1Een lied Hammaaloth, van David. Ten ware de HEERE, Die bij ons geweest is, zegge nu Israel,
1Nyanyian ziarah Daud. Bagaimana seandainya TUHAN tidak memihak kita? Hai Israel, jawablah demikian:
2Ten ware de HEERE, Die bij ons geweest is, als de mensen tegen ons opstonden;
2"Seandainya TUHAN tidak memihak kita waktu kita diserang lawan,
3Toen zouden zij ons levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak.
3maka kita sudah ditelan hidup-hidup, oleh kemarahan mereka yang meluap-luap.
4Toen zouden ons de wateren overlopen hebben; een stroom zou over onze ziel gegaan zijn.
4Maka kita sudah dihanyutkan banjir, dan digenangi air;
5Toen zouden de stoute wateren over onze ziel gegaan zijn.
5maka kita sudah mati tenggelam dalam pusaran air yang seram."
6De HEERE zij geloofd, Die ons in hun tanden niet heeft overgegeven tot een roof.
6Mari kita bersyukur kepada TUHAN, sebab Ia tidak membiarkan kita dimusnahkan lawan.
7Onze ziel is ontkomen, als een vogel uit den strik der vogelvangers; de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen.
7Kita seperti burung yang lepas dari jerat pemburu, jerat itu sudah putus, dan kita pun lepas!
8Onze hulp is in den Naam des HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt heeft.
8Pertolongan kita datang dari TUHAN yang menciptakan langit dan bumi.