Dutch Staten Vertaling

Esperanto

Micah

2

1Wee dien, die ongerechtigheid bedenken, en kwaad werken op hun legers; in het licht van den morgenstond doen zij het, dewijl het in de macht van hunlieder hand is.
1Ve al tiuj, kiuj meditas pri pekoj kaj intencas malbonagojn sur sia kusxejo, por plenumi ilin matene, kiam ilia mano havas forton.
2En zij begeren akkers, en roven ze, en huizen, en nemen ze weg; alzo doen zij geweld aan den man en zijn huis, ja, aan een iegelijk en zijn erfenis.
2Ili ekdeziras kampojn kaj rabas ilin, domojn kaj forprenas ilin; ili premas homon kaj lian domon, viron kaj lian posedajxon.
3Daarom, alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik denk een kwaad over dit geslacht, waaruit gijlieden uw halzen niet zult uittrekken, en zult zo rechtop niet gaan; want het zal een boze tijd zijn.
3Tial tiele diras la Eternulo:Jen Mi entreprenas kontraux tiu gento tian malbonon, de kiu vi ne liberigos vian kolon kaj ne iros kun levita kapo; cxar tio estos tempo malfacila.
4Te dien dage zal men een spreekwoord over ulieden opnemen; en men zal een klagelijke klacht klagen, en zeggen: Wij zijn ten enenmale verwoest; Hij verwisselt mijns volks deel; hoe ontwendt Hij mij; Hij deelt uit, afwendende onze akkers.
4En tiu tempo oni parolos pri vi parabolon, kaj oni prikantos vin per plorkanto, dirante:Ni estas tute ruinigitaj; la posedajxo de mia popolo transiris al alia; kiamaniere povas reveni al ni niaj kampoj, se ili jam estas disdividitaj!
5Daarom zult gij niemand hebben, die het snoer werpe in het lot, in de gemeente des HEEREN.
5Tial oni ne mezuros por vi per sxnuro terpecon lote en la komunumo de la Eternulo.
6Profeteert gijlieden niet, zeggen zij, laat die profeteren; zij profeteren niet als die; men wijkt niet af van smaadheden.
6Ne prediku, ho predikantoj; oni ne devas prediki al tiuj, kiuj ne volas eviti malhonoron.
7O gij, die Jakobs huis geheten zijt! Is dan de Geest des HEEREN verkort? Zijn dat Zijn werken? Doen Mijn woorden geen goed bij dien, die recht wandelt?
7Ho, la tiel nomata domo de Jakob! cxu malgrandigxis la spirito de la Eternulo? cxu tiaj estas Liaj agoj? CXu ne estas bonfaraj Miaj vortoj por tiu, kiu kondutas gxuste?
8Maar gisteren stelde zich Mijn volk op, tot vijand, tegenover een kleed; gij stroopt een mantel van degenen, die zeker voorbijgaan, wederkomende van den strijd.
8Sed Mia popolo levigxis kiel malamiko; vi rabas la supran kaj la malsupran vestojn de la trankvilaj preterirantoj, kvazaux ili revenus de batalo.
9De vrouwen Mijns volks verdrijft gij, elkeen uit het huis van haar vermakingen; van haar kinderkens neemt gij Mijn sieraad in eeuwigheid.
9La virinojn de Mia popolo vi elpelas el iliaj amataj logxejoj; de iliaj junaj infanoj vi forprenas por cxiam Mian ornamon.
10Maakt u dan op, en gaat henen; want dit land zal de rust niet zijn; omdat het verontreinigd is, zal het u verderven, en dat met een geweldige verderving.
10Levigxu kaj foriru, cxar cxi tie vi ne havos ripozon; pro sia malpureco la lando estos kruele ruinigita.
11Zo er iemand is, die met wind omgaat, en valselijk liegt, zeggende: Ik zal u profeteren voor wijn en voor sterken drank! dat is een profeet dezes volks.
11Se iu falsanimulo elpensus mensogon, kaj dirus:Mi predikos al vi pri vino kaj ebriigajxo, li estus gxusta predikanto por cxi tiu popolo.
12Voorzeker zal Ik u, o Jakob! gans verzamelen; voorzeker zal Ik Israels overblijfsel vergaderen; Ik zal het te zamen zetten als schapen van Bozra; als een kudde in het midden van haar kooi zullen zij van mensen deunen.
12Tamen Mi kolektos vin tutan, ho Jakob, Mi kolektos la restajxon de Izrael, Mi kunigos ilin kiel sxafojn en sxafejo; kiel grego en gregejo ili ekbruos de multhomeco.
13De doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken; en hun koning zal voor hun aangezicht henengaan; en de HEERE in hun spits.
13Murrompanto iros antaux ili; ili trarompos la baron, trapasos la pordegon, kaj eliros el gxi; ilia regxo iros antaux ili, kaj la Eternulo estos ilia antauxgvidanto.