Dutch Staten Vertaling

Spanish: Reina Valera (1909)

Psalms

90

1Een gebed van Mozes, den man Gods. HEERE! Gij zijt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot geslacht.
1Oración de Moisés varón de Dios. SEÑOR, tú nos has sido refugio En generación y en generación.
2Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.
2Antes que naciesen los montes Y formases la tierra y el mundo, Y desde el siglo y hasta el siglo, tú eres Dios.
3Gij doet den mens wederkeren tot verbrijzeling, en zegt: Keert weder, gij mensenkinderen!
3Vuelves al hombre hasta ser quebrantado, Y dices: Convertíos, hijos de los hombres.
4Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren, als hij voorbijgegaan is, en als een nachtwaak.
4Porque mil años delante de tus ojos, Son como el día de ayer, que pasó, Y como una de las vigilias de la noche.
5Gij overstroomt hen; zij zijn gelijk een slaap; in den morgenstond zijn zij gelijk het gras, dat verandert;
5Háceslos pasar como avenida de aguas; son como sueño; Como la hierba que crece en la mañana:
6In den morgenstond bloeit het, en het verandert; des avonds wordt het afgesneden, en het verdort.
6En la mañana florece y crece; A la tarde es cortada, y se seca.
7Want wij vergaan door Uw toorn; en door Uw grimmigheid worden wij verschrikt.
7Porque con tu furor somos consumidos, Y con tu ira somos conturbados.
8Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht Uws aanschijns.
8Pusiste nuestras maldades delante de ti, Nuestros yerros á la luz de tu rostro.
9Want al onze dagen gaan henen door Uw verbolgenheid; wij brengen onze jaren door als een gedachte.
9Porque todos nuestros días declinan á causa de tu ira; Acabamos nuestros años como un pensamiento.
10Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden, en wij vliegen daarheen.
10Los días de nuestra edad son setenta años; Que si en los más robustos son ochenta años, Con todo su fortaleza es molestia y trabajo; Porque es cortado presto, y volamos.
11Wie kent de sterkte Uws toorns, en Uw verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt?
11¿Quién conoce la fortaleza de tu ira, Y tu indignación según que debes ser temido?
12Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.
12Enséñanos de tal modo á contar nuestros días, Que traigamos al corazón sabiduría.
13Keer weder, HEERE! tot hoe lange? en het berouwe U over Uw knechten.
13Vuélvete, oh Jehová: ¿hasta cuándo? Y aplácate para con tus siervos.
14Verzadig ons in den morgenstond met Uw goedertierenheid, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen.
14Sácianos presto de tu misericordia: Y cantaremos y nos alegraremos todos nuestros días.
15Verblijd ons naar de dagen, in dewelke Gij ons gedrukt hebt, naar de jaren, in dewelke wij het kwaad gezien hebben.
15Alégranos conforme á los días que nos afligiste, Y los años que vimos mal.
16Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden, en Uw heerlijkheid over hun kinderen.
16Aparezca en tus siervos tu obra, Y tu gloria sobre sus hijos.
17En de liefelijkheid des HEEREN, onzes Gods; zij over ons; en bevestig Gij het werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen, bevestig dat.
17Y sea la luz de Jehová nuestro Dios sobre nosotros: Y ordena en nosotros la obra de nuestras manos, La obra de nuestras manos confirma.