1Voorts geschiedde des HEEREN woord ten tweeden male tot Jeremia, als hij nog in het voorhof der bewaring was opgesloten, zeggende:
1
زمانی که من هنوز در محوطهٔ کاخ زندانی بودم، یکبار دیگر پیام خداوند را دریافت کردم.
2Zo zegt de HEERE, Die het doet, de HEERE, Die dat formeert, opdat Hij het bevestige, HEERE is Zijn Naam;
2
خداوندی که زمین را آفرید و در جای خود قرار داد و نامش خداوند است به من گفت:
3Roep tot Mij, en Ik zal u antwoorden, en Ik zal u bekend maken grote en vaste dingen, die gij niet weet.
3
«از من بپرس و به تو پاسخ خواهم داد. دربارهٔ اسرار عجیبی که چیزی دربارهٔ آنها نمیدانی به تو خواهم گفت.
4Want zo zegt de HEERE, de God Israels, van de huizen dezer stad, en van de huizen der koningen van Juda, die door de wallen en door het zwaard zijn afgebroken:
4
من، خداوند خدای اسرائیل دربارهٔ خانههای اورشلیم و کاخ سلطنتی یهودا که در نتیجهٔ محاصره و حمله ویران شده بودند، میگویم.
5Er zijn er wel ingekomen, om te strijden tegen de Chaldeen, maar het is om die te vullen met dode lichamen van mensen, die Ik verslagen heb in Mijn toorn en in Mijn grimmigheid; en omdat Ik Mijn aangezicht van deze stad verborgen heb, om al hunlieder boosheid.
5
گروهی برای مقابله با بابلیها وارد جنگ خواهند شد و در نتیجه خانهها از اجساد کسانیکه از روی خشم و غضب خود زدهام، پر خواهد شد. بهخاطر شرارتهایی که مردم این شهر مرتکب شدهاند، من روی خود را از آنها بازگرداندهام.
6Zie, Ik zal haar de gezondheid en de genezing doen rijzen, en zal henlieden genezen, en zal hun openbaren overvloed van vrede en waarheid.
6
امّا من این شهر و مردم آن را شفا خواهم داد و سلامتشان را به آنها برمیگردانم، و آنها را از صلح و امنیّت، سرشار خواهم ساخت.
7En Ik zal de gevangenis van Juda en de gevangenis van Israel wenden, en zal ze bouwen als in het eerste.
7
من کامیابی را به یهودا و اسرائیل برمیگردانم و آنها را از نو بنا خواهم کرد.
8En Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, met dewelke zij tegen Mij gezondigd hebben; en Ik zal vergeven al hun ongerechtigheden, met dewelke zij tegen Mij gezondigd en met dewelke zij tegen Mij overtreden hebben.
8
آنها را از گناهانی که مرتکب شدهاند، پاک میکنم و گناهان و سرکشیهای آنها را خواهم بخشید.
9En het zal Mij zijn tot een vrolijken naam, tot een roem, en tot een sieraad bij alle heidenen der aarde; die al het goede zullen horen, dat Ik hun doe; en zij zullen vrezen en beroerd zijn over al het goede, en over al den vrede, dien Ik hun beschikke.
9
اورشلیم موجب شادمانی، افتخار و جلال من خواهد بود. تمام ملّتهای جهان وقتی دربارهٔ احسانهایی که به مردم و کامیابی که نصیب اورشلیم کردهام بشنوند از ترس برخود خواهند لرزید.»
10Alzo zegt de HEERE: In deze plaats (waarvan gij zegt: Zij is woest, dat er geen mens en geen beest in is), in de steden van Juda, en op de straten van Jeruzalem, die zo verwoest zijn, dat er geen mens, en geen inwoner, en geen beest in is, zal wederom gehoord worden,
10
خداوند گفت: «مردم میگویند که این شهر مثل بیابانی شده که دیگر انسان و حیوانی در آن زندگی نمیکند. آنها درست میگویند، شهرهای یهودا و کوچههای اورشلیم خالی هستند. هیچ انسان و حیوانی در آن زندگی نمیکند، امّا باز
11De stem der vrolijkheid en de stem der blijdschap, de stem des bruidegoms en de stem der bruid, de stem dergenen, die zeggen: Looft den HEERE der heirscharen, want de HEERE is goed, want Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid! de stem dergenen, die lof aanbrengen ten huize des HEEREN; want Ik zal de gevangenis des lands wenden, als in het eerste, zegt de HEERE.
11
فریادهای شادی و خوشی و صدای جشنهای عروسی به گوش خواهد رسید. صدای سرود مردم را درحالیکه هدایای شکرگزاری در معبد بزرگ من تقدیم میکنند، خواهید شنید که میگویند:
'خداوند متعال را سپاس گویید،
چون او نیکوست
و محبّتش ابدی است.'
من این سرزمین را مثل گذشته، موفّق و کامیاب خواهم ساخت. من، خداوند چنین گفتهام.»
12Zo zegt de HEERE der heirscharen: In deze plaats, die zo woest is, dat er geen mens, zelfs tot het vee toe, in is, mitsgaders in al derzelver steden, zullen wederom woningen zijn van herderen, die de kudden doen legeren.
12
خداوند متعال گفت: «در این سرزمینی که مثل بیابان شده و هیچ انسان و حیوانی در آن زندگی نمیکند بار دیگر چراگاههایی خواهد داشت و چوپانان گلّههای خود را در آنها خواهند چرانید.
