1Abraham nu was oud, en wel bedaagd; en de HEERE had Abraham in alles gezegend.
1ฝ่ายอับราฮัมก็ชราแล้ว มีอายุมากทีเดียว และพระเยโฮวาห์ทรงอวยพระพรอับราฮัมทุกประการ
2Zo sprak Abraham tot zijn knecht, den oudste van zijn huis, regerende over alles, wat hij had: Leg toch uw hand onder mijn heup,
2อับราฮัมพูดกับคนใช้ของท่านที่มีอาวุโสที่สุดในบ้าน ผู้ดูแลทรัพย์สมบัติทุกอย่างของท่านว่า "เอามือเจ้าวางไว้ใต้ขาอ่อนของเรา
3Opdat ik u doe zweren bij den HEERE, den God des hemels, en den God der aarde, dat gij voor mijn zoon geen vrouw nemen zult van de dochteren der Kanaanieten, in het midden van welke ik woon;
3แล้วเราจะให้เจ้าปฏิญาณในพระนามพระเยโฮวาห์พระเจ้าแห่งฟ้าสวรรค์และพระเจ้าแห่งแผ่นดินโลก ว่าเจ้าจะไม่หาภรรยาให้บุตรชายของเราจากบุตรสาวของคนคานาอัน ที่เราอาศัยอยู่ท่ามกลางเขานี้
4Maar dat gij naar mijn land, en naar mijn maagschap trekken, en voor mijn zoon Izak een vrouw nemen zult.
4แต่เจ้าจะไปยังประเทศและหมู่ญาติของเราเพื่อหาภรรยาคนหนึ่งให้แก่อิสอัคบุตรชายของเรา"
5En die knecht zeide tot hem: Misschien zal die vrouw mij niet willen volgen in dit land; zal ik dan uw zoon moeten wederbrengen in het land, waar gij uitgetogen zijt?
5คนใช้ก็เรียนท่านว่า "หากว่าหญิงนั้นจะไม่เต็มใจมากับข้าพเจ้ายังแผ่นดินนี้ ถ้าเช่นนั้นข้าพเจ้ามิต้องนำบุตรชายของท่านกลับไปยังแผ่นดินซึ่งท่านจากมานั้นหรือ"
6En Abraham zeide tot hem: Wacht u, dat gij mijn zoon niet weder daarheen brengt!
6อับราฮัมพูดกับเขาว่า "ระวังอย่าพาบุตรชายของเรากลับไปที่นั่นอีก
7De HEERE, de God des hemels, Die mij uit mijns vaders huis en uit het land mijner maagschap genomen heeft, en Die tot mij gesproken heeft, en Die mij gezworen heeft, zeggende: Aan uw zaad zal Ik dit land geven! Die Zelf zal Zijn Engel voor uw aangezicht zenden, dat gij voor mijn zoon van daar een vrouw neemt.
7พระเยโฮวาห์พระเจ้าแห่งฟ้าสวรรค์ ผู้ทรงนำเรามาจากบ้านบิดาเรา และจากแผ่นดินแห่งญาติของเรา พระองค์ตรัสกับเราและทรงปฏิญาณกับเราว่า `เราจะมอบแผ่นดินนี้ให้แก่เชื้อสายของเจ้า' พระองค์จะทรงใช้ทูตสวรรค์ของพระองค์ไปข้างหน้าเจ้า เจ้าจงหาภรรยาคนหนึ่งให้บุตรชายของเราจากที่นั่น
8Maar indien de vrouw u niet volgen wil, zo zult gij rein zijn van dezen mijn eed; alleenlijk breng mijn zoon daar niet weder heen.
8ถ้าหญิงนั้นไม่เต็มใจมากับเจ้า เจ้าก็จะพ้นจากคำปฏิญาณของเรานี้ แต่เจ้าอย่าพาบุตรชายของเรากลับไปที่นั่นก็แล้วกัน"
9Toen legde de knecht zijn hand onder de heup van Abraham, zijn heer, en hij zwoer hem over deze zaak.
9คนใช้จึงเอามือของเขาวางใต้ขาอ่อนของอับราฮัมนายของตน และปฏิญาณต่อท่านตามเรื่องนี้
10En die knecht nam tien kemelen van zijns heren kemelen, en toog heen; en al het goed zijns heren was in zijn hand; en hij maakte zich op, en toog heen naar Mesopotamie, naar de stad van Nahor.
