1In het tweede jaar nu des koninkrijks van Nebukadnezar, droomde Nebukadnezar dromen; daarvan werd zijn geest verslagen, en zijn slaap werd in hem gebroken.
1ในปีที่สองแห่งรัชกาลเนบูคัดเนสซาร์ เนบูคัดเนสซาร์ทรงพระสุบิน พระทัยของพระองค์ก็ทรงเป็นทุกข์ บรรทมไม่หลับ
2Toen zeide de koning, dat men roepen zou de tovenaars, en de sterrekijkers, en de guichelaars, en de Chaldeen, om den koning zijn dromen te kennen te geven; zij nu kwamen, en stonden voor het aangezicht des konings.
2แล้วกษัตริย์จึงทรงบัญชาให้มีหมายเรียกพวกโหร พวกหมอดู พวกนักวิทยาคม และคนเคลเดียเข้าทูลกษัตริย์ให้รู้เรื่องพระสุบิน เขาทั้งหลายก็เข้ามาเฝ้ากษัตริย์
3En de koning zeide tot hen: Ik heb een droom gedroomd; en mijn geest is ontsteld om dien droom te weten.
3และกษัตริย์ตรัสกับเขาว่า "เราได้ฝัน และจิตใจของเราก็เป็นทุกข์ อยากรู้ว่าฝันว่ากระไร"
4Toen spraken de Chaldeen, tot den koning in het Syrisch: O koning, leef in eeuwigheid! Zeg uw knechten den droom, zo zullen wij de uitlegging te kennen geven.
4แล้วคนเคลเดียจึงกราบทูลกษัตริย์เป็นภาษาอารัมว่า "ข้าแต่กษัตริย์ ขอทรงพระเจริญเป็นนิตย์ ขอทรงเล่าพระสุบินให้แก่พวกผู้รับใช้ของพระองค์ แล้วเหล่าข้าพระองค์จะได้ถวายคำแก้พระสุบิน"
5De koning antwoordde en zeide tot de Chaldeen: De zaak is mij ontgaan; indien gij mij den droom en zijn uitlegging niet bekend maakt, gij zult in stukken gehouwen worden, en uw huizen zullen tot een drekhoop gemaakt worden.
5กษัตริย์ทรงตอบคนเคลเดียว่า "เราจำความฝันนั้นไม่ได้แล้ว ถ้าเจ้าไม่ให้เรารู้ความฝันพร้อมทั้งคำแก้ฝัน เจ้าจะถูกหั่นเป็นชิ้นๆ และบ้านเรือนของเจ้าจะต้องเป็นกองขยะ
6Maar indien gijlieden den droom en zijn uitlegging te kennen geeft, zo zult gij geschenken en gaven, en grote eer van mij ontvangen; daarom geeft mij den droom en zijn uitlegging te kennen.
6แต่ถ้าเจ้าสำแดงความฝันและคำแก้ฝันให้เรา เจ้าจะได้รับของขวัญ รางวัล และเกียรติยศใหญ่ยิ่ง ฉะนั้นจงสำแดงความฝันและคำแก้ฝันให้เรา"
7Zij antwoordden ten tweeden male, en zeiden: De koning zegge zijn knechten den droom, dan zullen wij de uitlegging te kennen geven.
7เขาทั้งหลายกราบทูลคำรบสองว่า "ขอกษัตริย์เล่าพระสุบินแก่พวกผู้รับใช้ของพระองค์ และเหล่าข้าพระองค์จะถวายคำแก้พระสุบิน พระเจ้าข้า"
8De koning antwoordde en zeide: Ik weet vastelijk, dat gijlieden den tijd uitkoopt, dewijl gij ziet, dat de zaak mij ontgaan is.
8กษัตริย์ทรงตอบว่า "เรารู้เป็นแน่แล้วว่า เจ้าพยายามจะถ่วงเวลาไว้ เพราะเจ้าเห็นว่าเราจำความฝันนั้นไม่ได้แล้ว
9Indien gijlieden mij dien droom niet te kennen geeft, ulieder vonnis is enerlei; daarom hebt gij een leugenachtig en verdicht woord voor mij te zeggen bereid, totdat de tijd verandere; daarom zegt mij den droom, dan zal ik weten, dat gij mij deszelfs uitlegging zult te kennen geven.
