1En na sommige dagen is Hij wederom binnen Kapernaum gekomen; en het werd gehoord, dat Hij in huis was.
1治好瘫子(太9:1-8;路5:18-26)
2En terstond vergaderden daar velen, alzo dat ook zelfs de plaatsen omtrent de deur hen niet meer konden bevatten; en Hij sprak het woord tot hen.
2许多人就都来聚集,甚至连门前都没有地方了,耶稣就对他们讲道。
3En er kwamen sommigen tot Hem, brengende een geraakte, die van vier gedragen werd.
3那时有人把一个瘫子带到耶稣那里,是由四个人抬来的。
4En niet kunnende tot Hem genaken, overmits de schare, ontdekten zij het dak, waar Hij was; en dat opgebroken hebbende, lieten zij het beddeken neder, daar de geraakte op lag.
4因为人挤,不能带到他面前,就对着耶稣所在的地方,拆去房顶;拆通了,就把瘫子连人带褥子缒了下去。
5En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon, uw zonden zijn u vergeven.
5耶稣看见他们的信心,就对瘫子说:“孩子,你的罪赦了。”
6En sommigen van de Schriftgeleerden zaten aldaar, en overdachten in hun harten:
6当时有几个经学家也坐在那里,心里议论说:
7Wat spreekt Deze aldus gods lasteringen? Wie kan de zonden vergeven, dan alleen God?
7“这个人为什么这样说话?他说僭妄的话了。除了 神一位以外,谁能赦罪呢?”
8En Jezus, terstond in Zijn geest bekennende, dat zij alzo in zichzelven overdachten, zeide tot hen: Wat overdenkt gij deze dingen in uw harten?
8耶稣心里立刻知道他们这样议论,就对他们说:“你们心里为什么议论这事?
9Wat is lichter, te zeggen tot den geraakte: De zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op, en neem uw beddeken op, en wandel?
9对瘫子说‘你的罪赦了’,或说‘起来,拿着你的褥子走’,哪一样容易呢?
10Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft, om de zonden op de aarde te vergeven (zeide Hij tot den geraakte):
10然而为了要你们知道人子在地上有赦罪的权柄,(他就对瘫子说:)
11Ik zeg u: Sta op, en neem uw beddeken op, en ga heen naar uw huis.
11我吩咐你,起来,拿起你的褥子,回家去吧。”
12En terstond stond hij op, en het beddeken opgenomen hebbende, ging hij uit in aller tegenwoordigheid; zodat zij zich allen ontzetten en verheerlijkten God, zeggende: Wij hebben nooit zulks gezien!
12那人就起来,立刻拿着褥子,当众出去了。众人都非常惊奇,颂赞 神,说:“我们从来没有见过这样的事。”
13En Hij ging wederom uit naar de zee; en de gehele schare kwam tot Hem, en Hij leerde hen.
13呼召利未(太9:9-13;路5:27-32)耶稣又出去,到了加利利海边;众人都到他面前来,他就教导他们。
14En voorbijgaande zag Hij Levi, den zoon van Alfeus, zitten in het tolhuis, en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem.
14他往前走的时候,看见亚勒腓的儿子利未坐在税关那里,就对他说:“来跟从我!”他就起来跟从了耶稣。
15En het geschiedde, als Hij aanzat in deszelfs huis, dat ook vele tollenaren en zondaren aanzaten met Jezus en Zijn discipelen; want zij waren velen, en waren Hem gevolgd.
15后来耶稣在利未家里吃饭,有很多税吏和罪人也来与他和门徒一起吃饭;因为这样的人很多,并且他们已经跟随了耶稣。
16En de Schriftgeleerden en de Farizeen, ziende Hem eten met de tollenaren en zondaren, zeiden tot Zijn discipelen: Wat is het, dat Hij met de tollenaren en zondaren eet en drinkt?
16法利赛派的经学家,看见耶稣与罪人和税吏一起吃饭,就对耶稣的门徒说:“他跟税吏和罪人一起吃饭吗?”
17En Jezus, dat horende, zeide tot hen: Die gezond zijn, hebben de medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn. Ik ben niet gekomen, om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering.
17耶稣听见了,就对他们说:“健康的人不需要医生,有病的人才需要;我来不是要召义人,而是要召罪人。”
18En de discipelen van Johannes en der Farizeen vastten; en zij kwamen en zeiden tot Hem: Waarom vasten de discipelen van Johannes en der Farizeen, en Uw discipelen vasten niet?
18新旧的比喻(太9:14-17;路5:33-38)约翰的门徒和法利赛人正在禁食,有人来问耶稣说:“为什么约翰的门徒和法利赛人的门徒常常禁食,你的门徒却不禁食呢?”
19En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen vasten, terwijl de Bruidegom bij hen is? Zo langen tijd zij den Bruidegom bij zich hebben, kunnen zij niet vasten.
19耶稣回答:“新郎跟宾客在一起的时候,宾客怎能禁食呢?只要新郎还在,就不能禁食。
20Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en alsdan zullen zij vasten in dezelven dagen.
20但日子到了,新郎要被取去,离开他们,那一天他们就要禁食了。
21En niemand naait een lap ongevold laken op een oud kleed; anders scheurt deszelfs nieuwe aangenaaide lap iets af van het oude kleed, en er wordt een ergere scheur.
21没有人会把一块新布缝在旧衣服上,如果这样,新的布就会把旧衣服扯破,裂开的地方就更大了。
22En niemand doet nieuwen wijn in oude lederzakken; anders doet de nieuwe wijn de leder zakken bersten en de wijn wordt uitgestort, en de leder zakken verderven; maar nieuwen wijn moet men in nieuwe leder zakken doen.
22也没有人会把新酒装在旧皮袋里,如果这样,酒就会把皮袋胀破,酒和皮袋都损坏了;新酒总该装在新皮袋里。”
23En het geschiedde, dat Hij op een sabbatdag door het gezaaide ging, en Zijn discipelen begonnen, al gaande, aren te plukken.
23安息日的主(太12:1-8;路6:1-5)有一次,在安息日,耶稣从麦田经过,他的门徒一面走路,一面摘麦穗。
24En de Farizeen zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op den sabbatdag, wat niet geoorloofd is?
24法利赛人对耶稣说:“你看,他们为什么作安息日不可作的事?”
25En Hij zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen, wat David gedaan heeft, als hij nood had, en hem hongerde, en dengenen, die met hem waren?
25耶稣对他们说:“大卫和跟他一起的人在饥饿缺食的时候所作的,你们没有念过吗?
26Hoe hij ingegaan is in het huis Gods, ten tijde van Abjathar, den hogepriester, en de toonbroden gegeten heeft, die niemand zijn geoorloofd te eten, dan den priesteren, en ook gegeven heeft dengenen, die met hem waren?
26他不是在亚比亚他作大祭司的时候,进了 神的殿,吃了除祭司以外谁都不可以吃的陈设饼,而且还给跟他在一起的人吃吗?”
27En Hij zeide tot hen: De sabbat is gemaakt om den mens, niet de mens om den sabbat.
27耶稣又告诉他们:“安息日是为人设立的,人并不是为安息日设立的。
28Zo is dan de Zoon des mensen een Heere ook van den sabbat.
28这样,人子也是安息日的主。”