10คนใช้นำอูฐสิบตัวของนายมาแล้วออกเดินทางไป ด้วยว่าข้าวของทั้งสิ้นของนายเขาอยู่ในอำนาจของเขา เขาลุกขึ้นไปยังเมโสโปเตเมีย ถึงเมืองของนาโฮร์
11En hij deed de kemelen nederknielen buiten de stad, bij een waterput, des avondtijds, ten tijde, als de putsters uitkwamen.
11เขาให้อูฐคุกเข่าลงที่ริมบ่อน้ำข้างนอกเมืองเวลาเย็น ซึ่งเป็นเวลาที่ผู้หญิงออกมาตักน้ำ
12En hij zeide: HEERE! God van mijn heer Abraham! doe haar mij toch heden ontmoeten, en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer.
12เขาอธิษฐานว่า "ข้าแต่พระเยโฮวาห์พระเจ้าของอับราฮัมนายของข้าพระองค์ ขอทรงประทานความสำเร็จแก่ข้าพระองค์ในวันนี้ และขอทรงสำแดงความเมตตาแก่อับราฮัมนายของข้าพระองค์
13Zie, ik sta bij de waterfontein, en de dochteren der mannen dezer stad zijn uitgaande om water te putten;
13ดูเถิด ข้าพระองค์กำลังยืนอยู่ที่ริมบ่อน้ำ และบรรดาบุตรสาวของชาวเมืองนี้กำลังออกมาตักน้ำ
14Zo geschiede, dat die jonge dochter, tot welke ik zal zeggen: Neig toch uw kruik, dat ik drinke; en zij zal zeggen: Drink, en ik zal ook uw kemelen drenken; diezelve zij, die Gij Uw knecht Izak toegewezen hebt, en dat ik daaraan bekenne, dat Gij weldadigheid bij mijn heer gedaan hebt.
14ขอให้หญิงสาวคนที่ข้าพระองค์จะพูดกับนางว่า `โปรดลดเหยือกของนางลงให้ข้าพเจ้าดื่มน้ำ' และนางนั้นจะว่า `เชิญดื่มเถิดและข้าพเจ้าจะให้น้ำอูฐของท่านกินด้วย' ให้คนนั้นเป็นคนที่พระองค์ทรงกำหนดสำหรับอิสอัคผู้รับใช้ของพระองค์ อย่างนี้ข้าพระองค์จะทราบได้ว่า พระองค์ทรงสำแดงความเมตตาแก่นายของข้าพระองค์"
15En het geschiedde, eer hij geeindigd had te spreken, ziet, zo kwam Rebekka uit, welke aan Bethuel geboren was, de zoon van Milka, de huisvrouw van Nahor, de broeder van Abraham; en zij had haar kruik op haar schouder.
15และต่อมาเมื่อเขาอธิษฐานยังไม่ทันเสร็จ ดูเถิด เรเบคาห์ ผู้ที่เกิดแก่เบธูเอลบุตรชายของนางมิลคาห์ภรรยาของนาโฮร์น้องชายของอับราฮัม ก็แบกไหน้ำของนางเดินออกมา
16En die jonge dochter was zeer schoon van aangezicht, een maagd, en geen man had haar bekend; en zij ging af naar de fontein, en vulde haar kruik, en ging op.
16หญิงสาวนั้นงามมาก เป็นพรหมจารียังไม่มีชายใดสมสู่นาง นางก็ลงไปที่บ่อน้ำเติมน้ำเต็มไหน้ำแล้วก็ขึ้นมา
17Toen liep die knecht haar tegemoet, en hij zeide: Laat mij toch een weinig waters uit uw kruik drinken.
17คนใช้นั้นก็วิ่งไปต้อนรับนาง แล้วพูดว่า "ขอน้ำจากไหน้ำของนางให้ข้าพเจ้าดื่มสักหน่อย"
18En zij zeide: Drink, mijn heer! en zij haastte zich en liet haar kruik neder op haar hand, en gaf hem te drinken.
