1Ik ben gevonden van hen, die naar Mij niet vraagden; Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten; tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: Ziet, hier ben Ik, ziet, hier ben Ik.
1
خداوند گفت: «من آماده بودم تا به دعاهای قوم خودم جواب بدهم، امّا آنها چیزی از من نخواستند. من حاضر بودم که آنها مرا بیابند، امّا آنها هیچ کوششی نکردند. گرچه من همیشه آماده بودم به آنها پاسخ بدهم، و گفته بودم 'آمادهام و به شما کمک خواهم کرد'، قوم من هیچوقت از من چیزی نخواست.
2Ik heb Mijn handen uitgebreid, den gansen dag tot een wederstrevig volk, die wandelen op een weg, die niet goed is, naar hun eigen gedachten.
2
من همیشه حاضر بودم قوم سرکش و خطاکار خود را که به راههای غلط میروند بپذیرم.
3Een volk, Mij geduriglijk tergende in Mijn aangezicht, in hoven offerende, en rokende op tichelstenen;
3
آنها با گستاخی به خشمگین کردن من ادامه میدهند. آنها در باغچههای مقدّس مثل کافرها قربانی میگذرانند و بُخور میسوزانند.
4Zittende bij de graven, zo vernachten zij bij degenen, die bewaard worden, etende zwijnenvlees, en er is sap van gruwelijke dingen in hun vaten.
4
شب هنگام به غارها و قبرها میروند تا از ارواح مردگان یاری بجویند. آنها گوشت خوک و آبگوشتی را که با گوشتهای ناپاک تهیّه شده میخورند.
5Die daar zeggen: Houd u tot uzelven, en naak tot mij niet, want ik ben heiliger dan gij. Dezen zijn een rook in Mijn neus, een vuur, den gansen dag brandende.
5
آن وقت به دیگران میگویند، 'به ما نزدیک نشوید. ما آنقدر مقدّس و پاک هستیم که اگر ما را لمس کنید، ما نجس میشویم.' چنین مردمی را نمیتوانم تحمّل کنم. خشم من علیه آنها مثل آتشی است که هیچوقت خاموش نمیشود!
6Ziet, het is voor Mijn aangezicht geschreven; Ik zal niet zwijgen, maar Ik zal vergelden, ja, in hun boezem zal Ik vergelden;
6
«تصمیم خود را برای مجازات آنها گرفتهام و حکم محکومیّت آنها نوشته شده است. کارهای آنها را نادیده نخواهم گرفت و
7Uw ongerechtigheden, en uwer vaderen ongerechtigheden tegelijk, zegt de HEERE, die gerookt hebben op de bergen, en Mij smaadheid aangedaan hebben op de heuvelen; daarom zal Ik hun vorig werkloon in hun boezem weder toemeten.
7
برای گناهان خودشان و گناهان اجدادشان مجازات خواهند شد. آنها در پرستشگاه کافران برفراز تپّهها بُخور سوزانده و به من ناسزا گفتهاند. پس بهخاطر آنچه در گذشته انجام دادهاند ایشان را مجازات خواهم نمود.»
8Alzo zegt de HEERE: Gelijk wanneer men most in een bos druiven vindt, men zegt: Verderf ze niet, want er is een zegen in; alzo zal Ik het om Mijner knechten wil doen, dat Ik hen niet allen verderve.
8
خداوند میگوید: «کسی انگور خوب را نه تنها از بین نمیبرد، بلکه از آن شراب میگیرد. من هم قوم خودم را از بین نخواهم برد، کسانیکه مرا خدمت کنند، نجات خواهند یافت.
9En Ik zal zaad uit Jakob voortbrengen, en uit Juda een erfbezitter van Mijn bergen; en Mijn uitverkorenen zullen het erfelijk bezitten, en Mijn knechten zullen aldaar wonen.
9
من کسانی را که به طایفهٔ یهودا تعلّق دارند، برکت خواهم داد و فرزندان آنها سرزمین کوهستانی را تصرّف خواهند کرد. قوم برگزیدهٔ من که مرا خدمت میکند، در اینجا زندگی خواهد کرد.
10En Saron zal tot een schaapskooi worden, en het dal van Achor tot een runderleger, voor Mijn volk, dat Mij gezocht heeft.
10
آنها مرا پرستش خواهند کرد و گاو و گوسفندانشان در دشت شارون در غرب و در دشت عخور، یعنی دشت زحمات در مشرق خواهند چرید.
11Maar gij verlaters des HEEREN, gij vergeters van den berg Mijner heiligheid, gij aanrichters ener tafel voor die bende, en gij opvullers des dranks voor dat getal!
11
«امّا دربارهٔ شما، کسانیکه من را ترک کردید و صهیون کوه مقدّس مرا نادیده گرفتید و گَد و مِنی، خدایان اقبال و سرنوشت را میپرستید.
12Ik zal ulieden ook ten zwaarde tellen, dat gij allen u ter slachting zult krommen, omdat Ik geroepen heb, maar gij hebt niet geantwoord, Ik gesproken heb, maar gij hebt niet gehoord, maar hebt gedaan, dat kwaad was in Mijn ogen, en hebt verkoren hetgeen, waaraan Ik geen lust heb.
12
سرنوشت شما مرگ خوفناکی است، چون وقتی شما را خواندم پاسخ ندادید و وقتی سخن گفتم، گوش ندادید. شما نافرمانی کردید و مرتکب شرارت شدید.
13Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Mijn knechten zullen eten, doch gijlieden zult hongeren; ziet, Mijn knechten zullen drinken, doch gijlieden zult dorsten; ziet, Mijn knechten zullen blijde zijn, doch gijlieden zult beschaamd zijn.
13
پس به شما میگویم کسانیکه مرا پرستش و از من اطاعت میکنند خوردنی و نوشیدنی فراوان خواهند داشت، امّا شما گرسنه و تشنه خواهید بود. آنها خوشحال و شما شرمسار خواهید بود.
14Ziet, Mijn knechten zullen juichen van goeder harte, maar gijlieden zult schreeuwen van weedom des harten, en van verbreking des geestes zult gij huilen.
14
آنها از شادی میسرایند، ولی شما با دلهای شکسته خواهید گریست.
15En gijlieden zult uw naam Mijn uitverkorenen tot een vervloeking laten; en de Heere HEERE zal ulieden doden, maar Zijn knechten zal Hij met een anderen naam noemen;
15
قوم برگزیدهٔ من اسم شما را به عنوان لعنت به کار خواهند برد. من، خدای قادر، شما را هلاک خواهم کرد. امّا اسمی تازه به کسانیکه از من اطاعت میکنند، خواهم داد.
16Zodat, wie zich zegenen zal op aarde, die zal zich zegenen in den God der waarheid; en wie zal zweren op aarde, die zal zweren bij den God der waarheid, omdat de vorige benauwdheden zullen vergeten zijn, en omdat zij voor Mijn ogen verborgen zijn.
16
هرکس در این سرزمین طالب برکتی است، باید از خدای وفادار آن برکت را بطلبد. هرکس سوگند یاد میکند به نام خدای وفادار یاد خواهد کرد. ناراحتیهای گذشته فراموش شدهاند.»
17Want ziet, Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vorige dingen zullen niet meer gedacht worden, en zullen in het hart niet opkomen.
17
خداوند میگوید: «من زمینی جدید و آسمانی تازه میآفرینم. اتّفاقات گذشته کاملاً فراموش خواهند شد.
18Maar weest gijlieden vrolijk, en verheugt u tot in der eeuwigheid in hetgeen Ik schep; want ziet, Ik schep Jeruzalem een verheuging, en haar volk een vrolijkheid.
18
خوشحال باشید و از آنچه آفریدم برای همیشه لذّت ببرید. اورشلیم تازهای که من خواهم ساخت از خوشی لبریز خواهد بود و مردمان او خرسند خواهند بود.
19En Ik zal Mij verheugen over Jeruzalem, en vrolijk zijn over Mijn volk; en in haar zal niet meer gehoord worden de stem der wening, noch de stem des geschreeuws.
19
من بهخاطر اورشلیم و مردم آن بسیار خوشحالم. دیگر در آنجا گریه و فریاد برای کمک نخواهد بود.
20Van daar zal niet meer wezen een zuigeling van weinig dagen, noch een oud man, die zijn dagen niet zal vervullen; want een jongeling zal sterven, honderd jaren oud zijnde, maar een zondaar, honderd jaren oud zijnde, zal vervloekt worden.
20
بچّهها دیگر در طفولیّت نخواهند مُرد، و مردم همه عمر طبیعی خواهند داشت. آدمهای صدساله جوان محسوب میشوند، اگر قبل از آن بمیرند، نشانهای است که من آنها را تنبیه نمودم.
21En zij zullen huizen bouwen en bewonen, en zij zullen wijngaarden planten, en derzelver vrucht eten.
21
خانههایی برای خود میسازند و خودشان در آن زندگی خواهند کرد نه دیگران. آنها تاکستانهای خود را میکارند و خودشان از شراب آنها لذّت میبرند، نه دیگران. قوم من مثل درخت، عمر طولانی خواهند داشت و از ثمرهٔ کارهای خود برای مدّتی طولانی لذّت خواهند بُرد.
22Zij zullen niet bouwen, dat het een ander bewone; zij zullen niet planten, dat het een ander ete, want de dagen Mijns volks zullen zijn als de dagen eens booms, en Mijn uitverkorenen zullen het werk hunner handen verslijten.
22
در کارشان موفّق و فرزندانشان با مصیبت روبهرو نخواهند شد. من به آنها و به فرزندان آنها همیشه برکت خواهم داد.
23Zij zullen niet tevergeefs arbeiden, noch baren ter verstoring; want zij zijn het zaad der gezegenden des HEEREN, en hun nakomelingen met hen.
23
حتّی قبل از آنکه دعاهای آنها تمام شود من به آنها پاسخ خواهم داد.
گرگ و گوسفند با هم خواهند چرید، شیر مثل گاو کاه خواهد خورد، و مار دیگر سمّی نخواهد بود. در صهیون، در کوه مقدّس من، دیگر چیزی شریر و مضرّ وجود نخواهد داشت.»
24En het zal geschieden, eer zij roepen, zo zal Ik antwoorden; terwijl zij nog spreken, zo zal Ik horen.
24
گرگ و گوسفند با هم خواهند چرید، شیر مثل گاو کاه خواهد خورد، و مار دیگر سمّی نخواهد بود. در صهیون، در کوه مقدّس من، دیگر چیزی شریر و مضرّ وجود نخواهد داشت.»
25De wolf en het lam zullen te zamen weiden, en de leeuw zal stro eten als een rund, en stof zal de spijze der slang zijn; zij zullen geen kwaad doen noch verderven op Mijn gansen heiligen berg zegt de HEERE.