1大衛的詩,交給詩班長。我投靠耶和華,你們怎麼對我說:“你要像飛鳥逃到你的山上去。(本節在《馬索拉抄本》包括細字標題)
1Een psalm van David, voor den opperzangmeester. Ik betrouw op den HEERE; hoe zegt gijlieden tot mijn ziel: Zwerft henen naar ulieder gebergte, als een vogel?
2看哪!惡人的弓已經拉開,箭已經上弦,要從暗處射那心裡正直的人。
2Want ziet, de goddelozen spannen den boog, zij schikken hun pijlen op de pees, om in het donkere te schieten naar de oprechten van harte.
3根基既然毀壞,義人還能作甚麼呢?”
3Zekerlijk, de fondamenten worden omgestoten; wat heeft de rechtvaardige bedreven?
4耶和華在他的聖殿裡,耶和華的寶座在天上,他的眼睛觀看,他的目光察驗世人。
4De HEERE is in het paleis Zijner heiligheid, des HEEREN troon is in den hemel; Zijn ogen aanschouwen, Zijn oogleden proeven de mensenkinderen.
5耶和華試驗義人和惡人,他的心恨惡喜愛強暴的人。
5De HEERE proeft den rechtvaardige; maar den goddeloze, en dien, die geweld liefheeft, haat Zijn ziel.
6耶和華必使火炭落在惡人身上,烈火、硫磺和旱風是他們杯中的分。
6Hij zal op de goddelozen regenen strikken, vuur en zwavel; en een geweldige stormwind zal het deel huns bekers zijn.
7因為耶和華是公義的,他喜愛公義的行為,正直的人必得見他的面。
7Want de HEERE is rechtvaardig, Hij heeft gerechtigheden lief; Zijn aangezicht aanschouwt den oprechte.