1Een lofzang. Gij ganse aarde! juicht den HEERE.
1(En Salme. Til Takofferet.) Råb af Fryd for HERREN, al jorden,
2Dient den HEERE met blijdschap, komt voor Zijn aanschijn met vrolijk gezang.
2tjener HERREN med Glæde, kom for hans Åsyn med Jubel!
3Weet, dat de HEERE is God; Hij heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide.
3Kend, at HERREN er Gud! Han skabte os, vi er hans, hans Folk og den Hjord, han vogter.
4Gaat in tot Zijn poorten met lof, in Zijn voorhoven met lofgezang; looft Hem, prijst Zijn Naam.
4Gå ind i hans Porte med Takkesang, med Lovsange ind i hans Forgårde, tak ham og lov hans Navn!
5Want de HEERE is goed; Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid, en Zijn getrouwheid van geslacht tot geslacht.
5Thi god er HERREN, hans Miskundhed varer evindelig, fra Slægt til Slægt hans Trofasthed!