¹Een psalm van Asaf. God staat in de vergadering Godes; Hij oordeelt in het midden der goden;

¹神は神の会議のなかに立たれる。神は神々のなかで、さばきを行われる。

²Hoe lang zult gijlieden onrecht oordelen, en het aangezicht der goddelozen aannemen? Sela.

²「あなたがたはいつまで不正なさばきをなし、悪しき者に好意を示すのか。〔セラ

³Doet recht den arme en den wees; rechtvaardigt den verdrukte en den arme.

³弱い者と、みなしごとを公平に扱い、苦しむ者と乏しい者の権利を擁護せよ。

⁴Verlost den arme en den behoeftige, rukt hem uit der goddelozen hand.

⁴弱い者と貧しい者を救い、彼らを悪しき者の手から助け出せ」。

⁵Zij weten niet, en verstaan niet; zij wandelen steeds in duisternis; dies wankelen alle fondamenten der aarde.

⁵彼らは知ることなく、悟ることもなくて、暗き中をさまよう。地のもろもろの基はゆり動いた。

⁶Ik heb wel gezegd: Gij zijt goden; en gij zijt allen kinderen des Allerhoogsten;

⁶わたしは言う、「あなたがたは神だ、あなたがたは皆いと高き者の子だ。

⁷Nochtans zult gij sterven als een mens; en als een van de vorsten zult gij vallen.

⁷しかし、あなたがたは人のように死に、もろもろの君のひとりのように倒れるであろう」。神よ、起きて、地をさばいてください。すべての国民はあなたのものだからです。

⁸Sta op, o God! oordeel het aardrijk, want Gij bezit alle natien.

⁸神よ、起きて、地をさばいてください。すべての国民はあなたのものだからです。