9ถ้าเจ้าไม่ให้เรารู้ความฝัน ก็มีคำตัดสินเจ้าอยู่ข้อเดียว เพราะเจ้าทั้งหลายตกลงที่จะพูดเท็จและพูดทุจริตต่อหน้าเรา จนจะมีอะไรเปลี่ยนแปลงไป เพราะฉะนั้นเจ้าจงบอกความฝันให้แก่เรา แล้วเราจึงจะรู้ว่าเจ้าจะถวายคำแก้ความฝันให้เราได้"
10De Chaldeen antwoordden voor den koning, en zeiden: Er is geen mens op den aardbodem, die des konings woord zou kunnen te kennen geven; daarom is er geen koning, grote of heerser, die zulk een zaak begeerd heeft van enigen tovenaar, of sterrekijker, of Chaldeer.
10คนเคลเดียจึงกราบทูลต่อพระพักตร์กษัตริย์ว่า "ไม่มีบุรุษคนใดในพิภพที่จะสำแดงเรื่องกษัตริย์ได้ เพราะฉะนั้นไม่มีกษัตริย์ เจ้านายหรือผู้ปกครองคนใดไต่ถามสิ่งเหล่านี้จากโหร หรือหมอดู หรือคนเคลเดีย
11Want de zaak die de koning begeert, is te zwaar; en er is niemand anders, die dezelve voor den koning te kennen kan geven, dan de goden, welker woning bij het vlees niet is.
11สิ่งซึ่งกษัตริย์ตรัสถามนั้นยากและไม่มีผู้ใดจะสำแดงแด่กษัตริย์ได้นอกจากพระ ผู้ซึ่งมิได้อยู่กับมนุษย์"
12Daarom werd de koning toornig en zeer verbolgen, en zeide, dat men al de wijzen te Babel zou ombrengen.
12เพราะเรื่องนี้กษัตริย์จึงทรงกริ้วและเกรี้ยวกราดนักและรับสั่งให้ฆ่าพวกนักปราชญ์ทั้งหมดของบาบิโลนเสีย
13Die wet dan ging uit, en de wijzen werden gedood; men zocht ook Daniel en zijn metgezellen, om gedood te worden.
13เพราะฉะนั้นจึงมีพระราชกฤษฎีกาประกาศไปว่าให้ฆ่านักปราชญ์เสียทั้งหมด เขาจึงเที่ยวหาดาเนียลและพรรคพวกเพื่อจะฆ่าเสีย
14Toen bracht Daniel een raad en oordeel in, aan Arioch, den overste der trawanten des konings, die uitgetogen was, om de wijzen van Babel te doden.
14แล้วดาเนียลก็ตอบอารีโอคหัวหน้าราชองครักษ์ผู้ที่ออกไปเที่ยวฆ่านักปราชญ์ของบาบิโลน ด้วยถ้อยคำแยบคายและปรีชาสามารถ
15Hij antwoordde en zeide tot Arioch, den bevelhebber des konings: Waarom zou de wet van 's konings wege zo verhaast worden? Toen gaf Arioch aan Daniel de zaak te kennen.
15ท่านถามอารีโอคหัวหน้าว่า "ไฉนพระราชกฤษฎีกาของกษัตริย์จึงเร่งร้อนเล่า" แล้วอารีโอคก็เล่าเรื่องให้ดาเนียลทราบ
16En Daniel ging in, en verzocht van den koning, dat hij hem een bestemden tijd wilde geven, dat hij den koning de uitlegging te kennen gave.
16แล้วดาเนียลก็เข้าไปเฝ้าและกราบทูลกษัตริย์ขอให้กำหนดเวลาเพื่อท่านจะถวายคำแก้พระสุบินแด่กษัตริย์
17Toen ging Daniel naar zijn huis, en hij gaf de zaak zijn metgezellen, Hananja, Misael, en Azarja te kennen;
17แล้วดาเนียลก็กลับไปเรือนของท่าน และแจ้งเรื่องให้ฮานันยาห์ มิชาเอล และอาซาริยาห์สหายของท่านฟัง
18Opdat zij van den God des hemels barmhartigheden verzochten over deze verborgenheid, dat Daniel en zijn metgezellen met de overige wijzen van Babel niet omkwamen.
