1Aleph. Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet des HEEREN gaan.
1ALEPH. BIENAVENTURADOS los perfectos de camino; Los que andan en la ley de Jehová.
2Welgelukzalig zijn zij, die Zijn getuigenissen onderhouden, die Hem van ganser harte zoeken;
2Bienaventurados los que guardan sus testimonios, Y con todo el corazón le buscan:
3Ook geen onrecht werken, maar wandelen in Zijn wegen.
3Pues no hacen iniquidad Los que andan en sus caminos.
4HEERE! Gij hebt geboden, dat men Uw bevelen zeer bewaren zal.
4Tú encargaste Que sean muy guardados tus mandamientos.
5Och, dat mijn wegen gericht werden, om Uw inzettingen te bewaren!
5Ojalá fuesen ordenados mis caminos A observar tus estatutos!
6Dan zou ik niet beschaamd worden, wanneer ik merken zou op al Uw geboden.
6Entonces no sería yo avergonzado, Cuando atendiese á todos tus mandamientos.
7Ik zal U loven in oprechtheid des harten, als ik de rechten Uwer gerechtigheid geleerd zal hebben.
7Te alabaré con rectitud de corazón, Cuando aprendiere los juicios de tu justicia.
8Ik zal Uw inzettingen bewaren; verlaat mij niet al te zeer.
8Tus estatutos guardaré: No me dejes enteramente.
9Beth. Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord.
9BETH. ¿Con qué limpiará el joven su camino? Con guardar tu palabra.
10Ik zoek U met mijn gehele hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen.
10Con todo mi corazón te he buscado: No me dejes divagar de tus mandamientos.
11Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou.
11En mi corazón he guardado tus dichos, Para no pecar contra ti.
12HEERE! Gij zijt gezegend; leer mij Uw inzettingen.
12Bendito tú, oh Jehová: Enséñame tus estatutos.
13Ik heb met mijn lippen verteld al de rechten Uws monds.
13Con mis labios he contado Todos los juicios de tu boca.
14Ik ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom.
14Heme gozado en el camino de tus testimonios, Como sobre toda riqueza.
15Ik zal Uw bevelen overdenken, en op Uw paden letten.
15En tus mandamientos meditaré, Consideraré tus caminos.
16Ik zal mijzelven vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten.
16Recrearéme en tus estatutos: No me olvidaré de tus palabras.
17Gimel. Doe wel bij Uw knecht, dat ik leve en Uw woord beware.
17GIMEL. Haz bien á tu siervo; que viva Y guarde tu palabra.
18Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet.
18Abre mis ojos, y miraré Las maravillas de tu ley.
19Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet.
19Advenedizo soy yo en la tierra: No encubras de mí tus mandamientos.
20Mijn ziel is verbroken vanwege het verlangen naar Uw oordelen te aller tijd.
20Quebrantada está mi alma de desear Tus juicios en todo tiempo.
21Gij scheldt de vervloekte hovaardigen, die van Uw geboden afdwalen.
21Destruiste á los soberbios malditos, Que se desvían de tus mandamientos.
22Wentel van mij versmaadheid en verachting, want ik heb Uw getuigenissen onderhouden.
22Aparta de mí oprobio y menosprecio; Porque tus testimonios he guardado.
23Als zelfs de vorsten zittende tegen mij gesproken hebben, heeft Uw knecht Uw inzettingen betracht.
23Príncipes también se sentaron y hablaron contra mí: Mas tu siervo meditaba en tus estatutos.
24Ook zijn Uw getuigenissen mijn vermakingen, en mijn raadslieden.
24Pues tus testimonios son mis deleites, Y mis consejeros.
25Daleth. Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw woord.
25DALETH. Pegóse al polvo mi alma: Vivifícame según tu palabra.
26Ik heb U mijn wegen verteld, en Gij hebt mij verhoord; leer mij Uw inzettingen.
