Dutch Staten Vertaling

Esperanto

Micah

5

1En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israel, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.
1Nun armu vin, ho batalistino! oni siegxos nin; per vergo oni frapos la vangon de la jugxisto de Izrael.
2Daarom zal Hij henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren zal, gebaard hebbe; dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met de kinderen Israels.
2Kaj vi, ho Bet-Lehxem Efrata, kiu estas malgranda inter la milejoj de Judujo, el vi eliros al Mi tiu, kiu devas esti reganto en Izrael kaj kies deveno estas de tempo tre antikva.
3En Hij zal staan, en zal weiden in de kracht des HEEREN, in de hoogheid van den Naam des HEEREN, Zijns Gods, en zij zullen wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde.
3Li lasos ilin gxis la tempo, kiam la naskontino estos naskinta; tiam liaj ceteraj fratoj revenos al la idoj de Izrael.
4En Deze zal Vrede zijn; wanneer Assur in ons land zal komen, en wanneer hij in onze paleizen zal treden, zo zullen wij tegen hem stellen zeven herders, en acht vorsten uit de mensen.
4Li starigxos kaj pasxtos kun la forto de la Eternulo, kun la majesto de la nomo de la Eternulo, lia Dio, kaj tiuj konvertigxos; cxar tiam li farigxos granda gxis la randoj de la tero.
5Die zullen het land van Assur afweiden met het zwaard, en het land van Nimrod in deszelfs ingangen. Alzo zal Hij ons redden van Assur, wanneer dezelve in ons land zal komen, en wanneer hij in onze landpale zal treden.
5Kaj li estos paco. Kiam la Asiriano venos en nian landon kaj enpasxos en niajn palacojn, ni starigos kontraux li sep pasxtistojn kaj ok eminentulojn.
6En Jakobs overblijfsel zal zijn in het midden van vele volken, als een dauw van den HEERE, als droppelen op het kruid, dat naar geen man wacht, noch mensenkinderen verbeidt.
6Ili pasxtos la landon Asirian per glavo kaj la landon de Nimrod per iliaj lancoj; kaj li savos nin kontraux la Asiriano, kiam cxi tiu venos en nian landon kaj enpasxos en niajn limojn.
7Ja, het overblijfsel van Jakob zal zijn onder de heidenen, in het midden van vele volken, als een leeuw onder de beesten des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden; dewelke, wanneer hij doorgaat, zo vertreedt en verscheurt hij, dat niemand redde.
7Kaj la restajxo de Jakob estos inter multe da popoloj kiel roso de la Eternulo, kiel pluvaj gutoj sur herbo; kaj li ne esperos je homo kaj ne fidos homidojn.
8Uw hand zal verhoogd zijn boven uw wederpartijders, en al uw vijanden zullen uitgeroeid worden.
8Kaj la restajxo de Jakob estos inter la nacioj, meze de multaj popoloj, kiel leono inter la bestoj de la arbaro, kiel leonido meze de sxafaroj, kiu dispremas pasante, dissxiras, kaj neniu povas savi.
9En het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE, dat Ik uw paarden uit het midden van u zal uitroeien, en Ik zal uw wagenen verdoen.
9Levigxos via mano super viaj kontrauxuloj, kaj cxiuj viaj malamikoj ekstermigxos.
10En Ik zal de steden uws lands uitroeien, en Ik zal al uw vestingen afbreken.
10En tiu tago, diras la Eternulo, Mi ekstermos viajn cxevalojn cxe vi kaj pereigos viajn cxarojn;
11En Ik zal de toverijen uit uw hand uitroeien, en gij zult geen guichelaars hebben.
11Mi ekstermos la urbojn de via lando kaj detruos cxiujn viajn fortikajxojn;
12En Ik zal uw gesneden beelden en uw opgerichte beelden uit het midden van u uitroeien, dat gij u niet meer zult nederbuigen voor het werk uwer handen.
12Mi ekstermos cxe vi la sorcxistojn, kaj vi ne plu havos auxguristojn;
13Voorts zal Ik uw bossen uit het midden van u uitroeien, en Ik zal uw steden verdelgen.
13Mi ekstermos el via mezo viajn idolojn kaj viajn statuojn, kaj vi ne plu adorklinigxos antaux la faritajxo de viaj manoj;
14En Ik zal in toorn en in grimmigheid wrake doen aan de heidenen, die niet horen.
14Mi elsxiros el via mezo viajn sanktajn stangojn kaj ekstermos viajn urbojn.
15
15Kaj en kolero kaj indigno Mi faros vengxon super la nacioj, kiuj ne volos obei.