18และบอกเขาให้ขอพระกรุณาแห่งพระเจ้าแห่งฟ้าสวรรค์เรื่องความลึกลับนี้ เพื่อดาเนียลและสหายของท่านจะไม่พินาศพร้อมกับบรรดานักปราชญ์อื่นๆของบาบิโลน
19Toen werd aan Daniel in een nachtgezicht de verborgenheid geopenbaard; toen loofde Daniel den God des hemels.
19ในนิมิตกลางคืนทรงเผยความลึกลับนั้นแก่ดาเนียล แล้วดาเนียลก็ถวายสาธุการแด่พระเจ้าแห่งฟ้าสวรรค์
20Daniel antwoordde en zeide: De Naam Gods zij geloofd van eeuwigheid tot in eeuwigheid, want Zijn is de wijsheid en de kracht.
20ดาเนียลกล่าวว่า "สาธุการแด่พระนามของพระเจ้าเป็นนิตย์สืบไป เพราะปัญญาและฤทธานุภาพเป็นของพระองค์
21Want Hij verandert de tijden en stonden; Hij zet de koningen af, en Hij bevestigt de koningen; Hij geeft den wijzen wijsheid, en wetenschap dengenen, die verstand hebben;
21พระองค์ทรงเปลี่ยนวาระและฤดูกาล พระองค์ทรงถอดกษัตริย์และทรงตั้งกษัตริย์ขึ้นใหม่ พระองค์ทรงประทานปัญญาแก่นักปราชญ์ และทรงประทานความรู้แก่ผู้ที่มีความเข้าใจ
22Hij openbaart diepe en verborgen dingen; Hij weet, wat in het duister is, want het licht woont bij Hem.
22พระองค์ทรงเผยสิ่งที่ลึกซึ้งและลี้ลับ พระองค์ทรงทราบสิ่งที่อยู่ในความมืด และความสว่างก็อยู่กับพระองค์
23Ik dank en ik loof U, o God mijner vaderen! omdat Gij mij wijsheid en kracht gegeven hebt, en mij nu bekend gemaakt hebt, wat wij van U verzocht hebben, want Gij hebt ons des konings zaak bekend gemaakt.
23โอ พระเจ้าแห่งบรรพบุรุษของข้าพระองค์ ข้าพระองค์ขออนุโมทนาและสรรเสริญพระองค์ ผู้ทรงประทานปัญญาและกำลังแก่ข้าพระองค์ สิ่งนั้นที่พวกข้าพระองค์ทูลขอ พระองค์ก็ทรงให้ข้าพระองค์รู้แล้ว เพราะพระองค์ได้ทรงสำแดงเรื่องของกษัตริย์ให้แจ้งแก่พวกข้าพระองค์"
24Daarom ging Daniel in tot Arioch, dien de koning gesteld had om de wijzen van Babel om te brengen; hij ging henen en zeide aldus tot hem: Breng de wijzen van Babel niet om, maar breng mij in voor den koning, en ik zal den koning de uitlegging te kennen geven.
24แล้วดาเนียลก็เข้าไปหาอารีโอคผู้ซึงกษัตริย์แต่งตั้งให้ฆ่านักปราชญ์แห่งบาบิโลน ท่านได้เข้าไปและกล่าวแก่อารีโอคว่าดังนี้ "ขออย่าฆ่านักปราชญ์แห่งบาบิโลน ขอโปรดนำตัวข้าพเจ้าเข้าไปเฝ้ากษัตริย์ และข้าพเจ้าจะถวายคำแก้ฝันแก่กษัตริย์"
25Toen bracht Arioch met haast Daniel in voor den koning, en hij sprak alzo tot hem: Ik heb een man van de gevankelijk weggevoerden van Juda gevonden, die den koning de uitlegging zal bekend maken.
25แล้วอารีโอคก็รีบนำตัวดาเนียลเข้าเฝ้ากษัตริย์ และกราบทูลพระองค์ว่า "ข้าพระองค์ได้พบชายคนหนึ่งในหมู่พวกที่ถูกกวาดเป็นเชลยมาจากยูดาห์ ชายผู้นี้จะให้กษัตริย์ทรงรู้คำแก้พระสุบินได้"
26De koning antwoordde en zeide tot Daniel, wiens naam Beltsazar was: Zijt gij machtig mij bekend te maken den droom, dien ik gezien heb, en zijn uitlegging?
