1以色列人违背 神的恶果
1En de kinderen Israels voeren voort te doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN; zo gaf de HEERE hen in de hand der Filistijnen veertig jaren.
2预告参孙出生那时有一个琐拉人,是属于但支派的,名叫玛挪亚;他的妻子不能生育,没有孩子。
2En er was een man van Zora, uit het geslacht van een Daniet, wiens naam was Manoach; en zijn huisvrouw was onvruchtbaar en baarde niet.
3耶和华的使者向那妇人显现,对她说:“你向来不能生育,没有孩子,现在你必要怀孕,生一个儿子。
3En een Engel des HEEREN verscheen aan deze vrouw, en Hij zeide tot haar: Zie nu, gij zijt onvruchtbaar, en hebt niet gebaard; maar gij zult zwanger worden, en een zoon baren.
4现在你要谨慎,清酒或烈酒都不可喝,各样不洁的东西也不可吃。
4Zo wacht u toch nu, en drink geen wijn noch sterken drank, en eet niets onreins.
5看哪!你必怀孕,生一个儿子;不可用剃刀剃他的头,这孩子从在母腹开始就归 神作拿细耳人;他必拯救以色列人脱离非利士人的手。”
5Want zie, gij zult zwanger worden, en een zoon baren, op wiens hoofd geen scheermes zal komen; want dat knechtje zal een Nazireer Gods zijn, van moeders buik af; en hij zal beginnen Israel te verlossen uit der Filistijnen hand.
6妇人就回去,告诉她的丈夫说:“有一位神人到我这里来,他的容貌像 神使者的容貌,非常可畏,我没有问他从哪里来,他也没有告诉我他的名字。
6Toen kwam deze vrouw in, en sprak tot haar man, zeggende: Er kwam een Man Gods tot mij, Wiens aangezicht was als het aangezicht van een Engel Gods, zeer vreselijk; en ik vraagde Hem niet, van waar Hij was, en Zijn naam gaf Hij mij niet te kennen.
7他对我说:‘你必要怀孕,生一个儿子;现在清酒或烈酒你都不可喝,各样不洁的东西你也不可吃,因为这孩子从在母腹开始,一直到死,都必归耶和华作拿细耳人。’”
7Maar Hij zeide tot mij: Zie, gij zult zwanger worden, en een zoon baren; zo drink nu geen wijn noch sterken drank, en eet niets onreins; want dat knechtje zal een Nazireer Gods zijn, van moeders buik af tot op de dag zijns doods.
8玛挪亚就恳求耶和华,说:“啊,主啊,求你叫你派来的神人再到我们这里吧!好指教我们要怎样对待将要生下来的孩子。”
8Toen aanbad Manoach den HEERE vuriglijk, en zeide: Och, HEERE! dat toch de Man Gods, Dien Gij gezonden hebt, weder tot ons kome, en ons lere, wat wij dat knechtje doen zullen, dat geboren zal worden.
9 神听了玛挪亚的声音。妇人正坐在田间的时候, 神的使者又来到她那里,她的丈夫玛挪亚却没有与她在一起。
9En God verhoorde de stem van Manoach; en de Engel Gods kwam wederom tot de vrouw. Zij nu zat in het veld, doch haar man Manoach was niet bij haar.
10妇人急忙跑去告诉丈夫,对他说:“那天到我这里来的那人,又向我显现了。”
10Zo haastte de vrouw, en liep, en gaf het haar man te kennen; en zij zeide tot hem: Zie, die Man is mij verschenen, Welke op dien dag tot mij kwam.
11玛挪亚起来,跟着他的妻子出去,来到那人跟前,问他:“你就是向这个妇人说过话的人吗?”他回答:“我就是。”
11Toen stond Manoach op, en ging zijn huisvrouw na; en hij kwam tot dien Man, en zeide tot Hem: Zijt gij die Man, Dewelke tot deze vrouw gesproken hebt? En Hij zeide: Ik ben het.
12玛挪亚说:“你的话应验的时候,这孩子的生活方式怎样?他要作什么呢?”
12Toen zeide Manoach: Nu, dat Uw woorden komen; maar wat zal des knechtjes wijze en zijn werk zijn?