26Mis caminos te conté, y me has respondido: Enséñame tus estatutos.
27Geef mij den weg Uwer bevelen te verstaan, opdat ik Uw wonderen betrachte.
27Hazme entender el camino de tus mandamientos, Y hablaré de tus maravillas.
28Mijn ziel druipt weg van treurigheid; richt mij op naar Uw woord.
28Deshácese mi alma de ansiedad: Corrobórame según tu palabra.
29Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij genadiglijk Uw wet.
29Aparta de mí camino de mentira; Y hazme la gracia de tu ley.
30Ik heb verkoren den weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld.
30Escogí el camino de la verdad; He puesto tus juicios delante de mí.
31Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; o HEERE! beschaam mij niet.
31Allegádome he á tus testimonios; Oh Jehová, no me avergüences.
32Ik zal den weg Uwer geboden lopen, als Gij mijn hart verwijd zult hebben.
32Por el camino de tus mandamientos correré, Cuando ensanchares mi corazón.
33He. HEERE! leer mij den weg Uwer inzettingen, en ik zal hem houden ten einde toe.
33HE. Enséñame, oh Jehová, el camino de tus estatutos, Y guardarélo hasta el fin.
34Geef mij het verstand, en ik zal Uw wet houden; ja, ik zal ze onderhouden met gansen harte.
34Dame entendimiento, y guardaré tu ley; Y la observaré de todo corazón.
35Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.
35Guíame por la senda de tus mandamientos; Porque en ella tengo mi voluntad.
36Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot gierigheid.
36Inclina mi corazón á tus testimonios, Y no á la avaricia.
37Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen.
37Aparta mis ojos, que no vean la vanidad; Avívame en tu camino.
38Bevestig Uw toezeggingen aan Uw knecht, die Uw vreze toegedaan is.
38Confirma tu palabra á tu siervo, Que te teme.
39Wend mijn smaadheid af, die ik vreze, want Uw rechten zijn goed.
39Quita de mí el oprobio que he temido: Porque buenos son tus juicios.
40Zie, ik heb een begeerte tot Uw bevelen; maak mij levend door Uw gerechtigheid.
40He aquí yo he codiciado tus mandamientos: Vivifícame en tu justicia.
41Vau. En dat mij Uw goedertierenheden overkomen, o HEERE! Uw heil, naar Uw toezegging;
41VAV. Y venga á mí tu misericordia, oh Jehová; Tu salud, conforme á tu dicho.
42Opdat ik mijn smader wat heb te antwoorden, want ik vertrouw op Uw woord.
42Y daré por respuesta á mi avergonzador, Que en tu palabra he confiado.
43En ruk het woord der waarheid van mijn mond niet al te zeer, want ik hoop op Uw rechten.
43Y no quites de mi boca en nigún tiempo la palabra de verdad; Porque á tu juicio espero.
44Zo zal ik Uw wet steeds onderhouden, eeuwiglijk en altoos.
44Y guardaré tu ley siempre, Por siglo de siglo.
45En ik zal wandelen in de ruimte, omdat ik Uw bevelen gezocht heb.
45Y andaré en anchura, Porque busqué tus mandamientos.
46Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen, en mij niet schamen.
46Y hablaré de tus testimonios delante de los reyes, Y no me avergonzaré.
47En ik zal mij vermaken in Uw geboden, die ik liefheb.
47Y deleitaréme en tus mandamientos, Que he amado.
48En ik zal mijn handen opheffen naar Uw geboden, die ik liefheb, en ik zal Uw inzettingen betrachten.
48Alzaré asimismo mis manos á tus mandamientos que amé; Y meditaré en tus estatutos.
49Zain. Gedenk des woords, tot Uw knecht gesproken, op hetwelk Gij mij hebt doen hopen.
49ZAYIN. Acuérdate de la palabra dada á tu siervo, En la cual me has hecho esperar.
