1En het geschiedde, toen Hij in een zekere plaats was biddende, als Hij ophield, dat een van Zijn discipelen tot Hem zeide: Heere, leer ons bidden, gelijk ook Johannes zijn discipelen geleerd heeft.
1祈求就必得着(太6:9-13,7:7-11)
2En Hij zeide tot hen: Wanneer gij bidt, zo zegt: Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.
2耶稣说:“你们祷告的时候,要说:‘父啊,愿你的名被尊为圣,愿你的国降临(有些抄本在此有“愿你的旨意行在地上,如同行在天上”一句);
3Geef ons elken dag ons dagelijks brood.
3我们需用的食物,求你每天赐给我们;
4En vergeef ons onze zonden; want ook wij vergeven aan een iegelijk, die ons schuldig is. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.
4赦免我们的罪,因为我们也饶恕所有亏负我们的人;不要让我们陷入试探(有些抄本在此有“救我们脱离那恶者”一句)。’”
5En Hij zeide tot hen: Wie van u zal een vriend hebben, en zal ter middernacht tot hem gaan, en tot hem zeggen: Vriend! leen mij drie broden;
5耶稣又对他们说:“你们当中,谁有朋友半夜去找他,说:‘请你借给我三个饼,
6Overmits mijn vriend van de reis tot mij gekomen is, en ik heb niet, dat ik hem voorzette;
6因为我有一个朋友旅行来到我这里,我没有什么可以招待他。’
7En dat die van binnen, antwoordende, zou zeggen: Doe mij geen moeite aan; de deur is nu gesloten, en mijn kinderen zijn met mij in de slaapkamer; ik kan niet opstaan, om u te geven.
7而他却在里面回答:‘不要麻烦我,门已经关好了,孩子也跟我在床上了,我不能起来拿给你。’
8Ik zeg ulieden: Hoewel hij niet zou opstaan en hem geven, omdat hij zijn vriend is, nochtans om zijner onbeschaamdheid wil, zal hij opstaan, en hem geven zoveel als hij er behoeft.
8我告诉你们,即使不因为他是朋友而起来给他,也会因为他厚颜地直求,而起来照他所需要的给他。
9En Ik zeg ulieden: Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden.
9我又告诉你们,你们祈求,就给你们;寻找,就寻见;叩门,就给你们开门。
10Want een iegelijk, die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, dien zal opengedaan worden.
10因为所有祈求的就得着,寻找的就寻见,叩门的就给他开门。
11En wat vader onder u, dien de zoon om brood bidt, zal hem een steen geven, of ook om een vis, zal hem voor een vis een slang geven?
11你们中间作父亲的,哪有儿子求鱼,反拿蛇给他呢?
12Of zo hij ook om een ei zou bidden, zal hij hem een schorpioen geven?
12或求鸡蛋,反给他蝎子呢?
13Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader den Heiligen Geest geven dengenen, die Hem bidden?
13你们虽然不好,尚且知道把好东西给自己的儿女,何况天父,岂不更把圣灵赐给求他的人吗?”
14En Hij wierp een duivel uit, en die was stom. En het geschiedde, als de duivel uitgevaren was, dat de stomme sprak; en de scharen verwonderden zich.
14耶稣靠 神的能力赶鬼(太12:22-30;可3:22-27)耶稣赶出一个哑巴鬼,鬼既出去,哑巴就说起话来,众人都希奇。
15Maar sommigen van hen zeiden: Hij werpt de duivelen uit door Beelzebul, den overste der duivelen.
15有人说:“他靠鬼王别西卜赶鬼。”
16En anderen, Hem verzoekende, begeerden van Hem een teken uit den hemel.
16又有人试探他,向他求一个从天上来的神迹。
17Maar Hij, kennende hun gedachten, zeide tot hen: Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt verwoest; en een huis, tegen zichzelf verdeeld zijnde, valt.
17耶稣知道他们的心意,就对他们说:“如果一个国家自相纷争,就必定荒凉;如果一个家庭自相为敌,就必然败落。
18Indien nu ook de satan tegen zichzelven verdeeld is, hoe zal zijn rijk bestaan? Dewijl gij zegt, dat Ik door Beelzebul de duivelen uitwerp.
18如果撒但自相纷争,他的国怎能站立得住呢?你们说我靠别西卜赶鬼,
19En indien Ik door Beelzebul de duivelen uitwerp, door wien werpen ze uw zonen uit? Daarom zullen dezen uw rechters zijn.
19我若靠别西卜赶鬼,你们的子孙赶鬼又靠谁呢?因此,他们必要作你们的审判官。
20Maar indien Ik door den vinger Gods de duivelen uitwerp, zo is dan het Koninkrijk Gods tot u gekomen.
