1Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach.
1主よ、あなたはみ国にめぐみを示し、ヤコブの繁栄を回復されました。
2Gij zijt Uw lande gunstig geweest, HEERE! de gevangenis van Jakob hebt Gij gewend.
2あなたはその民の不義をゆるし、彼らの罪をことごとくおおわれました。〔セラ
3De misdaad Uws volks hebt Gij weggenomen; Gij hebt al hun zonden bedekt. Sela.
3あなたはすべての怒りを捨て、激しい憤りを遠ざけられました。
4Gij hebt weggenomen al Uw verbolgenheid; Gij hebt U gewend van de hittigheid Uws toorns.
4われらの救の神よ、われらを回復し、われらに対するあなたの憤りをおやめください。
5Breng ons weder, o God onzes heils! en doe te niet Uw toornigheid over ons.
5あなたはとこしえにわれらを怒り、よろずよまで、あなたの怒りを延ばされるのですか。
6Zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen? Zult Gij Uw toorn uitstrekken van geslacht tot geslacht?
6あなたの民が、あなたによって喜びを得るため、われらを再び生かされないのですか。
7Zult Gij ons niet weder levend maken, opdat Uw volk zich in U verblijde?
7主よ、あなたのいつくしみをわれらに示し、あなたの救をわれらに与えてください。
8Toon ons Uw goedertierenheid, o HEERE, en geef ons Uw heil.
8わたしは主なる神の語られることを聞きましょう。主はその民、その聖徒、ならびにその心を主に向ける者に、平和を語られるからです。
9Ik zal horen, wat God, de HEERE, spreken zal; want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken; maar dat zij niet weder tot dwaasheid keren.
9まことに、その救は神を恐れる者に近く、その栄光はわれらの国にとどまるでしょう。
10Zekerlijk, Zijn heil is nabij degenen, die Hem vrezen, opdat in ons land eer wone.
10いつくしみと、まこととは共に会い、義と平和とは互に口づけし、
11De goedertierenheid en waarheid zullen elkander ontmoeten; de gerechtigheid en vrede zullen elkander kussen.
11まことは地からはえ、義は天から見おろすでしょう。
12De waarheid zal uit de aarde spruiten, en gerechtigheid zal van den hemel nederzien.
12主が良い物を与えられるので、われらの国はその産物を出し、義は主のみ前に行き、その足跡を道とするでしょう。
13Ook zal de HEERE het goede geven; en ons land zal zijn vrucht geven. [ (Psalms 85:14) De gerechtigheid zal voor Zijn aangezicht henengaan, en Hij zal ze zetten op den weg Zijner voetstappen. ]
13義は主のみ前に行き、その足跡を道とするでしょう。