50Dit is mijn troost in mijn ellende, want Uw toezegging heeft mij levend gemaakt.
50Esta es mi consuelo en mi aflicción: Porque tu dicho me ha vivificado.
51De hovaardigen hebben mij boven mate zeer bespot; nochtans ben ik van Uw wet niet geweken.
51Los soberbios se burlaron mucho de mí: Mas no me he apartado de tu ley.
52Ik heb gedacht, o HEERE! aan Uw oordelen van ouds aan, en heb mij getroost.
52Acordéme, oh Jehová, de tus juicios antiguos, Y consoléme.
53Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten.
53Horror se apoderó de mí, á causa De los impíos que dejan tu ley.
54Uw inzettingen zijn mij gezangen geweest, ter plaatse mijner vreemdelingschappen.
54Cánticos me fueron tus estatutos En la mansión de mis peregrinaciones.
55HEERE! des nachts ben ik Uws Naams gedachtig geweest, en heb Uw wet bewaard.
55Acordéme en la noche de tu nombre, oh Jehová, Y guardé tu ley.
56Dat is mij geschied, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.
56Esto tuve, Porque guardaba tus mandamientos.
57Cheth. De HEERE is mijn deel, ik heb gezegd, dat ik Uw woorden zal bewaren.
57JET. Mi porción, oh Jehová, Dije, será guardar tus palabras.
58Ik heb Uw aanschijn ernstelijk gebeden van ganser harte, wees mij genadig naar Uw toezegging.
58Tu presencia supliqué de todo corazón: Ten misericordia de mí según tu palabra.
59Ik heb mijn wegen bedacht, en heb mijn voeten gekeerd tot Uw getuigenissen.
59Consideré mis caminos, Y torné mis pies á tus testimonios.
60Ik heb gehaast, en niet vertraagd Uw geboden te onderhouden.
60Apresuréme, y no me retardé En guardar tus mandamientos.
61De goddeloze hopen hebben mij beroofd; nochtans heb ik Uw wet niet vergeten.
61Compañía de impíos me han robado: Mas no me he olvidado de tu ley.
62Te middernacht sta ik op, om U te loven voor de rechten Uwer gerechtigheid.
62A media noche me levantaba á alabarte Sobre los juicios de tu justicia.
63Ik ben een gezel van allen, die U vrezen, en van hen, die Uw bevelen onderhouden.
63Compañero soy yo de todos los que te temieren Y guardaren tus mandamientos.
64HEERE! de aarde is vol van Uw goedertierenheid; leer mij Uw inzettingen.
64De tu misericordia, oh Jehová, está llena la tierra: Enséñame tus estatutos.
65Teth. Gij hebt bij Uw knecht goed gedaan, HEERE, naar Uw woord.
65TETH. Bien has hecho con tu siervo, Oh Jehová, conforme á tu palabra.
66Leer mij een goeden zin en wetenschap, want ik heb aan Uw geboden geloofd.
66Enséñame bondad de sentido y sabiduría; Porque tus mandamientos he creído.
67Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik Uw woord.
67Antes que fuera yo humillado, descarriado andaba; Mas ahora guardo tu palabra.
68Gij zijt goed en goeddoende; leer mij Uw inzettingen.
68Bueno eres tú, y bienhechor: Enséñame tus estatutos.
69De hovaardigen hebben leugens tegen mij gestoffeerd; doch ik bewaar Uw bevelen van ganser harte.
69Contra mí forjaron mentira los soberbios: Mas yo guardaré de todo corazón tus mandamientos.
70Hun hart is vet als smeer; maar ik heb vermaak in Uw wet.
70Engrasóse el corazón de ellos como sebo; Mas yo en tu ley me he deleitado.
71Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw inzettingen leerde.
71Bueno me es haber sido humillado, Para que aprenda tus estatutos.
72De wet Uws monds is mij beter, dan duizenden van goud of zilver.
