1Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao, en zeg tot hem: Zo zegt de HEERE: Laat Mijn volk trekken, dat zij Mij dienen.
1พระเยโฮวาห์ตรัสกับโมเสสว่า "ไปหาฟาโรห์บอกเขาว่า `พระเยโฮวาห์ตรัสดังนี้ว่า "จงปล่อยพลไพร่ของเราเพื่อเขาจะได้ไปปรนนิบัติเรา
2En indien gij het weigert te laten trekken, zie, zo zal Ik uw ganse landpale met vorsen slaan;
2ถ้าท่านไม่ยอมให้เขาไป ดูเถิด เราจะให้ฝูงกบขึ้นมารังควานทั่วเขตแดนของท่าน
3Dat de rivier van vorsen zal krielen, die zullen opkomen, en in uw huis komen, en in uw slaapkamer, ja, op uw bed; ook in de huizen uwer knechten, en op uw volk, en in uw bakovens, en in uw baktroggen.
3ฝูงกบจะเต็มไปทั้งแม่น้ำ จะขึ้นมาอยู่ในวัง ในห้องบรรทม และบนแท่นบรรทมของท่าน ในเรือนข้าราชการ ตามตัวพลเมือง ในเตาปิ้งขนมและในอ่างขยำแป้งของท่านด้วย
4En de vorsen zullen opkomen, op u, en op uw volk, en op al uw knechten.
4ฝูงกบนั้นจะขึ้นมาที่ตัวฟาโรห์ ที่ตัวพลเมืองและที่ตัวข้าราชการทั้งปวงของท่าน"'"
5Verder zeide de HEERE tot Mozes: Zeg tot Aaron: Strek uw hand uit met uw staf, over de stromen, en over de rivieren, en over de poelen; en doe vorsen opkomen over Egypteland.
5แล้วพระเยโฮวาห์ตรัสกับโมเสสว่า "จงบอกอาโรนว่า `ให้เหยียดมือที่ถือไม้เท้าออกเหนือลำคลอง เหนือแม่น้ำ และเหนือบึงให้ฝูงกบขึ้นมาบนแผ่นดินอียิปต์'"
6En Aaron strekte zijn hand uit over de wateren van Egypte, en er kwamen vorsen op en bedekten Egypteland.
6อาโรนก็เหยียดมือออกเหนือพื้นน้ำทั้งหลายในอียิปต์ ฝูงกบก็ขึ้นมาเต็มแผ่นดินอียิปต์
7Toen deden de tovenaars ook alzo, met hun bezweringen; en zij deden vorsen over Egypteland opkomen.
7ฝ่ายพวกนักแสดงกลก็ทำตามเล่ห์กลของเขา ให้มีฝูงกบขึ้นมาบนแผ่นดินอียิปต์เหมือนกัน
8En Farao riep Mozes en Aaron, en zeide: Bidt vuriglijk tot den HEERE, dat Hij de vorsen van mij en van mijn volk wegneme; zo zal ik het volk trekken laten, dat zij den HEERE offeren.
8ฟาโรห์จึงตรัสเรียกโมเสสกับอาโรนมาว่า "จงกราบทูลวิงวอนขอพระเยโฮวาห์ทรงบันดาลให้ฝูงกบไปเสียจากเรา และจากพลเมืองของเรา แล้วเราจะยอมปล่อยให้บ่าวไพร่เหล่านั้นไปเพื่อเขาจะถวายเครื่องบูชาแด่พระเยโฮวาห์"
9Doch Mozes zeide tot Farao: Heb de eer boven mij! Tegen wanneer zal ik voor u, en voor uw knechten, en voor uw volk, vuriglijk bidden, om deze vorsen van u en van uw huizen te verdelgen, dat zij alleen in de rivier overblijven?
