1商議怎樣殺害耶穌(可14:1~2;路22:1~2)耶穌說完了這一切話,就對門徒說:
1En het is geschied, als Jezus al deze woorden geeindigd had, dat Hij tot Zijn discipelen zeide:
2“你們知道兩天之後就是逾越節,人子將要被交給人,釘在十字架上。”
2Gij weet, dat na twee dagen het pascha is, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden, om gekruisigd te worden.
3那時,祭司長和民間的長老聚集在大祭司該亞法的官邸,
3Toen vergaderden de overpriesters en de Schriftgeleerden, en de ouderlingen des volks, in de zaal des hogepriesters, die genaamd was Kajafas;
4商議怎樣用詭計逮捕耶穌,把他殺害。
4En zij beraadslaagden te zamen, dat zij Jezus met listigheid vangen en doden zouden.
5不過他們說:“不可在節期下手,免得引起民眾暴動。”
5Doch zij zeiden: Niet in het feest, opdat er geen oproer worde onder het volk.
6有女人用香膏膏主(可14:3~9;約12:1~8)耶穌在伯大尼,在患痲風的西門家裡的時候,
6Als nu Jezus te Bethanie was, ten huize van Simon, de melaatse,
7有一個女人拿著一瓶珍貴的香膏,前來把它澆在耶穌的頭上。
7Kwam tot Hem een vrouw, hebbende een albasten fles met zeer kostelijke zalf, en goot ze uit op Zijn hoofd, daar Hij aan tafel zat.
8門徒看見了,就很生氣,說:“為甚麼這樣浪費呢?
8En Zijn discipelen, dat ziende, namen het zeer kwalijk, zeggende: Waartoe dit verlies?
9這香膏可以賣很多錢,賙濟窮人。”
9Want deze zalf had kunnen duur verkocht, en de penningen den armen gegeven worden.
10耶穌知道了,就說:“為甚麼難為這個女人呢?她為我作了一件美事。
10Maar Jezus, zulks verstaande, zeide tot hen: Waarom doet gij deze vrouw moeite aan? want zij heeft een goed werk aan Mij gewrocht.
11你們常常有窮人跟你們在一起,然而卻不常有我。
11Want de armen hebt gij altijd met u, maar Mij hebt gij niet altijd.
12她把這香膏澆在我身上,是為了安葬我而作的。
12Want als zij deze zalf op Mijn lichaam gegoten heeft, zo heeft zij het gedaan tot een voorbereiding van Mijn begrafenis.
13我實在告訴你們,這福音無論傳到世界上甚麼地方,這女人所作的都要傳講,來記念她。”
13Voorwaar zeg Ik u: Alwaar dit Evangelie gepredikt zal worden in de gehele wereld, daar zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van hetgeen zij gedaan heeft.
14猶大出賣耶穌(可14:10~11;路22:3~6)那時,十二門徒中的一個,就是加略人猶大,去見祭司長,說:
14Toen ging een van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, tot de overpriesters,
15“如果我把他交給你們,你們願意給我甚麼呢?”他們就給了他三十塊銀子。
15En zeide: Wat wilt gij mij geven, en ik zal Hem u overleveren? En zij hebben hem toegelegd dertig zilveren penningen.
16從那時起,他就找機會把耶穌交給他們。
16En van toen af zocht hij gelegenheid, opdat hij Hem overleveren mocht.
17最後的晚餐(可14:12~26;路22:7~23;約13:21~30)除酵節的第一天,門徒前來問耶穌:“你要我們在哪裡為你預備逾越節的晚餐呢?”
17En op den eerste dag der ongehevelde broden kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij U bereiden het pascha te eten?
18他說:“你們到城裡去見某人,對他說,老師說:‘我的時候快到了;我要到你那裡和我的門徒守逾越節。’”
18En Hij zeide: Gaat heen in de stad, tot zulk een, en zegt hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij, Ik zal bij u het pascha houden met Mijn discipelen.
19門徒照耶穌的指示去作,預備好了逾越節的晚餐。
19En de discipelen deden, gelijk Jezus hun bevolen had, en bereidden het pascha.
20到了晚上,耶穌和十二門徒一同吃晚餐。
20En als het avond geworden was, zat Hij aan met de twaalven.