72Mejor me es la ley de tu boca, Que millares de oro y plata.
73Jod. Uw handen hebben mij gemaakt, en bereid; maak mij verstandig, opdat ik Uw geboden lere.
73YOD. Tus manos me hicieron y me formaron: Hazme entender, y aprenderé tus mandamientos.
74Die U vrezen, zullen mij aanzien, en zich verblijden, omdat ik op Uw woord gehoopt heb.
74Los que te temen, me verán, y se alegrarán; Porque en tu palabra he esperado.
75Ik weet, HEERE! dat Uw gerichten de gerechtigheid zijn, en dat Gij mij uit getrouwheid verdrukt hebt.
75Conozco, oh Jehová, que tus juicios son justicia, Y que conforme á tu fidelidad me afligiste.
76Laat toch Uw goedertierenheid zijn om mij te troosten, naar Uw toezegging aan Uw knecht.
76Sea ahora tu misericordia para consolarme, Conforme á lo que has dicho á tu siervo.
77Laat mij Uw barmhartigheden overkomen, opdat ik leve, want Uw wet is al mijn vermaking.
77Vengan á mí tus misericordias, y viva; Porque tu ley es mi deleite.
78Laat de hovaardigen beschaamd worden, omdat zij mij met leugen nedergestoten hebben; doch ik betracht Uw geboden.
78Sean avergonzados los soberbios, porque sin causa me han calumniado: Yo empero, meditaré en tus mandamientos.
79Laat hen tot mij keren, die U vrezen, en die Uw getuigenissen kennen.
79Tórnense á mí los que te temen Y conocen tus testimonios.
80Laat mijn hart oprecht zijn tot Uw inzettingen, opdat ik niet beschaamd worde.
80Sea mi corazón íntegro en tus estatutos; Porque no sea yo avergonzado.
81Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt.
81KAF. Desfallece mi alma por tu salud, Esperando en tu palabra.
82Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw toezegging, terwijl ik zeide: Wanneer zult Gij mij vertroosten?
82Desfallecieron mis ojos por tu palabra, Diciendo: ¿Cuándo me consolarás?
83Want ik ben geworden als een lederen zak in den rook; doch Uw inzettingen heb ik niet vergeten.
83Porque estoy como el odre al humo; Mas no he olvidado tus estatutos.
84Hoe vele zullen de dagen Uws knechts zijn? Wanneer zult Gij recht doen over mijn vervolgers?
84¿Cuántos son los días de tu siervo? ¿Cuándo harás juicio contra los que me persiguen?
85De hovaardigen hebben mij putten gegraven, hetwelk niet is naar Uw wet.
85Los soberbios me han cavado hoyos; Mas no obran según tu ley.
86Al Uw geboden zijn waarheid; zij vervolgen mij met leugen, help mij.
86Todos tus mandamientos son verdad: Sin causa me persiguen; ayúdame.
87Zij hebben mij bijna vernietigd op de aarde, maar ik heb Uw bevelen niet verlaten.
87Casi me han echado por tierra: Mas yo no he dejado tus mandamientos.
88Maak mij levend naar Uw goedertierenheid, dan zal ik de getuigenis Uws monds onderhouden.
88Vivifícame conforme á tu misericordia; Y guardaré los testimonios de tu boca.
89Lamed. O HEERE! Uw woord bestaat in der eeuwigheid in de hemelen.
89LAMED. Para siempre, oh Jehová, Permenece tu palabra en los cielos.
90Uw goedertierenheid is van geslacht tot geslacht; Gij hebt de aarde vastgemaakt, en zij blijft staan;
90Por generación y generación es tu verdad: Tú afirmaste la tierra, y persevera.
91Naar Uw verordeningen blijven zij nog heden staan, want zij allen zijn Uw knechten.
91Por tu ordenación perseveran hasta hoy las cosas criadas; Porque todas ellas te sirven.
92Indien Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan.