9โมเสสจึงทูลฟาโรห์ว่า "ข้าพระองค์ได้รับเกียรติมาก เวลาใดที่ข้าพระองค์ควรวิงวอนเพื่อพระองค์ ข้าราชบริพาร และพลเมืองของพระองค์ เพื่อให้ทรงทำลายฝูงกบไปเสียจากพระองค์และราชสำนักให้อยู่ในแม่น้ำเท่านั้น"
10Hij dan zeide: Tegen morgen. En hij zeide: Het zij naar uw woord, opdat gij weet, dat er niemand is, gelijk de HEERE, onze God.
10ฟาโรห์ตรัสตอบว่า "พรุ่งนี้" โมเสสจึงทูลว่า "ให้เป็นไปตามคำตรัสของพระองค์ เพื่อพระองค์จะได้ทราบว่าไม่มีผู้ใดเหมือนพระเยโฮวาห์พระเจ้าของข้าพระองค์ทั้งหลาย
11Zo zullen de vorsen van u, en van uw huizen, en van uw knechten, en van uw volk wijken; zij zullen alleen in de rivier overblijven.
11ฝูงกบจะไปจากพระองค์ จากราชสำนัก จากข้าราชการและพลเมืองของพระองค์ เหลืออยู่เฉพาะแต่ในแม่น้ำเท่านั้น"
12Toen ging Mozes en Aaron uit van Farao; en Mozes riep tot den HEERE, ter oorzake der vorsen, die Hij Farao had opgelegd.
12โมเสสกับอาโรนทูลลาไปจากฟาโรห์ แล้วโมเสสร้องทูลพระเยโฮวาห์เรื่องฝูงกบที่พระองค์ได้ทรงให้มาทรมานฟาโรห์
13En de HEERE deed naar het woord van Mozes; en de vorsen stierven, uit de huizen, uit de voorzalen, en uit de velden.
13พระเยโฮวาห์ทรงกระทำตามคำทูลขอของโมเสส ฝูงกบเหล่านั้นก็ตายเกลื่อนบ้านเรือน เกลื่อนหมู่บ้านและทุ่งนา
14En zij vergaderden ze samen bij hopen, en het land stonk.
14เขาก็เก็บซากกบไว้เป็นกองๆ แผ่นดินก็เหม็นตลบไป
15Toen nu Farao zag, dat er verademing was, verzwaarde hij zijn hart, dat hij naar hen niet hoorde, gelijk als de HEERE gesproken had.
15แต่เมื่อฟาโรห์ทรงเห็นว่าความเดือดร้อนลดน้อยลงแล้ว ก็กลับมีพระทัยแข็งกระด้าง ไม่ยอมเชื่อฟังโมเสสและอาโรน เหมือนที่พระเยโฮวาห์ได้ตรัสไว้แล้ว
16Verder zeide de HEERE tot Mozes: Zeg tot Aaron: Strek uw staf uit, en sla het stof der aarde, dat het tot luizen worde, in het ganse Egypteland.
16พระเยโฮวาห์จึงตรัสกับโมเสสว่า "บอกอาโรนว่า `จงเหยียดไม้เท้าออกและตีฝุ่นดินให้กลายเป็นริ้นทั่วประเทศอียิปต์'"
17En zij deden alzo; want Aaron strekte zijn hand uit met zijn staf, en sloeg het stof der aarde, en er werden vele luizen aan de mensen, en aan het vee; al het stof der aarde werd luizen, in het ganse Egypteland.
17เขาทั้งสองก็กระทำตาม ด้วยว่าอาโรนเหยียดมือออกยกไม้เท้าและตีฝุ่นดิน ก็กลายเป็นริ้นมาตอมมนุษย์และสัตว์ ฝุ่นดินทั้งหมดกลายเป็นริ้นทั่วประเทศอียิปต์
18De tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen, opdat zij luizen voortbrachten; doch zij konden niet; zo waren de luizen aan de mensen, en aan het vee.