18นางตอบว่า "นายเจ้าข้า เชิญดื่มเถิด" แล้วนางก็รีบลดไหน้ำของนางลงมาถือไว้แล้วให้เขาดื่ม
19Als zij nu voleindigd had van hem drinken te geven, zeide zij: Ik zal ook voor uw kemelen putten, totdat zij voleindigd hebben te drinken.
19เมื่อให้เขาดื่มเสร็จแล้ว นางจึงว่า "ข้าพเจ้าจะตักน้ำให้อูฐของท่านกินจนอิ่มด้วย"
20En zij haastte zich, en goot haar kruik uit in de drinkbak, en liep weder naar den put om te putten, en zij putte voor al zijn kemelen.
20นางรีบเทน้ำในไหน้ำของนางใส่รางแล้ววิ่งไปตักน้ำที่บ่ออีก นางตักน้ำให้อูฐทั้งหมดของเขา
21En de man ontzette zich over haar, stilzwijgende, om te merken, of de HEERE zijn weg voorspoedig gemaakt had, of niet.
21ชายนั้นเพ่งดูนางเงียบๆเพื่อตรึกตรองดูว่าพระเยโฮวาห์ทรงให้การเดินทางของตนบังเกิดผลหรือไม่
22En het geschiedde, als de kemelen voleindigd hadden te drinken, dat die man een gouden voorhoofdsiersel nam, welks gewicht was een halve sikkel, en twee armringen aan haar handen, welker gewicht was tien sikkelen gouds.
22และต่อมาเมื่ออูฐกินน้ำเสร็จแล้ว ชายนั้นก็ให้แหวนทองคำหนักครึ่งเชเขล และกำไลสำหรับข้อมือนางคู่หนึ่งทองหนักสิบเชเขล
23Want hij had gezegd: Wiens dochter zijt gij? geef het mij toch te kennen; is er ook ten huize uws vaders plaats voor ons, om te vernachten?
23และพูดว่า "ขอบอกข้าพเจ้าว่านางเป็นบุตรสาวของใคร ในบ้านบิดาของนางนั้นมีที่ให้พวกเราพักอาศัยบ้างไหม"
24En zij had tot hem gezegd: Ik ben de dochter van Bethuel, de zoon van Milka, die zij Nahor gebaard heeft.
24นางตอบเขาว่า "ข้าพเจ้าเป็นบุตรสาวของเบธูเอลบุตรชายของนางมิลคาห์ซึ่งนางบังเกิดให้กับนาโฮร์"
25Voorts had zij tot hem gezegd: Ook is er stro en veel voeders bij ons, ook plaats om te vernachten.
25นางพูดเสริมว่า "เรามีทั้งฟางและเสบียงพอ และมีที่ให้พักด้วย"
26Toen neigde die man zijn hoofd, en aanbad den HEERE;
26ชายนั้นก็ก้มศีรษะลงนมัสการพระเยโฮวาห์
27En hij zeide: Geloofd zij de HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de HEERE heeft mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen.
27และอธิษฐานว่า "สรรเสริญแด่พระเยโฮวาห์พระเจ้าของอับราฮัมนายของข้าพระองค์ ผู้มิได้ทรงทอดทิ้งความกรุณา และความจริงของพระองค์ต่อนาย ส่วนข้าพระองค์นั้นพระเยโฮวาห์ทรงนำมาตามทางจนถึงบ้านหมู่ญาติของนายข้าพระองค์"
28En die jonge dochter liep, en gaf ten huize harer moeder te kennen, gelijk deze zaken waren.
28แล้วหญิงสาวนั้นก็วิ่งไปบอกคนในครอบครัวของมารดาถึงเรื่องเหล่านี้
29En Rebekka had een broeder, wiens naam was Laban; en Laban liep tot die man naar buiten tot de fontein.
29เรเบคาห์มีพี่ชายคนหนึ่งชื่อ ลาบัน ลาบันวิ่งไปหาชายคนนั้นที่บ่อน้ำ
30En het geschiedde, als hij dat voorhoofdsiersel gezien had, en de armringen aan de handen zijner zuster; en als hij gehoord had de woorden zijner zuster Rebekka, zeggende: Alzo heeft die man tot mij gesproken, zo kwam hij tot dien man, en ziet, hij stond bij de kemelen, bij de fontein.