92Si tu ley no hubiese sido mis delicias, Ya en mi aflicción hubiera perecido.
93Ik zal Uw bevelen in der eeuwigheid niet vergeten, want door dezelve hebt Gij mij levend gemaakt.
93Nunca jamás me olvidaré de tus mandamientos; Porque con ellos me has vivificado.
94Ik ben Uw, behoud mij, want ik heb Uw bevelen gezocht.
94Tuyo soy yo, guárdame; Porque he buscado tus mandamientos.
95De goddelozen hebben op mij gewacht, om mij te doen vergaan; ik neem acht op Uw getuigenissen.
95Los impíos me han aguardado para destruirme: Mas yo entenderé en tus testimonios.
96In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien; maar Uw gebod is zeer wijd.
96A toda perfección he visto fin: Ancho sobremanera es tu mandamiento.
97Mem. Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag.
97MEM. Cuánto amo yo tu ley! Todo el día es ella mi meditación.
98Zij maakt mij door Uw geboden wijzer, dan mijn vijanden zijn, want zij is in eeuwigheid bij mij.
98Me has hecho más sabio que mis enemigos con tus mandamientos; Porque me son eternos.
99Ik ben verstandiger dan al mijn leraars, omdat Uw getuigenissen mijn betrachting zijn.
99Más que todos mis enseñadores he entendido: Porque tus testimonios son mi meditación.
100Ik ben voorzichtiger dan de ouden, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.
100Más que los viejos he entendido, Porque he guardado tus mandamientos.
101Ik heb mijn voeten geweerd van alle kwade paden, opdat ik Uw woord zou onderhouden.
101De todo mal camino contuve mis pies, Para guardar tu palabra.
102Ik ben niet geweken van Uw rechten, want Gij hebt mij geleerd.
102No me aparté de tus juicios; Porque tú me enseñaste.
103Hoe zoet zijn Uw redenen mijn gehemelte geweest, meer dan honig mijn mond!
103Cuán dulces son á mi paladar tus palabras! Más que la miel á mi boca.
104Uit Uw bevelen krijg ik verstand, daarom haat ik alle leugenpaden.
104De tus mandamientos he adquirido inteligencia: Por tanto he aborrecido todo camino de mentira.
105Nun. Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad.
105NUN. Lámpara es á mis pies tu palabra, Y lumbrera á mi camino.
106Ik heb gezworen, en zal het bevestigen, dat ik onderhouden zal de rechten Uwer gerechtigheid.
106Juré y ratifiqué El guardar los juicios de tu justicia.
107Ik ben gans zeer verdrukt, HEERE! maak mij levend naar Uw woord.
107Afligido estoy en gran manera: oh Jehová, Vivifícame conforme á tu palabra.
108Laat U toch, o HEERE! welgevallen de vrijwillige offeranden mijns monds, en leer mij Uw rechten.
108Ruégote, oh Jehová, te sean agradables los sacrificios voluntarios de mi boca; Y enséñame tus juicios.
109Mijn ziel is geduriglijk in mijn hand; nochtans vergeet ik Uw wet niet.
109De continuo está mi alma en mi mano: Mas no me he olvidado de tu ley.
110De goddelozen hebben mij een strik gelegd; nochtans ben ik niet afgedwaald van Uw bevelen.
110Pusiéronme lazo los impíos: Empero yo no me desvié de tus mandamientos.
111Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid.
111Por heredad he tomado tus testimonios para siempre; Porque son el gozo de mi corazón.
112Ik heb mijn hart geneigd, om Uw inzettingen eeuwiglijk te doen, ten einde toe.
112Mi corazón incliné á poner por obra tus estatutos De continuo, hasta el fin.
113Samech. Ik haat de kwade ranken, maar heb Uw wet lief.
113SAMECH. Los pensamientos vanos aborrezco; Mas amo tu ley.
114Gij zijt mijn Schuilplaats en mijn Schild; op Uw Woord heb ik gehoopt.