21他們吃的時候,耶穌說:“我實在告訴你們,你們中間有一個人要出賣我。”
21En toen zij aten, zeide Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij zal verraden.
22他們就很憂愁,一個一個地問他:“主啊,是我嗎?”
22En zij, zeer bedroefd geworden zijnde, begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen: Ben ik het, Heere?
23他回答:“那和我一同把手蘸在盤子裡的人,他要出賣我。
23En Hij, antwoordende, zeide: Die de hand met Mij in den schotel indoopt, die zal Mij verraden.
24正如經上指著人子所說的,他固然要離世,但出賣人子的那人有禍了!他沒有生下來倒好。”
24De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar wee dien mens, door welken de Zoon des mensen verraden wordt; het ware hem goed, zo die mens niet geboren was geweest.
25那出賣耶穌的猶大說:“拉比,是我嗎?”他說:“這是你說的。”
25En Judas, die Hem verried, antwoordde en zeide: Ben ik het, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd.
26他們吃的時候,耶穌拿起餅來,祝謝了就擘開,遞給門徒,說:“你們拿去吃吧,這是我的身體。”
26En als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam.
27耶穌又拿起杯來,祝謝了就遞給他們,說:“你們都喝吧,
27En Hij nam den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun dien, zeggende: Drinkt allen daaruit;
28這是我的血,是為立約的,為許多人流出來,使罪得赦。
28Want dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden.
29我告訴你們,從今以後我必不再喝這葡萄酒,直到我和你們在我父的國裡喝新酒的那一天。”
29En Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van de vrucht des wijnstoks, tot op dien dag, wanneer Ik met u dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders.
30他們唱完了詩,就出來往橄欖山去。
30En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg.
31預言彼得不認主(可14:27~31;路22:31~34;約13:36~38)那時,耶穌對他們說:“今天晚上,你們因我的緣故都要後退,因為經上記著:‘我要擊打牧人,羊群就分散了。’
31Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij geergerd worden in deze nacht; want er is geschreven: Ik zal den Herder slaan, en de schapen der kudde zullen verstrooid worden.
32我復活以後,要比你們先到加利利去。”
32Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea.
33彼得對他說:“就算所有的人都因你的緣故後退,我卻永不後退。”
33Doch Petrus, antwoordende, zeide tot Hem: Al werden zij ook allen aan U geergerd, ik zal nimmermeer geergerd worden.
34耶穌對他說:“我實在告訴你,今天晚上雞叫以前,你會三次不認我。”
34Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, dat gij in dezen zelfden nacht, eer de haan gekraaid zal hebben, Mij driemaal zult verloochenen.
35彼得對他說:“就算必須與你一同死,我也決不會不認你。”門徒也都這樣說。
35Petrus zeide tot Hem: Al moest ik ook met U sterven, zo zal ik U geenszins verloochenen! Desgelijks zeiden ook al de discipelen.
36在客西馬尼禱告(可14:32~42;路22:39~46)耶穌和門徒來到一個地方,名叫客西馬尼,就對門徒說:“你們坐在這裡,我要到那邊去禱告。”
36Toen ging Jezus met hen in een plaats genaamd Gethsemane, en zeide tot de discipelen: Zit hier neder, totdat Ik heenga, en aldaar zal gebeden hebben.
37他帶了彼得和西庇太的兩個兒子一起去,心裡憂愁難過,
37En met Zich nemende Petrus, en de twee zonen van Zebedeus, begon Hij droevig en zeer beangst te worden.
38對他們說:“我的心靈痛苦得快要死了;你們留在這裡,與我一同警醒吧。”
38Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier en waakt met Mij.
39他稍往前走,把臉俯伏在地上,禱告說:“我的父啊!可能的話,求你使這杯離開我;但不要照我的意思,只要照你的旨意。”
39En een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij op Zijn aangezicht, biddende en zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan? doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt.
40耶穌回到門徒那裡,看見他們都睡著了,就對彼得說:“你們連一個小時也不能同我警醒嗎?
40En Hij kwam tot de discipelen en vond hen slapende, en zeide tot Petrus: Kunt gij dan niet een uur met Mij waken?
41應當警醒、禱告,免得陷入試探;你們心靈雖然願意,肉體卻是軟弱的。”
41Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.