13In de steden van het gebergte, in de steden der laagte, en in de steden van het zuiden, en in het land van Benjamin, en in de plaatsen rondom Jeruzalem, en in de steden van Juda, zullen de kudden wederom onder de handen des tellers doorgaan, zegt de HEERE.
13
در شهرهای کوهستانی، کوهپایهها، قسمت جنوبی یهودا، سرزمین بنیامین و در روستاهای اطراف اورشلیم، چوپانان یکبار دیگر گوسفندان خود را خواهند شمرد. من، خداوند چنین گفتهام.»
14Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik het goede woord verwekken zal, dat Ik tot het huis van Israel en over het huis van Juda gesproken heb.
14
خداوند گفت: «زمانی میآید که من به وعدههای خود به قوم اسرائیل و یهودا عمل خواهم کرد.
15In die dagen, en te dier tijd zal Ik David een SPRUIT der gerechtigheid doen uitspruiten; en Hij zal recht en gerechtigheid doen op aarde.
15
در آن زمان، من پادشاه عادلی از نسل داوود برخواهم گزید. آن پادشاه آنچه را راست و درست است، در تمام این سرزمین انجام خواهد داد.
16In die dagen zal Juda verlost worden, en Jeruzalem zeker wonen; en deze is, die haar roepen zal: De HEERE, onze GERECHTIGHEID.
16
مردم یهودا و اورشلیم نجات مییابند و در امنیّت زندگی خواهند کرد. این شهر به نام 'خداوند عدالت و زندگی ما' نامیده خواهد شد.
17Want zo zegt de HEERE: Aan David zal niet worden afgesneden een Man, Die op den troon van het huis Israels zitte.
17
من، خداوند به شما اطمینان میدهم که از نسل داوود همیشه کسی وجود خواهد داشت که بر اسرائیل سلطنت کند.
18Ook zal den Levietischen priesteren, van voor Mijn aangezicht, niet worden afgesneden een Man, Die brandoffer offere, en spijsoffer aansteke, en slachtoffer bereide al de dagen.
18
و همیشه کاهنانی از طایفهٔ لاوی خواهند بود تا هدایای سوختنی، غلاّت، و قربانیها را به حضور من تقدیم کنند.»
19En des HEEREN woord geschiedde tot Jeremia, zeggende:
19
خداوند به من گفت:
20Alzo zegt de HEERE: Indien gijlieden Mijn verbond van den dag; en Mijn verbond van den nacht kondt vernietigen, zodat dag en nacht niet zijn op hun tijd;
20
«من با روز و شب پیمانی بستهام تا آنها همیشه در زمانهای معیّن شروع شوند و این پیمان هیچگاه شکسته نخواهد شد.
21Zo zal ook vernietigd kunnen worden Mijn verbond met Mijn knecht David, dat hij geen zoon hebbe, die op zijn troon regere, en met de Levieten, de priesteren, Mijn dienaren.
21
به همان نحو پیمانی با بندهٔ خود، داوود، بستهام تا از نسل او همیشه کسی در خدمت من باشد، و این پیمانها هیچگاه شکسته نخواهند شد.
22Gelijk het heir des hemels niet geteld, en het zand der zee niet gemeten kan worden, alzo zal Ik vermenigvuldigen het zaad van Mijn knecht David, en de Levieten, die Mij dienen.
22
من به تعداد فرزندان نسل بندهام، داوود و به تعداد کاهنهای طایفهٔ لاوی خواهم افزود تا مثل ستارگان آسمان و دانههای شن کنار دریا غیرقابل شمردن باشند.»
23Voorts geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, zeggende:
23
خداوند به من گفت:
24Hebt gij niet gezien, wat dit volk spreekt, zeggende: De twee geslachten, die de HEERE verkoren had, die heeft Hij nu verworpen? Ja, zij versmaden Mijn volk, zodat het geen volk meer is voor hun aangezicht.
24
«آیا توجّه کردهای که چگونه مردم میگویند من اسرائیل و یهودا را -دو خانوادهای را که خود برگزیدهام- طرد کردهام؟ از این رو با حقارت به قوم من نگاه میکنند و دیگر آنها را به عنوان یک ملّت قبول ندارند.
25Zo zegt de HEERE: Indien Mijn verbond niet is van dag en nacht; indien Ik de ordeningen des hemels en der aarde niet gesteld heb;
25
امّا من، خداوند، با روز و شب پیمان بستهام و قوانینی وضع کردهام که بر زمین و آسمان حاکم است.
به همان نحو من پیمان خود را با فرزندان یعقوب و با بندهٔ خود داوود حفظ خواهم کرد. کسی را از نسل داوود برای حکمرانی بر فرزندان ابراهیم و اسحاق و یعقوب انتخاب خواهم کرد. من نسبت به قوم خود رحیم خواهم بود و سعادتشان را به آنها برمیگردانم.»
26Zo zal Ik ook het zaad van Jakob en van Mijn knecht David verwerpen, dat Ik van zijn zaad niet neme, die daar heerse over het zaad van Abraham, Izak en Jakob; want Ik zal hun gevangenis wenden en Mij hunner ontfermen.
26
به همان نحو من پیمان خود را با فرزندان یعقوب و با بندهٔ خود داوود حفظ خواهم کرد. کسی را از نسل داوود برای حکمرانی بر فرزندان ابراهیم و اسحاق و یعقوب انتخاب خواهم کرد. من نسبت به قوم خود رحیم خواهم بود و سعادتشان را به آنها برمیگردانم.»