26กษัตริย์จึงตรัสแก่ดาเนียลผู้ชื่อว่าเบลเทชัสซาร์ว่า "เจ้าสามารถที่จะให้เรารู้ถึงความฝันที่เราได้ฝันนั้นและคำแก้ได้หรือ"
27Daniel antwoordde voor den koning, en zeide: De verborgenheid, die de koning eist, kunnen de wijzen, de sterrekijkers, de tovenaars, en de waarzeggers den koning niet te kennen geven;
27ดาเนียลกราบทูลต่อพระพักตร์กษัตริย์ว่า "ไม่มีนักปราชญ์ หรือหมอดู หรือโหร หรือหมอดูฤกษ์ยามสำแดงความลึกลับซึ่งกษัตริย์ไต่ถามแด่พระองค์ได้
28Maar er is een God in den hemel, Die verborgenheden openbaart, Die heeft den koning Nebukadnezar bekend gemaakt, wat er geschieden zal in het laatste der dagen; uw droom, en de gezichten uws hoofds op uw leger, zijn deze:
28แต่มีพระเจ้าองค์หนึ่งในฟ้าสวรรค์ผู้ทรงเผยความลึกลับทั้งหลาย และพระองค์ทรงให้กษัตริย์เนบูคัดเนสซาร์รู้ถึงสิ่งซึ่งจะบังเกิดขึ้นในวารภายหลัง พระสุบินของพระองค์และนิมิตที่ผุดขึ้นในพระเศียรของพระองค์บนพระแท่นนั้นเป็นดังนี้ พระเจ้าข้า
29Gij, o koning! op uw leger zijnde, klommen uw gedachten op, wat hierna geschieden zou; en Hij, Die verborgen dingen openbaart, heeft u te kennen gegeven, wat er geschieden zal.
29ข้าแต่กษัตริย์ ขณะเมื่อพระองค์บรรทมอยู่บนพระแท่น พระดำริในเรื่องซึ่งจะบังเกิดมาภายหลังได้ผุดขึ้น และพระองค์นั้นผู้ทรงเผยความลึกลับก็ทรงให้พระองค์รู้ถึงสิ่งที่จะบังเกิดมา
30Mij nu, mij is de verborgenheid geopenbaard, niet door wijsheid, die in mij is boven alle levenden; maar daarom, opdat men den koning de uitlegging zou bekend maken, en opdat gij de gedachten uws harten zoudt weten.
30ฝ่ายข้าพระองค์ ซึ่งทรงเผยความลึกลับนี้แก่ข้าพระองค์นั้น มิใช่เพราะข้าพระองค์มีปัญญามากกว่าผู้มีชีวิตทั้งหลาย แต่เพื่อกษัตริย์จะทรงรู้คำแก้พระสุบิน และเพื่อพระองค์จะทรงรู้พระดำริในพระทัยของพระองค์
31Gij, o koning! zaagt, en ziet, er was een groot beeld (dit beeld was treffelijk, en deszelfs glans was uitnemend), staande tegen u over; en zijn gedaante was schrikkelijk.
31ข้าแต่กษัตริย์ พระองค์ทอดพระเนตร และดูเถิด มีปฏิมากรขนาดใหญ่ ปฏิมากรนี้ใหญ่และสุกใสยิ่งนัก ตั้งอยู่ต่อเบื้องพระพักตร์พระองค์ และรูปร่างก็น่ากลัว
32Het hoofd van dit beeld was van goed goud; zijn borst en zijn armen van zilver; zijn buik en zijn dijen van koper;
32เศียรของปฏิมากรนี้เป็นทองคำเนื้อดี อกและแขนเป็นเงิน ท้องและโคนขาเป็นทองสัมฤทธิ์
33Zijn schenkelen van ijzer; zijn voeten eensdeels van ijzer, en eensdeels van leem.
33ขาเป็นเหล็ก เท้าเป็นเหล็กปนดิน
34Dit zaagt gij, totdat er een steen afgehouwen werd zonder handen, die sloeg dat beeld aan zijn voeten van ijzer en leem, en vermaalde ze.
34ขณะเมื่อพระองค์ทอดพระเนตร มีหินก้อนหนึ่งถูกตัดออกมามิใช่ด้วยมือ กระทบปฏิมากรที่เท้าอันเป็นเหล็กปนดิน กระทำให้แตกเป็นชิ้นๆ
35Toen werden te zamen vermaald het ijzer, leem, koper, zilver en goud, en zij werden gelijk kaf van de dorsvloeren des zomers, en de wind nam ze weg, en er werd geen plaats voor dezelve gevonden; maar de steen, die het beeld geslagen heeft, werd tot een groten berg, alzo dat hij de gehele aarde vervulde.