30และต่อมาเมื่อท่านเห็นแหวนและกำไลที่ข้อมือน้องสาว และเมื่อท่านได้ยินคำของเรเบคาห์น้องสาวว่า "ชายนั้นพูดกับข้าพเจ้าอย่างนี้" ท่านก็ไปหาชายนั้น และดูเถิด เขากำลังยืนอยู่กับอูฐที่บ่อน้ำ
31En hij zeide: Kom in, gij, gezegende des HEEREN! waarom zoudt gij buiten staan? want ik heb het huis bereid, en de plaats voor de kemelen.
31ท่านพูดว่า "ข้าแต่ท่านผู้รับพระพรของพระเยโฮวาห์ เชิญเข้ามาเถิด ท่านยืนอยู่ข้างนอกทำไม เพราะข้าพเจ้าเตรียมบ้านและเตรียมที่สำหรับอูฐแล้ว"
32Toen kwam die man naar het huis toe, en men ontgordde de kemelen, en men gaf den kemelen stro en voeder; en water om zijn voeten te wassen, en de voeten der mannen, die bij hem waren.
32ชายนั้นจึงเข้าไปในบ้าน ลาบันก็แก้อูฐของเขา ให้ฟางและอาหารสำหรับอูฐ ให้น้ำล้างเท้าเขาและคนที่มากับเขา
33Daarna werd hem te eten voorgezet; maar hij zeide: Ik zal niet eten, totdat ik mijn woorden gesproken heb. En hij zeide: Spreek!
33แล้วจัดอาหารมาเลี้ยงเขา แต่เขาว่า "ข้าพเจ้าจะไม่รับประทาน จนกว่าข้าพเจ้าจะพูดถึงธุระที่ข้าพเจ้าได้รับมอบหมายมานั้นให้ท่านฟังเสียก่อน" ลาบันก็ว่า "เชิญพูดเถิด"
34Toen zeide hij: Ik ben een knecht van Abraham;
34เขาจึงพูดว่า "ข้าพเจ้าเป็นคนใช้ของอับราฮัม
35En de HEERE heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij groot geworden is; en Hij heeft hem gegeven schapen, en runderen, en zilver, en goud, en knechten, en maagden, en kemelen, en ezelen.
35พระเยโฮวาห์ทรงอวยพระพรแก่นายข้าพเจ้าอย่างมากมาย ท่านก็เจริญขึ้น และพระองค์ทรงประทานฝูงแพะแกะ และฝูงวัว เงินและทอง คนใช้ชายหญิง อูฐและลา
36En Sara, de huisvrouw van mijn heer, heeft mijn heer een zoon gebaard, nadat zij oud geworden was; en hij heeft hem gegeven alles, wat hij heeft.
36และนางซาราห์ภรรยานายข้าพเจ้าได้บังเกิดบุตรชายคนหนึ่งให้แก่นายเมื่อนางแก่แล้ว และนายก็ยกทรัพย์สมบัติทั้งหมดให้บุตร
37En mijn heer heeft mij doen zweren, zeggende: Gij zult voor mijn zoon geen vrouw nemen van de dochteren der Kanaanieten, in welker land ik wone;
37นายให้ข้าพเจ้าปฏิญาณว่า `เจ้าอย่าหาภรรยาให้แก่บุตรชายของเราจากบุตรสาวของคนคานาอัน ซึ่งเราอาศัยอยู่ในแผ่นดินของเขานี้
38Maar gij zult trekken naar het huis mijns vaders, en naar mijn geslacht, en zult voor mijn zoon een vrouw nemen!
38แต่เจ้าจงไปยังบ้านบิดาของเราและไปยังหมู่ญาติของเรา และหาภรรยาคนหนึ่งให้แก่บุตรชายของเรา'
39Toen zeide ik tot mijn heer: Misschien zal mij de vrouw niet volgen.
39ข้าพเจ้าพูดกับนายว่า `หญิงนั้นอาจจะไม่ยอมมากับข้าพเจ้า'
40En hij zeide tot mij: De HEERE, voor Wiens aangezicht ik gewandeld heb, zal Zijn Engel met u zenden, en Hij zal uw weg voorspoedig maken, dat gij voor mijn zoon een vrouw neemt, uit mijn geslacht en uit mijns vaders huis.