114Mi escondedero y mi escudo eres tú: En tu palabra he esperado.
115Wijkt van mij, gij boosdoeners! dat ik de geboden mijns Gods moge bewaren.
115Apartaos de mí, malignos; Pues yo guardaré los mandamientos de mi Dios.
116Ondersteun mij naar Uw toezegging, opdat ik leve; en laat mij niet beschaamd worden over mijn hope.
116Susténtame conforme á tu palabra, y viviré: Y no me avergüences de mi esperanza.
117Ondersteun mij, zo zal ik behouden zijn; dan zal ik mij steeds in Uw inzettingen vermaken.
117Sosténme, y seré salvo; Y deleitaréme siempre en tus estatutos.
118Gij vertreedt al degenen, die van Uw inzettingen afdwalen, want hun bedrog is leugen.
118Hollaste á todos los que se desvían de tus estatutos: Porque mentira es su engaño.
119Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief.
119Como escorias hiciste consumir á todos los impíos de la tierra: Por tanto yo he amado tus testimonios.
120Het haar mijns vleses is te berge gerezen van verschrikking voor U, en ik heb gevreesd voor Uw oordelen.
120Mi carne se ha extremecido por temor de ti; Y de tus juicios tengo miedo.
121Ain. Ik heb recht en gerechtigheid gedaan; geef mij niet over aan mijn onderdrukkers.
121AIN. Juicio y justicia he hecho; No me dejes á mis opresores.
122Wees borg voor Uw knecht ten goede; laat de hovaardigen mij niet onderdrukken.
122Responde por tu siervo para bien: No me hagan violencia los soberbios.
123Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw heil, en naar de toezegging Uwer rechtvaardigheid.
123Mis ojos desfallecieron por tu salud, Y por el dicho de tu justicia.
124Doe bij Uw knecht naar Uw goedertierenheid, en leer mij Uw inzettingen.
124Haz con tu siervo según tu misericordia, Y enséñame tus estatutos.
125Ik ben Uw knecht, maak mij verstandig, en ik zal Uw getuigenissen kennen.
125Tu siervo soy yo, dame entendimiento; Para que sepa tus testimonios.
126Het is tijd voor den HEERE, dat Hij werke, want zij hebben Uw wet verbroken.
126Tiempo es de hacer, oh Jehová; Disipado han tu ley.
127Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud.
127Por eso he amado tus mandamientos Más que el oro, y más que oro muy puro.
128Daarom heb ik alle Uw bevelen, van alles, voor recht gehouden; maar alle valse pad heb ik gehaat.
128Por eso todos los mandamientos de todas las cosas estimé rectos: Aborrecí todo camino de mentira.
129Pe. Uw getuigenissen zijn wonderbaar, daarom bewaart ze mijn ziel.
129PE. Maravillosos son tus testimonios: Por tanto los ha guardado mi alma.
130De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende.
130El principio de tus palabras alumbra; Hace entender á los simples.
131Ik heb mijn mond wijd opengedaan, en gehijgd, want ik heb verlangd naar Uw geboden.
131Mi boca abrí y suspiré; Porque deseaba tus mandamientos.
132Zie mij aan, wees mij genadig, naar het recht aan degenen, die Uw Naam beminnen.
132Mírame, y ten misericordia de mí, Como acostumbras con los que aman tu nombre.
133Maak mijn voetstappen vast in Uw Woord, en laat geen ongerechtigheid over mij heersen.
133Ordena mis pasos con tu palabra; Y ninguna iniquidad se enseñoree de mí.
134Verlos mij van des mensen overlast, en ik zal Uw bevelen onderhouden.
134Redímeme de la violencia de los hombres; Y guardaré tus mandamientos.
135Doe Uw aangezicht lichten over Uw knecht, en leer mij Uw inzettingen.
