1歌一首,大衛的詩。 神啊!我的心堅定;我要用我的靈(“靈”或譯:“榮耀”或“肝”;與16:9,30:12,57:8同)歌唱和頌讚。
1Een lied, een psalm van David.
2琴和瑟啊!你們都要醒過來;我也要喚醒黎明。
2O God! mijn hart is bereid; ik zal zingen en psalmzingen, ook mijn eer.
3耶和華啊!我要在萬民中稱謝你,在萬族中歌頌你。
3Waak op, gij luit en harp! ik zal in den dageraad opwaken.
4因為你的慈愛偉大,高及諸天;你的信實上達雲霄。
4Ik zal U loven onder de volken, o HEERE! en ik zal U psalmzingen onder de natien.
5 神啊!願你被尊崇,過於諸天;願你的榮耀遍及全地。
5Want Uw goedertierenheid is groot tot boven de hemelen, en Uw waarheid tot aan de bovenste wolken.
6求你用右手拯救我們,應允我們,使你喜愛的人得拯救。
6Verhef U, o God! boven de hemelen, en Uw eer over de ganse aarde.
7 神在自己的聖所(“ 神在自己的聖所”或譯:“ 神指著自己的聖潔”)說:“我必誇勝,我必分開示劍,我必量度疏割谷。
7Opdat Uw beminden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, en verhoor ons.
8基列是我的,瑪拿西是我的;以法蓮是我的頭盔;猶大是我的權杖,
8God heeft gesproken in Zijn heiligdom, dies zal ik van vreugde opspringen; ik zal Sichem delen, en het dal van Sukkoth zal ik afmeten.
9摩押是我的洗腳盆;我要向以東拋鞋,我要因戰勝非利士歡呼。”
9Gilead is mijn, Manasse is mijn, en Efraim is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever.
10誰能帶我進堅固城?誰能領我到以東地去呢?
10Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen; over Palestina zal ik juichen.
11 神啊!你不是把我們丟棄了嗎? 神啊!你不和我們的軍隊一同出戰嗎?
11Wie zal mij voeren in een vaste stad? Wie zal mij leiden tot in Edom?
12求你幫助我們抵擋敵人,因為人的援助是沒有用的。
12Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en Die niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten?
13我們靠著 神奮勇作戰,因為他必踐踏我們的敵人。
13Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid; want des mensen heil is ijdelheid. [ (Psalms 108:14) In God zullen wij kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders vertreden. ]