den kinderen der mensen zullen vergeven worden, en allerlei lasteringen, waarmede zij zullen gelasterd hebben;
29但褻瀆聖靈的,就永世不得赦免,他還要擔當罪惡到永遠。”
29Maar zo wie zal gelasterd hebben tegen den Heiligen Geest, die heeft geen vergeving in der eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen oordeels.
30耶穌說這話,是因為他們說他有污靈附在身上。
30Want zij zeiden: Hij heeft een onreinen geest.
31誰是耶穌的母親和弟兄(太12:46~50;路8:19~21)耶穌的母親和弟弟來了,站在外面,傳話給他,叫他出來。
31Zo kwamen dan Zijn broeders en Zijn moeder; en buiten staande, zonden zij tot Hem, en riepen Hem.
32有許多人正圍坐在耶穌身邊,他們告訴他:“你看,你的母親和弟弟(有些抄本在此有“妹妹”一詞)在外面找你。”
32En de schare zat rondom Hem; en zij zeiden tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders daar buiten zoeken U.
33耶穌回答他們:“誰是我的母親,我的弟兄呢?”
33En Hij antwoordde hun, zeggende: Wie is Mijn moeder, of Mijn broeders?
34於是四面觀看那些圍坐的人,說:“你們看,我的母親!我的弟兄!
34En rondom overzien hebbende, die om Hem zaten, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders.
35凡遵行 神旨意的,就是我的弟兄姊妹和母親了。”
35Want zo wie den wil van God doet, die is Mijn broeder, en Mijn zuster, en moeder.