42他又再次走開,禱告說:“我的父啊!如果這杯不能離開我,一定要我喝,就願你的旨意成全。”
42Wederom ten tweeden male heengaande, bad Hij, zeggende: Mijn Vader! Indien deze drinkbeker van Mij niet voorbij kan gaan, tenzij dat Ik hem drinke, Uw wil geschiede!
43他再回來的時候,看見門徒睡著了,因為他們十分疲倦。
43En komende bij hen, vond Hij hen wederom slapende; want hun ogen waren bezwaard.
44他又離開他們,第三次去禱告,說的也是同樣的話。
44En hen latende, ging Hij wederom heen, en bad ten derden male, zeggende dezelfde woorden.
45然後,他回到門徒那裡,對他們說:“你們還在睡覺休息嗎?看哪,時候到了,人子要被交在罪人的手裡了。
45Toen kwam Hij tot Zijn discipelen, en zeide tot hen: Slaapt nu voort, en rust; ziet, de ure is nabij gekomen, en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren.
46起來,我們走吧!出賣我的人來了。”
46Staat op, laat ons gaan; ziet, hij is nabij, die Mij verraadt.
47耶穌被捕(可14:43~50;路22:47~53;約18:3~11)耶穌還在說話的時候,十二門徒中的猶大,帶著一大群拿著刀棒的人來到,他們是祭司長和民間的長老派來的。
47En als Hij nog sprak, ziet, Judas, een van de twaalven, kwam, en met hem een grote schare, met zwaarden en stokken, gezonden van de overpriesters en ouderlingen des volks.
48出賣耶穌的人給他們一個暗號,說:“我跟誰親嘴,誰就是他;你們可以抓住他。”
48En die Hem verried, had hun een teken gegeven, zeggende: Dien ik zal kussen, Dezelve is het, grijpt Hem.
49他立刻前來對耶穌說:“拉比,你好。”跟著就與他親嘴。
49En terstond komende tot Jezus, zeide hij: Wees gegroet, Rabbi! en hij kuste Hem.
50耶穌對他說:“朋友,你來要作的事,快作吧!”於是那些人上前來,動手拿住耶穌,逮捕了他。
50Maar Jezus zeide tot hem: Vriend! waartoe zijt gij hier! Toen kwamen zij toe, en sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem.
51有一個與耶穌在一起的人,伸手拔出刀來,砍了大祭司的僕人一刀,削掉他的一隻耳朵。
51En ziet, een van degenen, die met Jezus waren, de hand uitstekende, trok zijn zwaard uit, en slaande den dienstknecht des hogepriesters, hieuw zijn oor af.
52耶穌對他說:“把你的刀收回原處!凡動刀的必死在刀下。
52Toen zeide Jezus tot hem: Keer uw zwaard weder in zijn plaats; want allen, die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan.
53你以為我不能求我的父,他就馬上給我派十二營以上的天使下來嗎?
53Of meent gij, dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden, en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen bijzetten?
54如果這樣,經上預言這事必須發生,怎能應驗呢?”
54Hoe zouden dan de Schriften vervuld worden, die zeggen, dat het alzo geschieden moet?
55那時,耶穌對眾人說:“你們帶著刀棒出來,把我當作強盜捉拿嗎?我天天坐在殿裡教導人,你們卻沒有逮捕我。
55Ter zelfder ure sprak Jezus tot de scharen: Gij zijt uitgegaan als tegen een moordenaar, met zwaarden en stokken, om Mij te vangen; dagelijks zat Ik bij u, lerende in den tempel, en gij hebt Mij niet gegrepen;
56但這整件事的發生,是要應驗先知書上的話。”那時,門徒都離開他逃跑了。
56Doch dit alles is geschied, opdat de Schriften der profeten zouden vervuld worden. Toen vluchtten al de discipelen, Hem verlatende.
57大祭司審問耶穌(可14:53~65;路22:54、66~71;約18:12~13、19~24)那些逮捕了耶穌的人,把他押去見大祭司該亞法。那時經學家和長老已經聚集在那裡了。
57Die nu Jezus gevangen hadden, leidden Hem heen tot Kajafas, den hogepriester, alwaar de Schriftgeleerden en ouderlingen vergaderd waren.
58彼得遠遠地跟著耶穌,直到大祭司的官邸。他進到裡面,和差役坐在一起,要看事情怎樣了結。
58En Petrus volgde Hem van verre tot aan de zaal des hogepriesters, en binnengegaan zijnde, zat hij bij de dienaren, om het einde te zien.