135Haz que tu rostro resplandezca sobre tu siervo; Y enséñame tus estatutos.
136Waterbeken vlieten af uit mijn ogen, omdat zij Uw wet niet onderhouden.
136Ríos de agua descendieron de mis ojos, Porque no guardaban tu ley.
137Tsade. HEERE! Gij zijt rechtvaardig, en elkeen Uwer oordelen is recht.
137TZADDI. Justo eres tú, oh Jehová, Y rectos tus juicios.
138Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen, en de waarheid hogelijk geboden.
138Tus testimonios, que has recomendado, Son rectos y muy fieles.
139Mijn ijver heeft mij doen vergaan, omdat mijn wederpartijders Uw woorden vergeten hebben.
139Mi celo me ha consumido; Porque mis enemigos se olvidaron de tus palabras.
140Uw woord is zeer gelouterd, en Uw knecht heeft het lief.
140Sumamente acendrada es tu palabra; Y la ama tu siervo.
141Ik ben klein en veracht, doch Uw bevelen vergeet ik niet.
141Pequeño soy yo y desechado; Mas no me he olvidado de tus mandamientos.
142Uw gerechtigheid is gerechtigheid in eeuwigheid, en Uw wet is de waarheid.
142Tu justicia es justicia eterna, Y tu ley la verdad.
143Benauwdheid en angst hebben mij getroffen, doch Uw geboden zijn mijn vermakingen.
143Aflicción y angustia me hallaron: Mas tus mandamientos fueron mis deleites.
144De gerechtigheid Uwer getuigenissen is in der eeuwigheid; doe ze mij verstaan, zo zal ik leven.
144Justicia eterna son tus testimonios; Dame entendimiento, y viviré.
145Koph. Ik heb van ganser harte geroepen: verhoor mij, o HEERE! ik zal Uw inzettingen bewaren.
145COPH. Clamé con todo mi corazón; respóndeme, Jehová, Y guardaré tus estatutos.
146Ik heb U aangeroepen, verlos mij, en ik zal Uw getuigenissen onderhouden.
146A ti clamé; sálvame, Y guardaré tus testimonios.
147Ik ben de morgen schemering voorgekomen, en heb geschrei gemaakt; op Uw woord heb ik gehoopt.
147Anticipéme al alba, y clamé: Esperé en tu palabra.
148Mijn ogen komen de nacht waken voor, om Uw rede te betrachten.
148Previnieron mis ojos las vigilias de la noche, Para meditar en tus dichos.
149Hoor mijn stem naar Uw goedertierenheid, o HEERE! maak mij levend naar Uw recht.
149Oye mi voz conforme á tu misericordia; Oh Jehová, vivifícame conforme á tu juicio.
150Die kwade praktijken najagen, genaken mij, zij wijken verre van Uw wet.
150Acercáronse á la maldad los que me persiguen; Alejáronse de tu ley.
151Maar Gij, HEERE! zijt nabij, en al Uw geboden zijn waarheid.
151Cercano estás tú, oh Jehová; Y todos tus mandamientos son verdad.
152Van ouds heb ik geweten van Uw getuigenissen, dat Gij ze in eeuwigheid gegrond hebt.
152Ya ha mucho que he entendido de tus mandamientos, Que para siempre los fundaste.
153Resch. Zie mijn ellende aan, en help mij uit, want Uw wet heb ik niet vergeten.
153RESH. Mira mi aflicción, y líbrame; Porque de tu ley no me he olvidado.
154Twist mijn twistzaak, en verlos mij, maak mij levend, naar Uw toezegging.
154Aboga mi causa, y redímeme: Vivifícame con tu dicho.
155Het heil is verre van de goddelozen, want zij zoeken Uw inzettingen niet.
155Lejos está de los impíos la salud; Porque no buscan tus estatutos.
156HEERE! Uw barmhartigheden zijn vele; maak mij levend naar Uw rechten.