40แต่ท่านพูดกับข้าพเจ้าว่า `พระเยโฮวาห์ผู้ซึ่งเราดำเนินอยู่ต่อพระองค์จะทรงใช้ทูตสวรรค์ของพระองค์ไปกับเจ้า และให้ทางของเจ้าบังเกิดผล และเจ้าจะหาภรรยาคนหนึ่งให้บุตรชายของเราจากหมู่ญาติของเรา และจากบ้านบิดาของเรา
41Dan zult gij van mijn eed rein zijn, wanneer gij tot mijn geslacht zult gegaan zijn; en indien zij haar u niet geven, zo zult gij rein zijn van mijn eed.
41แล้วเจ้าจะพ้นจากคำปฏิญาณของเรา เมื่อเจ้ามาถึงหมู่ญาติของเราแล้ว ถ้าเขาไม่ยอมให้หญิงนั้น เจ้าก็พ้นจากคำปฏิญาณของเรา'
42En ik kwam heden aan de fontein; en ik zeide: O, HEERE! God van mijn heer Abraham! zo Gij nu mijn weg voorspoedig maken zult, op welke ik ga;
42วันนี้ข้าพเจ้ามาถึงบ่อน้ำและทูลว่า `ข้าแต่พระเยโฮวาห์พระเจ้าของอับราฮัมนายของข้าพระองค์ ถ้าบัดนี้พระองค์ทรงโปรดให้ทางที่ข้าพระองค์ไปนั้นเกิดผล
43Zie, ik sta bij de waterfontein; zo geschiede, dat de maagd, die uitkomen zal om te putten, en tot welke ik zeggen zal: Geef mij toch een weinig waters te drinken uit uw kruik;
43ดูเถิด ข้าพระองค์กำลังยืนอยู่ที่บ่อน้ำ และต่อมาเมื่อสาวพรหมจารีออกมาตักน้ำ และข้าพระองค์พูดกับนางด้วยว่า "ขอน้ำให้ข้าพเจ้าดื่มจากไหน้ำของนางสักหน่อย"
44En zij tot mij zal zeggen: Drink gij ook, en ik zal ook uw kemelen putten; dat deze die vrouw zij, die de HEERE aan den zoon van mijn heer heeft toegewezen.
44และนางจะตอบข้าพระองค์ว่า "เชิญดื่มเถิด และข้าพเจ้าจะตักน้ำให้อูฐของท่านด้วย" ให้ผู้นั้นเป็นหญิงที่พระเยโฮวาห์ทรงกำหนดตัวไว้สำหรับบุตรชายของนายข้าพระองค์'
45Eer ik geeindigd had te spreken in mijn hart, ziet, zo kwam Rebekka uit, en had haar kruik op haar schouder, en zij kwam af tot de fontein en putte; en ik zeide tot haar: Geef mij toch te drinken!
45เมื่อข้าพเจ้าอธิษฐานในใจไม่ทันขาดคำ ดูเถิด นางเรเบคาห์แบกไหน้ำของนางเดินออกมา นางลงไปตักน้ำที่บ่อน้ำ ข้าพเจ้าพูดกับนางว่า `ขอน้ำให้ข้าพเจ้าดื่มหน่อย'
46Zo haastte zij zich en liet haar kruik van zich neder, en zeide: Drink gij, en ik zal ook uw kemelen drenken; en ik dronk, en zij drenkte ook de kemelen.
46นางก็รีบลดไหน้ำจากบ่าของนางและว่า `เชิญดื่มเถิด แล้วข้าพเจ้าจะให้น้ำแก่อูฐของท่านด้วย' ข้าพเจ้าจึงดื่ม และนางก็ตักน้ำให้อูฐกินด้วย
47Toen vraagde ik haar, en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: De dochter van Bethuel, den zoon van Nahor, welken Milka hem gebaard heeft. Zo legde ik het voorhoofdsiersel op haar aangezicht, en de armringen aan haar handen;
47แล้วข้าพเจ้าถามนางว่า `นางเป็นบุตรสาวของใคร' นางตอบว่า `เป็นบุตรสาวของเบธูเอลบุตรชายของนาโฮร์ ซึ่งนางมิลคาห์กำเนิดให้แก่เขา' ข้าพเจ้าจึงใส่แหวนที่จมูกของนางแล้วสวมกำไลที่ข้อมือนาง
48En ik neigde mijn hoofd, en aanbad de HEERE; en ik loofde den HEERE, den God van mijn heer Abraham, Die mij op den rechten weg geleid had, om de dochter des broeders van mijn heer voor zijn zoon te nemen.