59祭司長和公議會全體都想找假證供來控告耶穌,好把他處死;
59En de overpriesters, en de ouderlingen, en de gehele grote raad zochten valse getuigenis tegen Jezus, opdat zij Hem doden mochten; en vonden niet.
60雖然有許多人前來作假證供,卻找不著證據。最後有兩個人前來說:
60En hoewel er vele valse getuigen toegekomen waren, zo vonden zij toch niet.
61“這人說過:‘我可以拆毀 神的聖所,三日之內又把它建造起來。’”
61Maar ten laatste kwamen twee valse getuigen, en zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan den tempel Gods afbreken, en in drie dagen denzelven opbouwen.
62大祭司就站起來,對耶穌說:“你為甚麼不回答?這些人作證,控告你的是甚麼呢?”
62En de hogepriester, opstaande, zeide tot Hem: Antwoordt Gij niets? Wat getuigen dezen tegen U?
63耶穌卻不作聲。大祭司又對他說:“我指著永生的 神要你起誓,告訴我們你是不是基督、 神的兒子。”
63Doch Jezus zweeg stil. En de hogepriester, antwoordende, zeide tot Hem: Ik bezweer U bij den levenden God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God?
64耶穌回答:“這是你說的;但我告訴你們:從今以後,你們要看見人子,坐在權能者的右邊,駕著天上的雲降臨。”
64Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg ulieden: Van nu aan zult gij zien den Zoon des mensen, zittende ter rechter hand der kracht Gods, en komende op de wolken des hemels.
65大祭司就撕開衣服,說:“他說了褻瀆的話,我們還要甚麼證人呢?你們現在聽見了這褻瀆的話,
65Toen verscheurde de hogepriester zijn klederen, zeggende: Hij heeft God gelasterd, wat hebben wij nog getuigen van node? Ziet, nu hebt gij Zijn gods lastering gehoord.
66認為怎樣呢?”他們回答:“他是該死的。”
66Wat dunkt ulieden? En zij, antwoordende, zeiden: Hij is des doods schuldig.
67於是他們吐唾沫在他的臉上,用拳頭打他,也有人用掌摑他,說:
67Toen spogen zij in Zijn aangezicht, en sloegen Hem met vuisten.
68“基督啊,向我們說預言吧!是誰打你呢?”
68En anderen gaven Hem kinnebakslagen, zeggende: Profeteer ons, Christus, wie is het, die U geslagen heeft?
69彼得三次不認主(可14:66~72;路22:55~62;約18:16~18、25~27)彼得坐在外面的院子裡,有一個婢女走過來對他說:“你也是和加利利人耶穌一夥的。”
69En Petrus zat buiten in de zaal; en een dienstmaagd kwam tot hem, zeggende: Gij waart ook met Jezus, den Galileer.
70彼得卻當眾否認,說:“我不知道你說甚麼。”
70Maar hij loochende het voor allen, zeggende: Ik weet niet, wat gij zegt.
71他出到門口,又有一個婢女看見他,就對那裡的人說:“這人是和拿撒勒人耶穌一夥的。”
71En als hij naar de voorpoort uitging, zag hem een andere dienstmaagd, en zeide tot degenen, die aldaar waren: Deze was ook met Jezus den Nazarener.
72彼得再次否認,並且發誓說:“我不認識那個人。”
72En hij loochende het wederom met een eed, zeggende: Ik ken den Mens niet.
73過了一會,站在那裡的人前來對他說:“你的確是他們中間的一個,因為一聽你的口音就認出來了。”
73En een weinig daarna, die er stonden, bijkomende, zeiden tot Petrus: Waarlijk, gij zijt ook van die, want ook uw spraak maakt u openbaar.
74彼得就發咒起誓說:“我不認識那一個人。”立刻雞就叫了。
74Toen begon hij zich te vervloeken, en te zweren: Ik ken den Mens niet.
75彼得想起耶穌所說的話:“雞叫以前,你會三次不認我”,他就出去痛哭。
75En terstond kraaide de haan; en Petrus werd indachtig het woord van Jezus, Die tot hem gezegd had: Eer de haan gekraaid zal hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen. En naar buiten gaande, weende hij bitterlijk.