Dutch Staten Vertaling

Esperanto

Isaiah

60

1Maak u op, word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid des HEEREN gaat over u op.
1Levigxu, lumigxu; cxar venas via lumo, kaj la majesto de la Eternulo ekbrilas super vi.
2Want zie, de duisternis zal de aarde bedekken, en donkerheid de volken; doch over u zal de HEERE opgaan, en Zijn heerlijkheid zal over u gezien worden.
2CXar jen mallumo kovros la teron, kaj krepusko la popolojn; sed super vi brilos la Eternulo, kaj Lia majesto aperos super vi.
3En de heidenen zullen tot uw licht gaan, en koningen tot den glans, die u is opgegaan.
3Kaj popoloj iros al via lumo, kaj regxoj al la brilo de viaj radioj.
4Hef uw ogen rondom op, en zie, die allen zijn vergaderd, zij komen tot u; uw zonen zullen van verre komen, en uw dochters zullen aan uw zijde gevoedsterd worden.
4Levu cxirkauxen viajn okulojn, kaj rigardu:cxiuj ili kolektigxas kaj iras al vi; viaj filoj venas de malproksime, kaj viaj filinoj estas portataj sur la brako.
5Dan zult gij het zien en samenvloeien, en uw hart zal vervaard zijn en verwijd worden; want de menigte de zee zal tot u gekeerd worden, het heir der heidenen zal tot u komen.
5Tiam vi vidos kaj estos ravita, ektremos kaj vastigxos via koro; cxar turnigxos al vi la abundajxo de la maro, la ricxajxoj de la popoloj venos al vi.
6Een hoop kemelen zal u bedekken, de snelle kemelen van Midian en Hefa; zij allen uit Scheba zullen komen; goud en wierook zullen zij aanbrengen, en zij zullen den overvloedigen lof des HEEREN boodschappen.
6Multo da kameloj kovros vin, junaj kameloj el Midjan kaj Efa; cxiuj ili venos el SXeba, portos oron kaj olibanon, kaj proklamos lauxdon al la Eternulo.
7Al de schapen van Kedar zullen tot u verzameld worden; de rammen van Nebajoth zullen u dienen; zij zullen met welgevallen komen op Mijn altaar, en Ik zal het huis Mijner heerlijkheid heerlijk maken.
7CXiuj sxafoj de Kedar kolektigxos cxe vi; la virsxafoj de Nebajot servos al vi; favore akceptotaj ili iros sur Mian altaron, kaj la domon de Mia gloro Mi majestigos.
8Wie zijn deze, die daar komen gevlogen als een wolk, en als duiven tot haar vensters?
8Kiuj ili estas, kiuj flugas kiel nuboj, kaj kiel kolomboj al siaj kolombujoj?
9Want de eilanden zullen Mij verwachten, en de schepen van Tarsis vooreerst, om uw kinderen van verre te brengen, hun zilver en hun goud met hen, tot den Naam des HEEREN uws Gods, en tot den Heilige Israels, dewijl Hij u heerlijk gemaakt heeft.
9Al Mi celas la insuloj, kaj la sxipoj de Tarsxisx estas antauxe, por venigi viajn filojn de malproksime, ilian argxenton kaj oron kune kun ili, pro la nomo de la Eternulo, via Dio, kaj de la Sanktulo de Izrael, cxar Li faris vin glora.
10En de vreemden zullen uw muren bouwen, en hun koningen zullen u dienen; want in Mijn verbolgenheid heb Ik u geslagen, maar in Mijn welbehagen heb Ik Mij over u ontfermd.
10Kaj fremduloj konstruos viajn murojn, kaj iliaj regxoj servos al vi; cxar en Mia kolero Mi vin frapis, sed en Mia favoro Mi vin kompatas.
11En uw poorten zullen steeds openstaan, zij zullen des daags of des nachts niet toegesloten worden; opdat men tot u inbrenge het heir der heidenen, en hun koningen tot u geleid worden.
11Kaj cxiam nefermitaj estos viaj pordegoj, nek tage nek nokte ili estos sxlosataj; por ke oni venigu al vi la potencon de la popoloj kaj konduku iliajn regxojn.
12Want het volk en het koninkrijk, welke u niet zullen dienen, die zullen vergaan; en die volken zullen gans verwoest worden.
