1Een psalm van David, voor den opperzangmeester.
1Mangbat niin TOUPAN hondawng hen! Jakob Pathian minin hon liahkhuh hen!
2De HEERE verhore u in den dag der benauwdheid; de Naam van den God Jakobs zette u in een hoog vertrek.
2Mun siangthou akipanin panpihna honsawlsak henla, Zion akipanin honhihhat hen!
3Hij zende uw hulp uit het heiligdom, en ondersteune u uit Sion.
3Na thillat tengteng tuh theigige henla, na halmang thillat tuh kipahpih hen! Selah.
4Hij gedenke al uwer spijsofferen, en make uw brandoffer tot as. Sela.
4Na lungtang deihlam honpia henla, na lunggel tengteng honlohchingsak hen.
5Hij geve u naar uw hart, en vervulle al uw raad.
5Na hotdamna ah nuamin la ka sa ding ua, ka Pathian min un ka puanjakte uh ka jak lai ding uh! TOUPAN na ngetna tengteng honlohchingsak hen!
6Wij zullen juichen over Uw heil, en de vaandelen opsteken in den Naam onzes Gods. De HEERE vervulle al uw begeerten.
6TOUPAN a thaunilh tuh a hondam chih tuin ka theita; a khut taklam hotdamna thain a van siangthou akipanin amah a hondawng ding hi.
7Alsnu weet ik, dat de HEERE Zijn Gezalfde behoudt; Hij zal Hem verhoren uit den hemel Zijner heiligheid; het heil Zijner rechterhand zal zijn met mogendheden.
7Khenkhatin kangtalaite a muang ua, khenkhatin sakolte a muang uhi: En jaw TOUPA i Pathian min I lou zo ding uhi.
8Dezen vermelden van wagens, en die van paarden; maar wij zullen vermelden van den Naam des HEEREN, onzes Gods.
8Amau jaw a kun ua, a pukta ua; ei jaw I thou ua, I ding tang zota hi.TOUPA, hondamin: i sap chiangin Kumpipan hondawng hen.
9Zij hebben zich gekromd, en zijn gevallen; maar wij zijn gerezen en staande gebleven. [ (Psalms 20:10) O HEERE! behoud; die Koning verhore ons ten dage van ons roepen. ]
9TOUPA, hondamin: i sap chiangin Kumpipan hondawng hen.