20我若靠 神的能力赶鬼,这就是 神的国临到你们了。
21Wanneer een sterke gewapende zijn hof bewaart, zo is al wat hij heeft in vrede.
21一个壮汉拿着武器,看守自己的家园,他的家财就平安无事。
22Maar als een daarover komt, die sterker is dan hij, en hem overwint, die neemt zijn gehele wapenrusting, daar hij op vertrouwde, en deelt zijn roof uit.
22但是一个比他更强的人来了,胜过了他,夺去他所倚靠的武器,就把他的家财当作掠物分了。
23Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit.
23不站在我这一边的就是反对我的;不跟从一起收聚的就是分散的。
24Wanneer de onreine geest van den mens uitgevaren is, zo gaat hij door dorre plaatsen, zoekende rust; en die niet vindende, zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn huis, daar ik uitgevaren ben.
24污灵去而复返的教训(太12:43-45)“一个污灵离开了一个人,走遍干旱之地,寻找栖身的地方,却没有找到,就说:‘我要回到我从前离开了的那房子。’
25En komende, vindt hij het met bezemen gekeerd en versierd.
25到了之后,看见里面已经打扫干净,粉饰好了,
26Dan gaat hij heen, en neemt met zich zeven anderen geesten, bozer dan hij zelf is, en ingegaan zijnde, wonen zij aldaar; en het laatste van dien mens wordt erger dan het eerste.
26他就去带了另外七个比自己更恶的污灵来,进去住在那里;那人后来的情况,比以前更坏了。”
27En het geschiedde, als Hij deze dingen sprak, dat een zekere vrouw, de stem verheffende uit de schare, tot Hem zeide: Zalig is de buik, die U gedragen heeft, en de borsten, die Gij hebt gezogen.
27约拿的神迹(太12:39-42)耶稣正说这些话的时候,群众中有一个女人高声对他说:“怀你胎的和哺养你的有福了!”
28Maar Hij zeide: Ja, zalig zijn degenen, die het Woord Gods horen, en hetzelve bewaren.
28他说:“是的,却还不如听 神的道而遵守的人有福。”
29En als de scharen dicht bijeenvergaderden, begon Hij te zeggen: Dit is een boos geslacht; het verzoekt een teken, en hetzelve zal geen teken gegeven worden, dan het teken van Jonas, den profeet.
29众人聚集的时候,耶稣就说:“这世代是个邪恶的世代。这世代寻求神迹,可是除了约拿的神迹以外,再没有神迹给他们了。
30Want gelijk Jonas den Ninevieten een teken geweest is, alzo zal ook de Zoon des mensen zijn dezen geslachte.
30约拿怎样成了尼尼微人的神迹,人子也照样成为这个世代的神迹。
31De koningin van het Zuiden zal opstaan in het oordeel met de mannen van dit geslacht, en zal ze veroordelen; want zij is gekomen van de einden der aarde, om te horen de wijsheid van Salomo; en ziet, meer dan Salomo is hier.
31审判的时候,南方的女王要和这世代的人一同起来,她要定他们的罪,因为她从地极来到,要听所罗门智慧的话。你看,这里有一位是比所罗门更大的。
32De mannen van Nineve, zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht, en zullen hetzelve veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jonas; en ziet, meer dan Jonas is hier!
32审判的时候,尼尼微人要和这世代的人一同起来,他们要定这个世代的罪,因为尼尼微人听了约拿所传的就悔改了。你看,这里有一位是比约拿更大的。
33En niemand, die een kaars ontsteekt, zet die in het verborgen, noch onder een koornmaat, maar op een kandelaar, opdat degenen, die inkomen, het licht zien mogen.
33里面的光(太5:15,6:22-23)“没有人点了灯,把它放在地窖里,或量器底下,却放在灯台上,叫进来的人看得见光。
34De kaars des lichaams is het oog: wanneer dan uw oog eenvoudig is, zo is ook uw gehele lichaam verlicht; maar zo het boos is, zo is ook uw gehele lichaam duister.
34你的眼睛就是你身体的灯,你的眼睛健全,全身就明亮;如果不健全,全身就黑暗。
35Zie dan toe, dat niet het licht, hetwelk in u is, duisternis zij.
35所以要谨慎,免得你里面的光黑暗了。
36Indien dan uw lichaam geheel verlicht is, niet hebbende enig deel, dat duister is, zo zal het geheel verlicht zijn, gelijk wanneer de kaars met het schijnsel u verlicht.
