1En in het schip gegaan zijnde, voer Hij over en kwam in Zijn stad. En ziet, zij brachten tot Hem een geraakte, op een bed liggende.
1治好瘫子(可2:1-12;路5:17-26)
2En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon! wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven.
2有人把一个躺在床上的瘫子带到他那里。耶稣看见他们的信心,就对瘫子说:“孩子,放心!你的罪赦了。”
3En ziet, sommigen der Schriftgeleerden zeiden in zichzelven: Deze lastert God.
3有几位经学家彼此说:“这个人在说僭妄的话。”
4En Jezus, ziende hun gedachten, zeide: Waarom overdenkt gij kwaad in uw harten?
4耶稣看出他们所想的,就说:“你们心里为什么存着恶念呢?
5Want wat is lichter te zeggen: De zonden zijn u vergeven? of te zeggen: Sta op en wandel?
5说‘你的罪赦了’,或说‘起来行走’,哪一样容易呢?
6Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis.
6然而为了要使你们知道人子在地上有赦罪的权柄,(他就对瘫子说:)起来,拿起你的床,回家去吧。”
7En hij opgestaan zijnde, ging heen naar zijn huis.
7他就起来回家去了。
8De scharen nu dat ziende, hebben zich verwonderd, en God verheerlijkt, die zodanige macht den mensen gegeven had.
8群众看见,就起了敬畏的心,颂赞那把这样的权柄赐给人的 神。
9En Jezus, van daar voortgaande, zag een mens in het tolhuis zitten, genaamd Mattheus; en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem.
9呼召马太(可2:14-17;路5:27-32)耶稣从那里往前走,看见一个人,名叫马太,坐在税关那里,就对他说:“来跟从我!”他就起来跟从了耶稣。
10En het geschiedde, als Hij in het huis van Mattheus aanzat, ziet, vele tollenaars en zondaars kwamen en zaten mede aan, met Jezus en Zijn discipelen.
10耶稣在屋里吃饭的时候,有很多税吏和罪人来与他和门徒一起吃饭。
11En de Farizeen, dat ziende, zeiden tot Zijn discipelen: Waarom eet uw Meester met de tollenaren en de zondaren?
11法利赛人看见了,就对他的门徒说:“你们的老师为什么跟税吏和罪人一起吃饭呢?”
12Maar Jezus, zulks horende, zeide tot hen: Die gezond zijn hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn.
12耶稣听见了,就说:“健康的人不需要医生,有病的人才需要,
13Doch gaat heen en leert, wat het zij: Ik wil barmhartigheid, en niet offerande; want Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering.
13‘我喜爱怜悯,不喜爱祭祀’,你们去想一想这话的意思吧。我来不是要召义人,而是要召罪人。”
14Toen kwamen de discipelen van Johannes tot Hem, zeggende: Waarom vasten wij en de Farizeen veel, en Uw discipelen vasten niet?
14新旧的比喻(可2:18-22;路5:33-39)那时,约翰的门徒前来问耶稣:“为什么我们和法利赛人常常禁食,你的门徒却不禁食呢?”
15En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen treuren, zolang de Bruidegom bij hen is? Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en dan zullen zij vasten.
15耶稣回答:“新郎跟宾客在一起的时候,宾客怎能哀痛呢?但到了时候,新郎就要从他们中间被取去,那时他们就要禁食了。
16Ook zet niemand een lap ongevold laken op een oud kleed; want deszelfs aangezette lap scheurt af van het kleed, en er wordt een ergere scheur.
16没有人会拿一块新布补在旧衣服上,因为补上的会把衣服扯破,裂的地方就更大了。
17Noch doet men nieuwen wijn in oude leder zakken; anders zo bersten de leder zakken, en de wijn wordt uitgestort, en de leder zakken verderven, maar men doet nieuwen wijn in nieuwe leder zakken, en beide te zamen worden behouden.
17也没有人会把新酒装在旧皮袋里,如果这样,皮袋就会胀破,酒就漏出来,皮袋也损坏了。人总是把新酒装在新皮袋里,这样,两样都可以保全。”
18Als Hij deze dingen tot hen sprak, ziet, een overste kwam en aanbad Hem, zeggende: Mijn dochter is nu terstond gestorven, doch kom en leg Uw hand op haar, en zij zal leven.
