Czech BKR

Dutch Staten Vertaling

Hosea

6

1V úzkosti své ráno hledati mne budou: Poďte, a navraťme se k Hospodinu; nebo on uchvátil a zhojí nás, ubil a uvíže rány naše.
1Komt en laat ons wederkeren tot den HEERE, want Hij heeft verscheurd, en Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, en Hij zal ons verbinden.
2Obživí nás po dvou dnech, dne třetího vzkřísí nás, a budeme živi před oblíčejem jeho,
2Hij zal ons na twee dagen levend maken; op den derden dag zal Hij ons doen verrijzen, en wij zullen voor Zijn aangezicht leven.
3Tak abychom znajíce Hospodina, více poznávati se snažovali; nebo jako jitřní svitání jest vycházení jeho, a přijde nám jako déšť jarní a podzimní na zemi.
3Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen, om den HEERE te kennen; Zijn uitgang is bereid als de dageraad; en Hij zal tot ons komen als een regen, als de spade regen en vroege regen des lands.
4Což mám činiti s tebou, ó Efraime? Což mám činiti s tebou, ó Judo, ano vaše dobrota jest jako oblak ranní, a jako rosa jitřní pomíjející?
4Wat zal Ik u doen, o Efraim! wat zal Ik u doen, o Juda! dewijl uw weldadigheid is als een morgenwolk, en als een vroegkomende dauw, die henengaat.
5Protož otesával jsem skrze proroky, zbil jsem je řečmi úst svých, aby soudů tvých světlo vzešlo.
5Daarom heb Ik hen behouwen door de profeten; Ik heb ze gedood door de redenen Mijns monds; en uw oordelen zullen voortkomen aan het licht.
6Nebo milosrdenství oblibuji a ne obět, a známost Boha více než zápaly.
6Want Ik heb lust tot weldadigheid, en niet tot offer; en tot de kennis Gods, meer dan tot brandofferen.
7Ale oni smlouvu mou jako lidskou přestoupili, a tu se mi zpronevěřili.
7Maar zij hebben het verbond overtreden als Adam; daar hebben zij trouwelooslijk tegen Mij gehandeld.
8Galád město činitelů nepravosti, plné šlepějí krvavých.
8Gilead is een stad van werkers der ongerechtigheid; zij is betreden van bloed.
9Rota pak kněžstva jsou jako lotři, kteříž na někoho čekají na cestě, kudyž se jde do Sichem; nebo zúmyslnou nešlechetnost páší.
9Gelijk de benden der straatschenders op iemand wachten, alzo is het gezelschap der priesteren; zij moorden op den weg naar Sichem, waarlijk, zij doen schandelijke daden.
10V domě Izraelském vidím hroznou věc: Tam smilstvím Efraimovým poškvrňuje se Izrael.
10Ik zie een afschuwelijke zaak in het huis Israels; aldaar is Efraims hoererij, Israel is verontreinigd.
11Ano i u tebe, ó Judo, vsadil rouby, když jsem já zase vedl zajatý lid svůj.
11Ook heeft hij u, o Juda! een oogst gezet, als Ik de gevangenen Mijns volks wederbracht.