35แล้วส่วนเหล็ก ส่วนดิน ส่วนทองสัมฤทธิ์ ส่วนเงินและส่วนทองคำ ก็แตกเป็นชิ้นๆพร้อมกัน กลายเป็นเหมือนแกลบจากลานนวดข้าวในฤดูร้อน ลมก็พัดพาเอาไป จึงหาร่องรอยไม่พบเสียเลย แต่ก้อนหินที่กระทบปฏิมากรนั้นกลายเป็นภูเขาใหญ่จนเต็มพิภพ
36Dit is de droom; zijn uitlegging nu zullen wij voor de koning zeggen.
36นี่เป็นพระสุบิน พระเจ้าข้า บัดนี้เหล่าข้าพระองค์ขอกราบทูลคำแก้พระสุบินต่อพระพักตร์กษัตริย์
37Gij, o koning! zijt een koning der koningen; want de God des hemels heeft u een koninkrijk, macht, en sterkte, en eer gegeven;
37ข้าแต่กษัตริย์ กษัตริย์จอมกษัตริย์ทั้งหลาย ซึ่งพระเจ้าแห่งฟ้าสวรรค์ได้ทรงประทานราชอาณาจักร อานุภาพ ฤทธิ์เดชและสง่าราศี
38En overal, waar mensenkinderen wonen, heeft Hij de beesten des velds en de vogelen des hemels in uw hand gegeven; en Hij heeft u gesteld tot een heerser over al dezelve; gij zijt dat gouden hoofd.
38และได้ทรงมอบไว้ในหัตถ์พระองค์ท่านซึ่งบุตรทั้งหลายของมนุษย์ สัตว์ในทุ่งนาและนกในอากาศไม่ว่ามันจะอาศัยอยู่ ณ ที่ใดๆให้แก่พระองค์ กระทำให้พระองค์ปกครองมันได้ทั้งหมด เศียรทองคำนั้นคือพระองค์เอง
39En na u zal een ander koninkrijk opstaan, lager dan het uwe; daarna een ander, het derde koninkrijk van koper, hetwelk heersen zal over de gehele aarde.
39ต่อจากพระองค์ไปจะมีราชอาณาจัดรด้อยกว่าพระองค์ และยังมีราชอาณาจักรที่สาม เป็นทองสัมฤทธิ์ ซึ่งจะปกครองอยู่ทั่วพิภพ
40En het vierde koninkrijk zal hard zijn, gelijk ijzer; aangezien het ijzer alles vermaalt en verzwakt; gelijk nu het ijzer, dat zulks alles verbreekt, alzo zal het vermalen en verbreken.
40และจะมีราชอาณาจักรที่สี่แข็งแรงดั่งเหล็ก เพราะเหล็กตีสิ่งทั้งหลายให้หักเป็นชิ้นๆและปราบสิ่งทั้งปวงลงได้ ราชอาณาจักรนั้นจะหัก และทุบสิ่งทั้งปวงเหล่านี้ดังเหล็กซึ่งทุบให้แหลก
41En dat gij gezien hebt de voeten en de tenen, ten dele van pottenbakkersleem, en ten dele van ijzer, dat zal een gedeeld koninkrijk zijn, doch daar zal van des ijzers vastigheid in zijn, ten welken aanzien gij gezien hebt ijzer vermengd met modderig leem;
41ดั่งที่พระองค์ทอดพระเนตรเท้าและนิ้วเท้า เท้าเป็นดินช่างหม้อบ้าง เหล็กบ้าง จะเป็นราชอาณาจักรประสม แต่ความแข็งแกร่งของเหล็กจะยังอยู่ในนั้นบ้าง ดังที่พระองค์ทอดพระเนตรเหล็กปนดินเหนียว
42En de tenen der voeten, ten dele ijzer, en ten dele leem; dat koninkrijk zal ten dele hard zijn, en ten dele broos.
42และนิ้วเท้าเป็นเหล็กปนดินฉันใด ราชอาณาจักรนั้นจึงแข็งแรงบ้างเปราะบ้างฉันนั้น
43En dat gij gezien hebt ijzer vermengd met modderig leem, zij zullen zich wel door menselijk zaad vermengen, maar zij zullen de een aan den ander niet hechten, gelijk als zich ijzer met leem niet vermengt.