156Muchas son tus misericordias, oh Jehová: Vivifícame conforme á tus juicios.
157Mijn vervolgers en mijn wederpartijders zijn vele, maar van Uw getuigenissen wijk ik niet.
157Muchos son mis perseguidores y mis enemigos; Mas de tus testimonios no me he apartado.
158Ik heb gezien degenen, die trouwelooslijk handelen, en het verdroot mij, dat zij Uw woord niet onderhielden.
158Veía á los prevaricadores, y carcomíame; Porque no guardaban tus palabras.
159Zie aan, dat ik Uw bevelen lief heb, o HEERE! maak mij levend naar Uw goedertierenheid.
159Mira, oh Jehová, que amo tus mandamientos: Vivifícame conforme á tu misericordia.
160Het begin Uws woords is waarheid, en in der eeuwigheid is al het recht Uwer gerechtigheid.
160El principio de tu palabra es verdad; Y eterno es todo juicio de tu justicia.
161Schin. De vorsten hebben mij vervolgd zonder oorzaak; maar mijn hart heeft gevreesd voor Uw woord.
161SIN. Príncipes me han perseguido sin causa; Mas mi corazón tuvo temor de tus palabras.
162Ik ben vrolijk over Uw toezegging, als een, die een groten buit vindt.
162Gózome yo en tu palabra, Como el que halla muchos despojos.
163Ik haat de valsheid, en heb er een gruwel van; maar Uw wet heb ik lief.
163La mentira aborrezco y abomino: Tu ley amo.
164Ik loof U zeven maal des daags, over de rechten Uwer gerechtigheid.
164Siete veces al día te alabo Sobre los juicios de tu justicia.
165Die Uw wet beminnen, hebben groten vrede, en zij hebben geen aanstoot.
165Mucha paz tienen los que aman tu ley; Y no hay para ellos tropiezo.
166O HEERE! ik hoop op Uw heil, en doe Uw geboden.
166Tu salud he esperado, oh Jehová; Y tus mandamientos he puesto por obra.
167Mijn ziel onderhoudt Uw getuigenissen, en ik heb ze zeer lief.
167Mi alma ha guardado tus testimonios, Y helos amado en gran manera.
168Ik onderhoud Uw bevelen en Uw getuigenissen, want al mijn wegen zijn voor U.
168Guardado he tus mandamientos y tus testimonios; Porque todos mis caminos están delante de ti.
169Thau. O HEERE! laat mijn geschrei voor Uw aanschijn genaken, maak mij verstandig naar Uw woord.
169TAU. Acérquese mi clamor delante de ti, oh Jehová: Dame entendimiento conforme á tu palabra.
170Laat mijn smeken voor Uw aanschijn komen, red mij naar Uw toezegging.
170Venga mi oración delante de ti: Líbrame conforme á tu dicho.
171Mijn lippen zullen Uw lof overvloediglijk uitstorten, als Gij mij Uw inzettingen zult geleerd hebben.
171Mis labios rebosarán alabanza, Cuando me enseñares tus estatutos.
172Mijn tong zal spraak houden van Uw rede, want al Uw geboden zijn rechtvaardigheid.
172Hablará mi lengua tus dichos; Porque todos tus mandamientos son justicia.
173Laat Uw hand mij te hulp komen, want ik heb Uw bevelen verkoren.
173Sea tu mano en mi socorro; Porque tus mandamientos he escogido.
174O HEERE! ik verlang naar Uw heil, en Uw wet is al mijn vermaking.
174Deseado he tu salud, oh Jehová; Y tu ley es mi delicia.
175Laat mijn ziel leven, en zij zal U loven, en laat Uw rechten mij helpen.
175Viva mi alma y alábete; Y tus juicios me ayuden.
176Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw knecht, want Uw geboden heb ik niet vergeten.
176Yo anduve errante como oveja extraviada; busca á tu siervo; Porque no me he olvidado de tus mandamientos.