36你若全身明亮,没有一点黑暗,你就完全明亮,好像明亮的灯光照你一样。”
37Als Hij nu dit sprak, bad Hem een zeker Farizeer, dat Hij bij hem het middagmaal wilde eten; en ingegaan zijnde, zat Hij aan.
37法利赛人和律法师有祸了(太23:1-36;可12:38-40)耶稣说话的时候,有一个法利赛人请耶稣和他一起吃饭;他就进去坐席。
38En de Farizeer, dat ziende, verwonderde zich, dat Hij niet eerst, voor het middagmaal, Zich gewassen had.
38这个法利赛人见耶稣吃饭之前不洗手,觉得奇怪。
39En de Heere zeide tot hem: Nu gij Farizeen, gij reinigt het buitenste des drinkbekers en des schotels; maar het binnenste van u is vol van roof en boosheid.
39主对他说:“你们法利赛人把杯盘的外面洗净,但你们里面却充满了抢夺和邪恶。
40Gij onverstandigen! Die het buitenste heeft gemaakt, heeft Hij ook niet het binnenste gemaakt?
40无知的人哪,那造外面的,不也造里面吗?
41Doch geeft tot aalmoes, hetgeen daarin is; en ziet, alles is u rein.
41只要把里面的施舍出去,你们的一切就都洁净了。
42Maar wee u, Farizeen, want gij vertient munte, en ruite, en alle moeskruid, en gij gaat voorbij het oordeel en de liefde Gods. Dit moest men doen, en het andere niet nalaten.
42然而你们法利赛人有祸了!因为你们把薄荷、茴香和各样菜蔬献上十分之一,却把公义和爱 神的事疏忽了;这些是你们应当作的,但其他的也不可疏忽。
43Wee u, Farizeen, want gij bemint het voorgestoelte in de synagogen, en de begroetingen op de markten.
43你们法利赛人有祸了!因为你们喜爱会堂里的高位和人在巿中心的问安。
44Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij zijt gelijk de graven, die niet openbaar zijn, en de mensen, die daarover wandelen, weten het niet.
44你们有祸了!因为你们好像不显露的坟墓,走在上面的人并不知道。”
45En een van de wetgeleerden, antwoordende, zeide tot Hem: Meester! als Gij deze dingen zegt, zo doet Gij ook ons smaadheid aan.
45律法师中有一个回答他:“老师,你这样说,把我们也侮辱了!”
46Doch Hij zeide: Wee ook u, wetgeleerden! want gij belast de mensen met lasten, zwaar om te dragen, en zelven raakt gij die lasten niet aan met een van uw vingeren.
46耶稣说:“你们律法师也有祸了,因为你们把难担的担子叫人担,自己连一个指头也不动。
47Wee u, want gij bouwt de graven der profeten, en uw vaders hebben dezelve gedood.
47你们有祸了!因为你们修造先知的坟墓,而那些先知正是你们祖先所杀的,
48Zo getuigt gij dan, dat gij mede behagen hebt aan de werken uwer vaderen; want zij hebben ze gedood, en gij bouwt hun graven.
48这样,你们就成了证人,对你们祖先的作为表示同意;他们杀害先知,你们修造先知的坟墓。
49Waarom ook de wijsheid Gods zegt: Ik zal profeten en apostelen tot hen zenden, en van die zullen zij sommigen doden, en sommigen zullen zij uitjagen;
49所以, 神的智慧说:‘我要差遣先知和使徒到他们那里去,有的他们要杀害,有的他们要迫害,
50Opdat van dit geslacht afgeeist worde het bloed van al de profeten, dat vergoten is van de grondlegging der wereld af.
50为要使创世以来众先知所流的血,从亚伯的血起,直到在祭坛和圣所之间受害的撒迦利亚的血为止,都向这一代追讨。’是的,我告诉你们,都要向这一代追讨。
51Van het bloed van Abel, tot het bloed van Zacharia, die gedood is tussen het altaar en het huis Gods; ja, zeg Ik u, het zal afgeeist worden van dit geslacht!
51
52Wee u, gij wetgeleerden, want gij hebt den sleutel der kennis weggenomen; gijzelven zijt niet ingegaan, en die ingingen, hebt gij verhinderd.
52你们律法师有祸了!因为你们拿去知识的钥匙,自己不进去,又阻止要进去的人。”
53En als Hij deze dingen tot hen zeide, begonnen de Schriftgeleerden en Farizeen hard aan te houden, en Hem van vele dingen te doen spreken;
53耶稣从那里出来,经学家和法利赛人非常敌视他,质问他很多问题,
54Hem lagen leggende, en zoekende iets uit Zijn mond te bejagen, opdat zij Hem beschuldigen mochten.
54等机会从他的口中找把柄。