13耶和华的使者对玛挪亚说:“我对妇人所说的一切话,她都要谨守。
13En de Engel des HEEREN zeide tot Manoach: Van alles, wat Ik tot de vrouw gezegd heb, zal zij zich wachten.
14从葡萄树所产的,她都不可吃;清酒或烈酒,她都不可喝;各样不洁的东西,她也不可吃;我吩咐她的,她都要谨守。”
14Zij zal niet eten van iets, dat van de wijnstok des wijns voortkomt; en wijn en sterke drank zal zij niet drinken, noch iets onreins eten; al wat Ik haar geboden heb, zal zij onderhouden.
15玛挪亚对耶和华的使者说:“请留下,好让我为你预备一只山羊羔。”
15Toen zeide Manoach tot den Engel des HEEREN: Laat ons U toch ophouden, en een geitenbokje voor Uw aangezicht bereiden.
16耶和华的使者对玛挪亚说:“你虽然要我留下,我却不吃你的食物;如果你预备燔祭,就当献给耶和华。”原来玛挪亚还不知道他是耶和华的使者。
16Maar de Engel des HEEREN zeide tot Manoach: Indien gij Mij zult ophouden, Ik zal van uw brood niet eten; en indien gij een brandoffer zult doen, dat zult gij den HEERE offeren. Want Manoach wist niet, dat het een Engel des HEEREN was.
17玛挪亚问耶和华的使者:“你叫什么名字?到你的话应验的时候,我们好把尊荣归你。”
17En Manoach zeide tot den Engel des HEEREN: Wat is Uw naam, opdat wij U vereren, wanneer Uw woord zal komen.
18耶和华的使者对他说:“你为什么问我的名字呢?我的名是奇妙的。”
18En de Engel des HEEREN zeide tot hem: Waarom vraagt gij dus naar Mijn naam? Die is toch Wonderlijk.
19玛挪亚取了一只山羊羔和素祭,在磐石上献与那行奇事的耶和华;玛挪亚和他的妻子一直在观看。
19Toen nam Manoach een geitenbokje, en het spijsoffer, en offerde het op den rotssteen, den HEERE. En Hij handelde wonderlijk in Zijn doen; en Manoach en zijn huisvrouw zagen toe.
20火焰从祭坛上往天升起的时候,耶和华的使者在祭坛上的火焰中也升上去了;玛挪亚和他的妻子看见了,就俯伏在地。
20En het geschiedde, als de vlam van het altaar opvoer naar den hemel, zo voer de Engel des HEEREN op in de vlam des altaars. Als Manoach en zijn huisvrouw dat zagen, zo vielen zij op hun aangezichten ter aarde.
21耶和华的使者没有再向玛挪亚和他的妻子显现,那时玛挪亚才知道他是耶和华的使者。
21En de Engel des HEEREN verscheen niet meer aan Manoach, en aan zijn huisvrouw. Toen bekende Manoach, dat het een Engel des HEEREN was.
22玛挪亚对他的妻子说:“我们必定要死,因为我们看见了 神。”
22En Manoach zeide tot zijn huisvrouw: Wij zullen zekerlijk sterven, omdat wij God gezien hebben.
23他的妻子却对他说:“如果耶和华有意要杀我们,就必不从我们的手里接纳燔祭和素祭,也必不会把这一切事指示我们,更不会在这个时候向我们宣布这些事啊。”
23Maar zijn huisvrouw zeide tot hem: Zo de HEERE lust had ons te doden, Hij had het brandoffer en spijsoffer van onze hand niet aangenomen, noch ons dit alles getoond, noch ons om dezen tijd laten horen, zulks als dit is.
24后来那妇人生了一个儿子,她就给他起名叫参孙;孩子渐渐长大了,耶和华赐福给他。
24Daarna baarde deze vrouw een zoon, en zij noemde zijn naam Simson; en dat knechtje werd groot, en de HEERE zegende het.
25在玛哈尼.但(“玛哈尼.但”意即“但的军营”),就是在琐拉和以实陶中间,耶和华的灵开始感动参孙。
25En de Geest des HEEREN begon hem bij wijlen te drijven in het leger van Dan, tussen Zora en tussen Esthaol.