12CXar popolo aux regno, kiu ne servos al vi, pereos, kaj tiaj popoloj estas tute ekstermotaj.
13De heerlijkheid van Libanon zal tot u komen, de denneboom, de beukeboom en de busboom te gelijk, om te versieren de plaats Mijns heiligdoms, en Ik zal de plaats Mijner voeten heerlijk maken.
13La majesto de Lebanon venos al vi; cipreso, abio, kaj bukso kunigxos, por ornami la lokon de Mia sanktejo; kaj la lokon de Miaj piedoj Mi faros honorata.
14Ook zullen, zich buigende, tot u komen de kinderen dergenen, die u onderdrukt hebben, en allen, die u gelasterd hebben zullen zich nederbuigen aan de planten uwer voeten; en zij zullen u noemen de stad des HEEREN, het Sion van den Heilige Israels.
14Kaj humile venos al vi la filoj de viaj premantoj, kaj jxetos sin antaux viajn piedojn cxiuj, kiuj vin malestimis; kaj oni nomos vin urbo de la Eternulo, Cion de la Sanktulo de Izrael.
15In plaats dat gij verlaten en gehaat zijt geweest, zodat niemand door u henen ging, zo zal Ik u stellen tot een eeuwige heerlijkheid, tot een vreugde van geslacht tot geslacht.
15Anstataux tio, ke vi estis forlasita kaj malamata kaj neniu volis preterpasi vin, Mi faros vin fierindajxo de la mondo, gxojo de cxiuj generacioj.
16En gij zult de melk der heidenen zuigen, en gij zult de borsten der koningen zuigen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, uw Heiland, en uw Verlosser, de Machtige Jakobs.
16Kaj vi nutros vin per la lakto de la popoloj kaj per la abundajxo de la regxoj; kaj vi ekscios, ke Mi, la Eternulo, estas via Savanto kaj via Liberiganto, la Potenculo de Jakob.
17Voor koper zal Ik goud brengen, en voor ijzer zal Ik zilver brengen, en voor hout koper, en voor stenen ijzer; en zal uw opzieners vreedzaam maken, en uw drijvers rechtvaardigen.
17Anstataux kupro Mi alportos oron, kaj anstataux fero Mi alportos argxenton, anstataux ligno kupron, kaj anstataux sxtonoj feron; kaj Mi faros via estraro la pacon kaj viaj administrantoj la justecon.
18Er zal geen geweld meer gehoord worden in uw land, verstoring noch verbreking in uw landpale; maar uw muren zult gij Heil heten, en uw poorten Lof.
18Oni ne plu auxdos pri perforto en via lando, pri malfelicxo kaj pereigo inter viaj limoj; kaj viajn murojn vi nomos savo kaj viajn pordegojn lauxda kanto.
19De zon zal u niet meer wezen tot een licht des daags, en tot een glans zal u de maan niet lichten; maar de HEERE zal u wezen tot een eeuwig Licht, en uw God tot uw Sierlijkheid.
19La suno ne plu estos por vi lumo de la tago, kaj la brilo de la luno ne lumos al vi; sed la Eternulo estos por vi lumo eterna, kaj via Dio estos via gloro.
20Uw zon zal niet meer ondergaan, en uw maan zal haar licht niet intrekken; want de HEERE zal u tot een eeuwig licht wezen, en de dagen uwer treuring zullen een einde nemen.
20Via suno ne plu subiros, kaj via luno ne kasxigxos; cxar la Eternulo estos por vi lumo eterna, kaj la tagoj de via funebro finigxos.
21En uw volk zullen allen te zamen rechtvaardigen zijn, zij zullen in eeuwigheid de aarde erfelijk bezitten; zij zullen zijn een spruit Mijner plantingen, een werk Mijner handen, opdat Ik verheerlijkt worde.
21Kaj via popolo tuta estos justuloj, por eterne ili ekposedos la teron; tio estas markoto de Mia plantado, faro de Miaj manoj, per kiu Mi Min gloros.
22De kleinste zal tot duizend worden, en de minste tot een machtig volk; Ik, de HEERE, zal zulks te zijner tijd snellijk doen komen.
22El la plej malgranda farigxos milo, kaj el la plej sensignifa farigxos potenca popolo; Mi, la Eternulo, rapide faros tion en gxia tempo.