1En op den eersten dag der week ging Maria Magdalena vroeg, als het nog duister was, naar het graf; en zag den steen van het graf weggenomen.
1耶稣复活(太28:1-8;可16:1-8;路24:1-10)
2Zij liep dan, en kwam tot Simon Petrus en tot den anderen discipel, welken Jezus liefhad, en zeide tot hen: Zij hebben den Heere weggenomen uit het graf, en wij weten niet, waar zij Hem gelegd hebben.
2她就跑去见西门.彼得,和耶稣所爱的那个门徒,对他们说:“有人把主从坟墓里搬走了,我们不知道他们把他放在哪里。”
3Petrus dan ging uit, en de andere discipel, en zij kwamen tot het graf.
3彼得和那门徒就动身,到坟墓那里去。
4En deze twee liepen tegelijk; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam eerst tot het graf.
4两个人一齐跑,那门徒比彼得跑得快,先到了坟墓,
5En als hij nederbukte, zag hij de doeken liggen; nochtans ging hij er niet in.
5屈身向里面观看,看见细麻布还在那里,但他却没有进去。
6Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging in het graf, en zag de doeken liggen.
6西门.彼得随后也到了;他进入坟墓,看见细麻布还放在那里,
7En den zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen, maar in het bijzonder in een andere plaats samengerold.
7也看见耶稣的裹头巾,没有和细麻布放在一起,而是卷着放在一边。
8Toen ging dan ook de andere discipel er in, die eerst tot het graf gekomen was, en zag het, en geloofde.
8那时,先到坟墓的那门徒也进去,他看见,就信了。
9Want zij wisten nog de Schrift niet, dat Hij van de doden moest opstaan.
9他们还不明白经上所说“他必须从死人中复活”这句话的意思。
10De discipelen dan gingen wederom naar huis.
10于是两个门徒就回家去了。
11En Maria stond buiten bij het graf, wenende. Als zij dan weende, bukte zij in het graf;
11向抹大拉的马利亚显现(太28:9-10;可16:9-11)马利亚站在坟墓外面哭泣。她哭的时候,屈身往里面观看,
12En zag twee engelen in witte klederen zitten, een aan het hoofd, en een aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen had.
12看见两个身穿白衣的天使,坐在安放耶稣身体的地方,一个在头那边,一个在脚那边。
13En die zeiden tot haar: Vrouw! wat weent gij? Zij zeide tot hen: Omdat zij mijn Heere weggenomen hebben, en ik weet niet, waar zij Hem gelegd hebben.
13天使问她:“妇人,你为什么哭?”她说:“有人把我的主搬走了,我不知道他们把他放在哪里。”
14En als zij dit gezegd had, keerde zij zich achterwaarts, en zag Jezus staan, en zij wist niet, dat het Jezus was.
14马利亚说了这话,就转过身来,看见耶稣站在那里,却不知道他就是耶稣。
15Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat weent gij? Wien zoekt gij? Zij, menende, dat het de hovenier was, zeide tot Hem: Heere, zo gij Hem weg gedragen hebt, zeg mij, waar gij Hem gelegd hebt, en ik zal Hem wegnemen.
15耶稣对她说:“妇人,你为什么哭?你找谁呢?”马利亚以为耶稣是园丁,就对他说:“先生,如果是你把他挪去了,请告诉我你把他放在什么地方,我好去搬回来。”
16Jezus zeide tot haar: Maria! Zij, zich omkerende, zeide tot Hem: Rabbouni, hetwelk is gezegd: Meester.
16耶稣对她说:“马利亚!”她转过身来,用希伯来话对他说:“拉波尼!”(就是“老师”的意思。)
17Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vare op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God.
17耶稣说:“你不要拉住我,因为我还没有上去见父。你要到我的弟兄们那里去,告诉他们我要上去见我的父,也是你们的父;见我的 神,也是你们的 神。”
18Maria Magdalena ging en boodschapte den discipelen, dat zij den Heere gezien had, en dat Hij haar dit gezegd had.
18抹大拉的马利亚就去,向门徒报信说:“我已经看见主了!”她又把主对她所说的话告诉他们。
19Als het dan avond was, op denzelven eersten dag der week, en als de deuren gesloten waren, waar de discipelen vergaderd waren om de vreze der Joden, kwam Jezus en stond in het midden, en zeide tot hen: Vrede zij ulieden!
19向门徒显现(太28:16-20;可16:14-18;路24:36-49)礼拜日黄昏的时候,门徒聚在一起,因为怕犹太人,就把门户都关上。耶稣来了,站在他们中间,说:“愿你们平安。”
20En dit gezegd hebbende, toonde Hij hun Zijn handen en Zijn zijde. De discipelen dan werden verblijd, als zij den Heere zagen.
20说了这话,就把手和肋旁给他们看。门徒看见主,就欢喜了。
21Jezus dan zeide wederom tot hen: Vrede zij ulieden, gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zende Ik ook ulieden.
21耶稣又对他们说:“愿你们平安。父怎样差遣了我,我也怎样差遣你们。”
22En als Hij dit gezegd had, blies Hij op hen, en zeide tot hen: Ontvangt den Heiligen Geest.
22说了这话,就向他们吹一口气,说:“你们领受圣灵吧!
23Zo gij iemands zonden vergeeft, dien worden zij vergeven; zo gij iemands zonden houdt, dien zijn zij gehouden.
23你们赦免谁的罪,谁的罪就得赦免;你们不赦免谁的罪,谁的罪就不得赦免。”
24En Thomas, een van de twaalven, gezegd Didymus, was met hen niet, toen Jezus daar kwam.
24耶稣向疑惑的多马显现十二个门徒中,有一个称为“双生子”的多马。耶稣来的时候,他没有和门徒在一起。
25De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben den Heere gezien. Doch hij zeide tot hen: Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagelen, en mijn vinger steke in het teken der nagelen, en steke mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins geloven.
25其他的门徒对他说:“我们已经见过主了。”多马对他们说:“除非我亲眼看见他手上的钉痕,用我的指头探入那钉痕,又用我的手探入他的肋旁,我决不相信。”
26En na acht dagen waren Zijn discipelen wederom binnen, en Thomas met hen; en Jezus kwam, als de deuren gesloten waren, en stond in het midden, en zeide: Vrede zij ulieden!
26过了八天,门徒又在屋子里,多马也和他们在一起。门户都关上了。耶稣来了,站在他们中间,说:“愿你们平安。”
27Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand, en steek ze in Mijn zijde; en zijt niet ongelovig, maar gelovig.
27然后对多马说:“把你的指头放在这里,看看我的手吧!伸出你的手来,探探我的肋旁!不要疑惑,只要信!”
28En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn God!
28多马对他说:“我的主!我的 神!”
29Jezus zeide tot hem: Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, zo hebt gij geloofd; zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben, en nochtans zullen geloofd hebben.
29耶稣说:“你因为看见我才信吗?那些没有看见就信的人,是有福的。”
30Jezus dan heeft nog wel vele andere tekenen in de tegenwoordigheid Zijner discipelen gedaan, die niet zijn geschreven in dit boek;
30本书是要人信耶稣得生命耶稣在门徒面前还行了许多别的神迹,没有记在这书上。
31Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zone Gods; en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam.
31但把这些事记下来,是要你们信耶稣是基督,是 神的儿子,并且使你们信了,可以因他的名得生命。