18治好血漏病的女人(可5:22-34;路8:41-48)耶稣对他们说话的时候,有一位会堂的主管走来跪在他面前,说:“我的女儿刚死了,但请你来按手在她身上,她必活过来。”
19En Jezus opgestaan zijnde, volgde hem, en Zijn discipelen.
19于是耶稣和门徒起来跟着他去了。
20(En ziet, een vrouw die twaalf jaren het bloedvloeien gehad had, komende tot Hem van achteren, raakte den zoom Zijns kleeds aan;
20有一个女人,患了十二年的血漏病,她走到耶稣背后,摸他衣服的繸子,
21Want zij zeide in zichzelven: Indien ik alleenlijk Zijn kleed aanraak, zo zal ik gezond worden.
21因为她心里说:“只要摸到他的衣服,我就必痊愈。”
22En Jezus, Zich omkerende, en haar ziende, zeide: Wees welgemoed, dochter! uw geloof heeft u behouden. En de vrouw werd gezond van dezelve ure af.)
22耶稣转过来看见她,就说:“女儿,放心!你的信心使你痊愈了。”从那时起,那女人就好了。
23En als Jezus in het huis des oversten kwam, en zag de pijpers en de woelende schare,
23使女孩复活(可5:35-43;路8:49-56)耶稣进了那主管的家,看见有吹笛的人和喧哗的群众,
24Zeide Hij tot hen: Vertrekt; want het dochtertje is niet dood, maar slaapt. En zij belachten Hem.
24就说:“出去!这女孩不是死了,只是睡了。”他们就嘲笑他。
25Als nu de schare uitgedreven was, ging Hij in, en greep haar hand; en het dochtertje stond op.
25耶稣赶走众人之后,进去拉着女孩的手,女孩就起来了。
26En dit gerucht ging uit door dat gehele land.
26这消息传遍了那一带。
27En als Jezus van daar voortging, zijn Hem twee blinden gevolgd, roepende en zeggende: Gij Zone Davids, ontferm U onzer!
27治好瞎子耶稣离开那里的时候,有两个瞎子跟着他,喊着说:“大卫的子孙,可怜我们吧!”
28En als Hij in huis gekomen was, kwamen de blinden tot Hem. En Jezus zeide tot hen: Gelooft gij, dat Ik dat doen kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere!
28耶稣进了房子,他们来到他那里。耶稣问他们:“你们信我能作这些事吗?”他们回答:“主啊,我们信。”
29Toen raakte Hij hun ogen aan, zeggende: U geschiede naar uw geloof.
29于是耶稣摸他们的眼睛,说:“照你们的信心给你们成就吧。”
30En hun ogen zijn geopend geworden. En Jezus heeft hun zeer gestrengelijk verboden, zeggende: Ziet, dat het niemand wete.
30他们的眼睛就看见了。耶稣严严地嘱咐他们:“千万不可让人知道。”
31Maar zij, uitgegaan zijnde, hebben Hem ruchtbaar gemaakt door dat gehele land.
31他们却出去,把他所作的事传遍了那一带。
32Als dezen nu uitgingen, ziet, zo brachten zij tot Hem een mens, die stom en van den duivel bezeten was.
32治好哑巴他们出去的时候,有人带着一个被鬼附着的哑巴来见耶稣。
33En als de duivel uitgeworpen was, sprak de stomme. En de scharen verwonderden zich, zeggende: Er is nooit desgelijks in Israel gezien!
33耶稣把鬼赶走之后,哑巴就说话了。众人都很惊奇,说:“这样的事,在以色列从来没有见过。”
34Maar de Farizeen zeiden: Hij werpt de duivelen uit door den overste der duivelen.
34但法利赛人说:“他不过是靠鬼王赶鬼罢了。”
35En Jezus omging al de steden en vlekken, lerende in hun synagogen, en predikende het Evangelie des Koninkrijks, en genezende alle ziekte en alle kwale onder het volk.
35庄稼多,工人少耶稣走遍各城各乡,在各会堂里教导人,宣扬天国的福音,医治各种疾病、各种病症。
36En Hij, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen, die geen herder hebben.
36他看见群众,就怜悯他们,因为他们困苦无依,像没有牧人的羊一样。
37Toen zeide Hij tot Zijn discipelen: De oogst is wel groot; maar de arbeiders zijn weinige;
37他就对门徒说:“庄稼多,工人少;
38Bidt dan den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote.
38所以你们应当求庄稼的主派工人去收割。”