18ฝ่ายพวกนักแสดงกลก็พยายามใช้เล่ห์กลของเขา เพื่อทำให้เกิดริ้น แต่ก็ทำไม่ได้ ริ้นพากันมาตอมมนุษย์และสัตว์ทั้งปวง
19Toen zeiden de tovenaars tot Farao: Dit is Gods vinger! Doch Farao's hart verstijfde, zodat hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE gesproken had.
19พวกนักแสดงกลจึงทูลฟาโรห์ว่า "นี่เป็นนิ้วพระหัตถ์พระเจ้า" ฝ่ายฟาโรห์มีพระทัยแข็งกระด้าง หาเชื่อฟังเขาไม่ เหมือนที่พระเยโฮวาห์ได้ตรัสไว้แล้ว
20Verder zeide de HEERE tot Mozes: Maak u morgen vroeg op, en stel u voor Farao's aangezicht; zie, hij zal aan het water uitgaan, en zeg tot hem: Zo zegt de HEERE: Laat Mijn volk trekken, dat zij Mij dienen;
20พระเยโฮวาห์ตรัสกับโมเสสว่า "ลุกขึ้นแต่เช้าไปคอยเฝ้าฟาโรห์ ดูเถิด ฟาโรห์จะมายังแม่น้ำ แล้วบอกฟาโรห์ว่า `พระเยโฮวาห์ตรัสดังนี้ว่า "จงปล่อยพลไพร่ของเราเพื่อเขาจะไปปรนนิบัติเรา
21Want zo gij Mijn volk niet laat trekken, zie, zo zal Ik een vermenging van ongedierte zenden op u, en op uw knechten, en op uw volk, en in uw huizen; alzo dat de huizen der Egyptenaren met deze vermenging zullen vervuld worden, en ook het aardrijk, waarop zij zijn.
21ถ้าแม้ไม่ปล่อยพลไพร่ของเราไป ดูเถิด เราจะใช้ให้ฝูงเหลือบมาตอมกายของเจ้า ตอมข้าราชการและพลเมืองของเจ้าด้วย ในราชสำนัก บ้านเรือนของชาวอียิปต์ และพื้นดินที่เขาอยู่นั้นจะเต็มไปด้วยฝูงเหลือบ
22En Ik zal te dien dage het land Gosen, waarin Mijn volk woont, afzonderen, dat daar geen vermenging van ongedierte zij, opdat gij weet, dat Ik, de HEERE, in het midden dezes lands ben.
22ในวันนั้นเราจะแยกแผ่นดินโกเชน ที่พลไพร่ของเราอาศัยอยู่นั้นออก มิให้มีฝูงเหลือบที่นั่น เพื่อเจ้าจะได้รู้ว่าเราคือพระเยโฮวาห์ สถิตอยู่ท่ามกลางแผ่นดินโลก
23En Ik zal een verlossing zetten tussen Mijn volk en tussen uw volk; tegen morgen zal dit teken geschieden!
23เราจะแบ่งเขตแดนในระหว่างชนชาติของเรากับชนชาติของเจ้า หมายสำคัญนี้จะบังเกิดขึ้นในวันพรุ่งนี้"'"
24En de HEERE deed alzo; en er kwam een zware vermenging van ongedierte in het huis van Farao, en in de huizen van zijn knechten, en over het ganse Egypteland; het land werd verdorven van deze vermenging.
24แล้วพระเยโฮวาห์ก็ทรงกระทำดังนั้น เหลือบฝูงใหญ่ยิ่งนักเข้าไปในพระราชวังของฟาโรห์ ในเรือนข้าราชการ และทั่วแผ่นดินอียิปต์ แผ่นดินได้รับความเสียหายเพราะเหตุฝูงเหลือบนั้น
25Toen riep Farao Mozes en Aaron, en zeide: Gaat heen, en offert uwen God in dit land.
25ฟาโรห์จึงตรัสเรียกโมเสสกับอาโรนมา รับสั่งว่า "จงไปถวายเครื่องบูชาแด่พระเจ้าของเจ้าในเขตแผ่นดินนี้"
26Mozes dan zeide: Het is niet recht, dat men alzo doe; want wij zouden der Egyptenaren gruwel den HEERE, onzen God, mogen offeren; zie, indien wij der Egyptenaren gruwel voor hun ogen offerden, zouden zij ons niet stenigen?
