1蓋印的人在上面蓋印的是:省長哈迦利亞的兒子尼希米,還有西底家;(本節在《馬索拉抄本》為10:2)
1Tot de verzegelingen nu waren: Nehemia Hattirsatha, zoon van Hachalja, en Zidkia,
2祭司有:西萊雅、亞撒利雅、耶利米、
2Seraja, Azarja, Jeremia,
3巴施戶珥、亞瑪利雅、瑪基雅、
3Pashur, Amarja, Malchia,
4哈突、示巴尼、瑪鹿、
4Hattus, Sebanja, Malluch,
5哈琳、米利末、俄巴底亞、
5Harim, Meremoth, Obadja,
6但以理、近頓、巴錄、
6Daniel, Ginnethon, Baruch,
7米書蘭、亞比雅、米雅尼、
7Mesullam, Abia, Mijamin,
8瑪西亞、璧該、示瑪雅;
8Maazia, Bilgai, Semaja. Dit waren de priesters.
9利未人有:亞散尼的兒子耶書亞、希拿達的子孫賓內和甲篾;
9En de Levieten, namelijk: Jesua, zoon van Azanja, Binnui; van de zonen van Henadad, Kadmiel;
10還有他們的兄弟示巴尼、荷第雅、基利他、毗萊雅、哈難、
10En hun broederen: Sebanja, Hodia, Kelita, Pelaja, Hanan,
11米迦、利合、哈沙比雅、
11Micha, Rehob, Hasabja,
12撒刻、示利比、示巴尼、
12Zakkur, Serebja, Sebanja,
13荷第雅、巴尼、比尼努;
13Hodia, Bani, Beninu;
14民眾的首領有:巴錄、巴哈.摩押、以攔、薩土、巴尼、
14De hoofden des volks: Parhos, Pahath-Moab, Elam, Zatthu, Bani,
15布尼、押甲、比拜、
15Bunni, Azgad, Bebai,
16亞多尼雅、比革瓦伊、亞丁、
16Adonia, Bigvai, Adin,
17亞特、希西家、押朔、
17Ater, Hizkia, Azzur,
18荷第雅、哈順、比宰、
18Hodia, Hasum, Bezai,
19哈立、亞拿突、尼拜、
19Harif, Anathoth, Nebai,
20抹比押、米書蘭、希悉、
20Magpias, Mesullam, Hezir,
21米示薩別、撒督、押杜亞、
21Mesezabeel, Zadok, Jaddua,
22毗拉提、哈難、亞奈雅、
22Pelatja, Hanan, Anaja,
23何細亞、哈拿尼雅、哈述、
23Hosea, Hananja, Hassub,
24哈羅黑、毗利合、朔百、
24Hallohes, Pilha, Sobek,
25利宏、哈沙拿、瑪西雅、
25Rehum, Hasabna, Maaseja,
26亞希雅、哈難、亞難、
26En Ahia, Hanan, Anan,
27瑪鹿、哈琳、巴拿。
27Malluch, Harim, Baana.
28約的內容:謹守摩西的律法其餘的民眾:祭司、利未人、守門的、歌唱的、作殿役的,以及一切跟各地民族分離,歸向 神律法的和他們的妻子和兒女,所有有知識能夠明白的,
28En het overige des volks, de priesteren, de Levieten, de poortiers, de zangers, de Nethinim, en al wie zich van de volken der landen had afgescheiden tot Gods wet, hun vrouwen, hun zonen en hun dochteren, al wie wetenschap en verstand had;
29都堅持和他們的貴族兄弟參與發咒起誓,必遵行 神藉他僕人摩西頒布的律法,必謹守遵行耶和華我們的主的一切誡命、典章和律例;
29Die hielden zich aan hun broederen, hun voortreffelijken, en kwamen in den vloek en in den eed, dat zij zouden wandelen in de wet Gods, die gegeven is door de hand van den knecht Gods, Mozes; en dat zij zouden houden, en dat zij zouden doen al de geboden des HEEREN, onzes Heeren, en Zijn rechten en Zijn inzettingen;
30我們必不把我們的女兒嫁給這地的外族人,也不為我們的兒子娶他們的女兒。
30En dat wij onze dochteren niet zouden geven aan de volken des lands, noch hun dochteren nemen voor onze zonen.
