1Wee der ijselijke, en der bevlekte, der verdrukkende stad!
1
وای به حال اورشلیم سرکش، شهر آلوده و ستمگر.
2Zij hoort naar de stem niet; zij neemt de tucht niet aan; zij vertrouwt niet op den HEERE; tot haar God nadert zij niet.
2
به صدای خداوند گوش نمیدهد و نصیحت نمیپذیرد. به خداوند اعتماد نمیکند و از او کمک نمیطلبد.
3Haar vorsten zijn brullende leeuwen in het midden van haar; haar rechters zijn avondwolven, die de beenderen niet breken tot aan den morgen.
3
حاکمان آن مانند شیرهای غرّان و قضات آن مثل گرگهای گرسنهٔ شب هستند که از شکار خود تا صبح چیزی باقی نمیگذارند.
4Haar profeten zijn lichtvaardig, gans trouweloze mannen; haar priesters verontreinigen het heilige, zij doen der wet geweld aan.
4
انبیای آن خودخواه و فاسد میباشند، کاهنانش مقدّسات را بیحرمت میسازند و از احکام خداوند تجاوز مینمایند.
5De rechtvaardige HEERE is in het midden van haar, Hij doet geen onrecht; allen morgen geeft Hij Zijn recht in het licht, er ontbreekt niet; doch de verkeerde weet van geen schaamte.
5
خداوند هنوز هم در آن شهر حضور دارد. او عادل و با انصاف است و بیعدالتی نمیکند. هر بامداد عدالت خود را به مردم نشان میدهد، امّا با وجود این، بدکاران با بیشرمی به کارهای شرم آور خود ادامه میدهند.
6Ik heb de heidenen uitgeroeid, hun hoeken zijn verwoest, Ik heb hun straten eenzaam gemaakt, dat niemand daardoor gaat; hun steden zijn verstoord, zodat er niemand is, dat er geen inwoner is.
6
خداوند میفرماید: «من اقوام زیادی را از بین بردهام. شهرهایشان را ویران و دیوارها و بُرجهای آنها را خراب کردهام. شهرها متروک و کوچهها خالی شدهاند و یک نفر هم باقی نمانده است.
7Ik zeide: Immers zult gij Mij vrezen, gij zult de tucht aannemen, opdat haar woning niet uitgeroeid zou worden; al wat Ik haar bezocht hebbe, waarlijk, zij hebben zich vroeg opgemaakt, zij hebben al hun handelingen verdorven.
7
گفتم شاید مردم از من بترسند و به نصایح من گوش کنند و آنچه به آنها تعلیم دادهام، فراموش نکنند، امّا آنها توجّهی نکردند و به کارهای فاسد خود ادامه دادند.»
8Daarom verwacht Mij, spreekt de HEERE, ten dage als Ik Mij opmake tot den roof; want Mijn oordeel is, de heidenen te verzamelen, de koninkrijken te vergaderen, om over hen Mijn gramschap, de ganse hittigheid Mijns toorns uit te storten, want dit ganse land zal door het vuur van Mijn ijver verteerd worden.
8
خداوند میفرماید: «صبر کنید، روزی که علیه اقوام جهان برخیزم و آنها را محکوم سازم بزودی میرسد. من تصمیم گرفتهام که تمام ملل و همهٔ سلطنتها را جمع کنم و خشم خود را بر آنها بریزم. تمام دنیا در آتش غیرت من گداخته خواهد شد.
9Gewisselijk, dan zal Ik tot de volken een reine spraak wenden; opdat zij allen den Naam des HEEREN aanroepen, opdat zij Hem dienen met een eenparigen schouder.
9
«آنگاه به مردم جهان زبان پاک عطا میکنم تا فقط نام مرا یاد کنند و تنها مرا بپرستند.
10Van de zijden der rivieren der Moren zullen Mijn ernstige aanbidders, met de dochter Mijner verstrooiden, Mijn offeranden brengen.
10
قوم پراکندهٔ من از آنسوی رودهای حبشه با هدایای خود برای عبادت من خواهند آمد.