26โมเสสทูลว่า "การกระทำเช่นนั้นหาควรไม่ เพราะข้าพระองค์ทั้งหลายจะต้องถวายเครื่องบูชาซึ่งเป็นสิ่งที่น่าเกลียดสำหรับชาวอียิปต์แด่พระเยโฮวาห์พระเจ้าของข้าพระองค์ ดูเถิด ข้าพระองค์ทั้งหลายจะถวายเครื่องบูชาซึ่งเป็นสิ่งที่น่าเกลียดสำหรับชาวอียิปต์ต่อหน้าต่อตาเขา แล้วเขาจะไม่เอาก้อนหินขว้างข้าพระองค์ทั้งหลายหรอกหรือ
27Laat ons den weg van drie dagen in de woestijn gaan, dat wij den HEERE onzen God offeren, gelijk Hij tot ons zeggen zal.
27ข้าพระองค์ทั้งหลายจะเดินทางไปในถิ่นทุรกันดารสักสามวันถวายเครื่องบูชาแด่พระเยโฮวาห์พระเจ้าของพวกข้าพระองค์ ตามที่พระองค์จะทรงบัญชาพวกข้าพระองค์"
28Toen zeide Farao: Ik zal u trekken laten, dat gijlieden den HEERE, uwen God, offert in de woestijn; alleen, dat gijlieden in het gaan geenszins te verre trekt! Bidt vuriglijk voor mij.
28ฟาโรห์จึงรับสั่งว่า "เราจะปล่อยพวกเจ้าไป เพื่อพวกเจ้าจะได้ถวายเครื่องบูชาแด่พระเยโฮวาห์พระเจ้าของเจ้าในถิ่นทุรกันดาร แต่ว่าพวกเจ้าอย่าไปให้ไกลนัก จงวิงวอนเพื่อเราด้วย"
29Mozes nu zeide: Zie, ik ga van u, en zal tot den HEERE vuriglijk bidden, dat deze vermenging van ongedierte van Farao, van zijn knechten, en van zijn volk morgen wegwijke! Alleen, dat Farao niet meer bedriegelijk handele, dit volk niet latende gaan, om den HEERE te offeren.
29โมเสสจึงทูลว่า "ดูเถิด พอข้าพระองค์ทูลลาพระองค์ไป และข้าพระองค์จะอธิษฐานทูลพระเยโฮวาห์ ขอให้ฝูงเหลือบไปเสียจากฟาโรห์ จากข้าราชการและจากพลเมืองในเวลาพรุ่งนี้ แต่ขอฟาโรห์อย่าทรงทำกลับกลอกอีกโดยไม่ยอมปล่อยบ่าวไพร่ให้ไปถวายเครื่องบูชาแด่พระเยโฮวาห์"
30Toen ging Mozes uit van Farao, en bad vuriglijk tot den HEERE.
30โมเสสทูลลาฟาโรห์ไปแล้วก็อธิษฐานต่อพระเยโฮวาห์
31En de HEERE deed naar het woord van Mozes, en de vermenging van ongedierte week van Farao, van zijn knechten, en van zijn volk; er bleef niet een over.
31พระเยโฮวาห์ทรงกระทำตามคำทูลขอของโมเสส พระองค์ทรงให้ฝูงเหลือบไปเสียจากฟาโรห์ จากข้าราชการและจากพลเมืองของพระองค์ มิได้เหลืออยู่สักตัวเดียว
32Doch Farao verzwaarde zijn hart ook op ditmaal, en hij liet het volk niet trekken.
32ฝ่ายฟาโรห์ก็กลับมีพระทัยแข็งกระด้างในคราวนี้อีก มิได้ทรงปล่อยบ่าวไพร่นั้นไป