1Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
1
در روز بیست و یکم ماه هفتم همان سال، خداوند به حجّای نبی فرمود:
2Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
2
«از زروبابل، حاکم یهودا و یهوشع، کاهن اعظم بپرس:
3Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
3
آیا در بین شما کسی هست که جلال و عظمت معبد بزرگ را، همانطور که در سابق بود به یاد آورد؟ آیا آنچه را که اکنون میسازید به نظر شما ناچیز نیست؟
4Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
4
امّا با اینهمه، ای زروبابل و یهوشع و تمام قوم، مأیوس نشوید و قویدل باشید. به کارتان ادامه دهید، زیرا من همراه شما هستم.
5Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
5
وقتی از مصر خارج میشدید، به شما وعده دادم که روح من همیشه با شما خواهد بود، من هنوز با شما هستم، پس نترسید!
6Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
6
«بزودی بار دیگر آسمانها، زمین، دریاها و خشکی را به لرزه میآورم.
7Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
7
تمام اقوام را سرنگون میسازم. دارایی و ثروتشان به اینجا آورده میشود و این خانه را از شکوه و جلال پُر میسازم.
8Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
8
تمام طلا و نقره دنیا از آن من است.
9Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
9
این خانه با شکوهتر از سابق میشود و در اینجا به قوم خود صلح و سلامتی میبخشم.» خداوند متعال این را فرموده است.
10Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
10
در روز بیست و چهارمِ ماه نهمِ سال دومِ سلطنت داریوش، خداوند بار دیگر به حَجّای نبی فرمود:
11Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
11
«از کاهنان بپرس که شریعت به این سؤال چه جواب میدهد:
12Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
12
اگر کسی گوشت مقدّس را در ردای خود گذاشته ببرد، اگر دامنش با نان، آش، شراب، روغن و یا هر نوع خوراک دیگر تماس پیدا کند، آیا آن خوراک مقدّس میشود؟»
وقتی حَجّای این سؤال را از کاهنان کرد پرسید، آنها جواب دادند: «نه.»
13Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
13
سپس حَجّای پرسید: «امّا اگر کسی با جنازهای تماس پیداکرده ناپاک شده باشد و بعد به یکی از این خوراکها دست بزند، آیا آن خوراک ناپاک میشود؟»
کاهنان جواب دادند: «بلی، ناپاک میشود.»
14Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
14
پس حَجّای گفت: «خداوند میفرماید که این مردم هم همینطور هستند، هر کاری که میکنند و هر هدیهای که به این خانه میآورند، ناپاک است.»
15Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
15
خداوند میفرماید: «حالا خوب فکر کنید و ببینید پیش از آنکه به ساختن خانهٔ من شروع کنید،
16Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
16
شما در چه وضعی بودید؟ در آن وقت شما توقع داشتید که دو خروار محصول بردارید، امّا تنها یک خروار به دست میآوردید و هرگاه میخواستید پنجاه لیتر شراب از خمره بکشید، فقط بیست لیتر در آن مییافتید.
17Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
17
من حاصل دسترنج شما را با باد سوزان، آفت و تگرگ تباه کردم، امّا شما باز هم توبه نکردید.
18Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
18
ولی از امروز به بعد که روز بیست و چهارم ماه نهم و روزی است که بنیاد خانهٔ من گذاشته شده است، خواهید دید که با شما چه میکنم.
19Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
19
هرچند که غلّهای در انبارها باقی نمانده و هنوز تاکها و درختان انجیر، انار و زیتون، میوه نیاوردهاند، امّا از همین روز شما را برکت میدهم.»
20Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
20
در همان روز بیست و چهارم ماه، بار دیگر این پیام از جانب خداوند برای حَجّای آمد:
21Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
21
«به زروبابل، حاکم یهودا بگو که بزودی آسمانها و زمین را به لرزه میآورم.
22Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
22
تختهای پادشاهان را واژگون میکنم. قدرت فرمانروایان را با ارّابه و سوارانشان از بین میبرم و اسبان و سواران آنها یکدیگر را با شمشیرهای خود میکشند.
در آن روز، ای زروبابل، پسر شالتیئیل، بندهٔ من، تو مانند نگین انگشتر من خواهی بود، زیرا که من تو را برگزیدهام.» این قول خداوند متعال است.
23Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
23
در آن روز، ای زروبابل، پسر شالتیئیل، بندهٔ من، تو مانند نگین انگشتر من خواهی بود، زیرا که من تو را برگزیدهام.» این قول خداوند متعال است.