11Te dien dage zult gij niet beschaamd wezen vanwege al uw handelingen, waarmede gij tegen Mij overtreden hebt; want alsdan zal Ik uit het midden van u wegnemen, die van vreugde opspringen over uw hovaardij, en gij zult u voortaan niet meer verheffen om Mijns heiligen bergs wil.
11
در آن زمان شما ای قوم من، دیگر از سرکشیها و کارهایی که علیه من کردهاید، شرمنده نمیشوید. تمام مردم متکبّر و خودخواه را از میان شما دور میکنم. بعد از آن دیگر در کوه مقدّس من غرور و تکبّر وجود نخواهد داشت.
12Maar Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk; die zullen op den Naam des HEEREN betrouwen.
12
در آنجا کسانیکه فروتن و متواضع هستند و به من پناه میآورند، باقی خواهند ماند.
13De overgeblevenen van Israel zullen geen onrecht doen, noch leugen spreken, en in hun mond zal geen bedriegelijke tong gevonden worden; maar zij zullen weiden en nederliggen, en niemand zal hen verschrikken.
13
آنهایی که در اسرائیل باقی میمانند، دیگر به کارهای زشت دست نمیزنند، دروغ نمیگویند، فریب نمیدهند، بلکه در کامیابی و امنیّت زندگی میکنند و کسی نمیتواند آنها را بترساند.»
14Zing vrolijk, gij dochter Sions, juich, Israel; wees blijde, en spring op van vreugde van ganser harte, gij dochter Jeruzalems!
14
ای قوم اسرائیل، سرود بخوانید و شادی کنید!
ای اورشلیم، از صمیم قلب آواز شادمانی را بلند کن!
15De HEERE heeft uw oordelen weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd; de Koning Israels, de HEERE, is in het midden van u, gij zult geen kwaad meer zien.
15
خداوند از مجازات تو صرف نظر کرده
و دشمنانت را شکست داده است.
خداوند، پادشاه اسرائیل، همراه توست
و دیگر از چیزی نخواهی ترسید.
16Te dien dage zal tot Jeruzalem gezegd worden: Vrees niet, o Sion! laat uw handen niet slap worden.
16
در آن روز به صهیون میگویند:
«نترس! دلیر و قوی باش!
17De HEERE uw God, is in het midden van u, een Held, Die verlossen zal; Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap, Hij zal zwijgen in Zijn liefde, Hij zal Zich over u verheugen met gejuich.
17
خداوند خدایت با تو میباشد؛
قدرت او تو را پیروز خواهد کرد.
خداوند از تو خشنود است.
و در عشق خود به تو زندگی تازه خواهد داد.»
18De bedroefden, om der bijeenkomst wil, zal Ik verzamelen, zij zijn uit u; de schimping is een last op haar.
18
خداوند میفرماید:
«من بلایا را از شما دور میسازم،
و شما را از پریشانی بیرون میآورم.
19Ziet, Ik zal te dien tijde al uw verdrukkers verdoen; en Ik zal de hinkenden behoeden, en de uitgestotenen verzamelen; en Ik zal ze stellen tot een lof, en tot een naam, in het ganse land, waar zij beschaamd zijn geweest.
19
روز جزای کسانیکه بر تو ظلم کردهاند فرا میرسد.
مردمان لنگ را نجات میدهم
و تبعیدشدگان را به وطنشان بازمیگردانم.
ننگشان را به عزّت و افتخار تبدیل میکنم
و آن وقت تمام دنیا آنها را تحسین میکنند.
در آن زمان همهٔ شما را به خانه میآورم،
شما را در جهان مشهور میسازم
و دوباره شما را کامیاب میگردانم.»
این را خداوند فرموده است.
20Te dier tijd zal Ik ulieden herwaarts brengen, ten tijde namelijk, als Ik u verzamelen zal; zekerlijk Ik zal ulieden zetten tot een naam en tot een lof, onder alle volken der aarde, als Ik uw gevangenissen voor uw ogen wenden zal, zegt de HEERE.
20
در آن زمان همهٔ شما را به خانه میآورم،
شما را در جهان مشهور میسازم
و دوباره شما را کامیاب میگردانم.»
این را خداوند فرموده است.