31如果這地的外族人帶來貨物或五穀,在安息日販賣,我們在安息日或聖日決不向他們買甚麼;每逢第七年,我們必不耕種田地,並且豁免一切債務。
31Ook als de volken des lands waren en alle koren op den sabbatdag ten verkoop brengen, dat wij op den sabbat, of op een anderen heiligen dag van hen niet zouden nemen; en dat wij het zevende jaar zouden vrij laten, mitsgaders allerhande bezwaarnis.
32為聖殿而奉獻的定例我們又為自己立下法規,各人每年要繳納四克銀子作我們 神的殿的經費,
32Voorts zetten wij ons geboden op, ons opleggende een derde deel van een sikkel in het jaar, tot den dienst van het huis onzes Gods;
33用來做陳設餅,常獻的素祭,常獻的燔祭,安息日、初一、定時的節期所獻的祭;又為了做各樣的聖物和為以色列人贖罪的贖罪祭,以及我們 神殿裡一切工作的費用。
33Tot het brood der toerichting, en het gedurig spijsoffer, en tot het gedurig brandoffer, der sabbatten, der nieuwe maanden, tot de gezette hoogtijden, en tot de heilige dingen, en tot de zondofferen, om verzoening te doen over Israel; en tot alle werk van het huis onzes Gods.
34我們(包括祭司、利未人和民眾)抽籤決定按照我們的宗族,每年在指定的時間把木柴奉到我們 神的殿,好照著律法上所寫的,燒在耶和華我們 神的壇上。
34Ook wierpen wij de loten, onder de priesters, de Levieten en het volk, over het offer van het hout, dat men brengen zou ten huize onzes Gods, naar het huis onzer vaderen, op bestemde tijden, jaar op jaar, om te branden op het altaar des HEEREN, onzes Gods, gelijk het in de wet geschreven is;
35又定下每年要把我們田地初熟的果子,各樣果樹上一切初熟的果子,都帶到耶和華的殿。
35Dat wij ook de eerstelingen onzes lands en de eerstelingen van alle vrucht van al het geboomte, jaar op jaar, zouden brengen ten huize des HEEREN;
36又要照著律法所寫的,把我們頭胎的兒子和牲畜,就是我們頭胎的牛羊,都帶到我們 神的殿,交給在我們 神的殿供職的祭司。
36En de eerstgeborenen onzer zonen en onzer beesten, gelijk het in de wet geschreven is; en dat wij de eerstgeborenen onzer runderen en onzer schapen zouden brengen ten huize onzes Gods, tot de priesteren, die in het huis onzes Gods dienen.
37並且把我們最好的麵粉和舉祭,各樣樹上的果子、新酒、新油,都帶給祭司,交到我們 神殿的倉庫;又要把我們田地出產的十分之一給利未人,利未人可以在我們所有城鎮的耕地收取十分之一的出產。
37En dat wij de eerstelingen onzes deegs, en onze hefofferen, en de vrucht aller bomen, most en olie, zouden brengen tot de priesteren, in de kameren van het huis onzes Gods, en de tienden onzes lands tot de Levieten; en dat dezelfde Levieten de tienden zouden hebben in alle steden onzer landbouwerij;
38利未人收取十分之一出產的時候,要有一個作祭司的亞倫的子孫與他們在一起;利未人要從這十分之一中,抽取十分之一奉到我們 神的殿,交到庫房的貯藏室。
38En dat er een priester, een zoon van Aaron, bij de Levieten zou zijn, als de Levieten de tienden ontvangen; en dat de Levieten de tienden zouden opbrengen ten huize onzes Gods, in de kameren van het schathuis.
39以色列人和利未人要把五穀、新酒、新油作舉祭,帶到貯存聖所器皿的貯藏室,就是供職的祭司、守門的和歌唱的居住的地方。我們決不會疏忽供應我們 神的殿。
39Want de kinderen Israels en de kinderen van Levi moeten hefoffer van koren, most en olie in die kameren brengen, omdat aldaar de vaten des heiligdoms zijn, en de priesteren, die dienen, en de poortiers, en de zangers; dat wij alzo het huis onzes Gods niet zouden verlaten.