43ดังที่พระองค์ทอดพระเนตรเหล็กปนดินเหนียว ราชอาณาจักรจะปนกันด้วยเชื้อสายของมนุษย์ แต่จะไม่ยึดกันแน่นไว้ได้อย่างเดียวกับที่เหล็กไม่ประสมเข้ากับดิน
44Doch in de dagen van die koningen zal de God des hemels een Koninkrijk verwekken, dat in der eeuwigheid niet zal verstoord worden; en dat Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden; het zal al die koninkrijken vermalen, en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan.
44และในสมัยของกษัตริย์เหล่านั้น พระเจ้าแห่งฟ้าสวรรค์จะทรงสถาปนาราชอาณาจักรหนึ่ง ซึ่งไม่มีวันทำลายเสียได้ หรือราชอาณาจักรนั้นจะไม่ตกไปแก่ชนชาติอื่น ราชอาณาจักรนั้นจะกระทำให้บรรดาราชอาณาจักรเหล่านี้แตกเป็นชิ้นๆถึงอวสาน และราชอาณาจักรนั้นจะตั้งมั่นอยู่เป็นนิตย์
45Daarom hebt gij gezien, dat uit den berg een steen zonder handen afgehouwen is geworden, die het ijzer, koper, leem, zilver en goud vermaalde; de grote God heeft den koning bekend gemaakt, wat hierna geschieden zal; de droom nu is gewis, en zijn uitlegging is zeker.
45ดังที่พระองค์ทอดพระเนตรก้อนหินถูกตัดออกจากภูเขามิใช่ด้วยมือ และก้อนหินนั้นได้กระทำให้เหล็ก ทองสัมฤทธิ์ ดิน เงิน และทองคำแตกเป็นชิ้นๆ พระเจ้ายิ่งใหญ่ได้ทรงให้กษัตริย์รู้ว่าอะไรจะบังเกิดมาภายหลังนี้ พระสุบินนั้นเที่ยงแท้และคำแก้พระสุบินก็แน่นอน"
46Toen viel de koning Nebukadnezar op zijn aangezicht, en aanbad Daniel; en hij zeide, dat men hem met spijsoffer en liefelijk reukwerk een drankoffer doen zou.
46แล้วกษัตริย์เนบูคัดเนสซาร์ก็ทรงกราบลงและเคารพดาเนียล และมีพระบัญชาให้นำเครื่องบูชาและเครื่องหอมมาถวายดาเนียล
47De koning antwoordde Daniel en zeide: Het is de waarheid, dat ulieder God een God der goden is, en een Heere der koningen, en Die de verborgenheden openbaart, dewijl gij deze verborgenheid hebt kunnen openbaren.
47กษัตริย์ตรัสกับดาเนียลว่า "แน่นอนทีเดียว พระเจ้าของท่านเป็นพระเจ้าของพระทั้งหลาย และทรงเป็นองค์พระผู้เป็นเจ้าของกษัตริย์ทั้งปวง ทรงเป็นผู้เผยความลึกลับเพราะท่านสามารถที่จะเผยความลึกลับนี้ได้"
48Toen maakte de koning Daniel groot, en hij gaf hem vele grote geschenken, en hij stelde hem tot een heerser over het ganse landschap van Babel, en een overste der overheden over al de wijzen van Babel.
48ฝ่ายกษัตริย์ก็พระราชทานยศชั้นสูง และของพระราชทานยิ่งใหญ่เป็นอันมากแก่ดาเนียล และแต่งตั้งให้เป็นผู้ครอบครองหมดเมืองบาบิโลน และเป็นประธานใหญ่ของนักปราชญ์ทั้งสิ้นแห่งบาบิโลน
49Toen verzocht Daniel van den koning; en hij stelde Sadrach, Mesach en Abed-nego over de bediening van het landschap van Babel; maar Daniel bleef aan de poort des konings.
49ดาเนียลก็กราบทูลขอต่อกษัตริย์และพระองค์ทรงตั้งให้ชัดรัค เมชาคและเอเบดเนโกเป็นผู้จัดธุรกิจในเมืองบาบิโลน แต่ดาเนียลยังคงอยู่ในราชสำนัก