48แล้วข้าพเจ้าก็ก้มศีรษะลงนมัสการพระเยโฮวาห์ และถวายสรรเสริญแด่พระเยโฮวาห์พระเจ้าของอับราฮัมนายข้าพเจ้า ผู้ทรงนำข้าพเจ้ามาตามทางที่ถูก เพื่อหาบุตรสาวของน้องชายนายให้บุตรชายของนาย
49Nu dan, zo gijlieden weldadigheid en trouw aan mijn heer doen zult, geeft het mij te kennen; en zo niet, geeft het mij ook te kennen, opdat ik mij ter rechterhand of ter linkerhand wende.
49บัดนี้ถ้าท่านยอมแสดงความเมตตาและจริงใจต่อนายข้าพเจ้าแล้ว ขอกรุณาบอกข้าพเจ้า ถ้ามิฉะนั้นก็ขอบอกข้าพเจ้า เพื่อข้าพเจ้าจะหันไปทางขวาหรือซ้าย"
50Toen antwoordde Laban en Bethuel, en zeiden: Van den HEERE is deze zaak voortgekomen; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken.
50ลาบันและเบธูเอลจึงตอบว่า "สิ่งนี้มาจากพระเยโฮวาห์ เราจะพูดดีหรือร้ายกับท่านก็ไม่ได้
51Zie, Rebekka is voor uw aangezicht; neem haar en trek henen; zij zij de vrouw van den zoon uws heren, gelijk de HEERE gesproken heeft!
51ดูเถิด เรเบคาห์ก็อยู่ต่อหน้าท่าน พานางไปเถิด และให้นางเป็นภรรยาบุตรชายนายของท่านดังที่พระเยโฮวาห์ตรัสแล้ว"
52En het geschiedde, als Abrahams knecht hun woorden hoorde, zo boog hij zich ter aarde voor den HEERE.
52และต่อมาเมื่อคนใช้ของอับราฮัมได้ยินถ้อยคำของท่านทั้งสอง ก็กราบลงถึงดินนมัสการพระเยโฮวาห์
53En de knecht langde voort zilveren kleinoden, en gouden kleinoden, en klederen, en hij gaf die aan Rebekka; hij gaf ook aan haar broeder en haar moeder kostelijkheden.
53แล้วคนใช้ก็นำเอาเครื่องเงินและเครื่องทอง พร้อมกับเสื้อผ้ามอบให้แก่เรเบคาห์ เขายังมอบของอันมีค่าให้แก่พี่ชายและมารดาของนางด้วย
54Toen aten en dronken zij, hij en de mannen, die bij hem waren; en zij vernachtten, en zij stonden des morgens op, en hij zeide: Laat mij trekken tot mijn heer!
54แล้วพวกเขาก็รับประทานและดื่ม คือเขากับคนที่มากับเขา และค้างคืนที่นั่น และพวกเขาลุกขึ้นในเวลาเช้า คนใช้นั้นก็กล่าวว่า "ขอให้ข้าพเจ้ากลับไปหานายข้าพเจ้าเถิด"
55Toen zeide haar broeder, en haar moeder: Laat de jonge dochter enige dagen, of tien, bij ons blijven; daarna zult gij gaan.
55พี่ชายและมารดาของนางว่า "ขอให้หญิงสาวอยู่กับเราสักหน่อยก่อน อย่างน้อยสักสิบวันแล้วนางจะไปก็ได้"
56Maar hij zeide tot hen: Houdt mij niet op, dewijl de HEERE mijn weg voorspoedig gemaakt heeft! laat mij trekken, dat ik tot mijn heer ga.
56แต่ชายนั้นพูดกับพวกเขาว่า "อย่าหน่วงข้าพเจ้าไว้เลย เพราะพระเยโฮวาห์ทรงให้ทางของข้าพเจ้าเกิดผลแล้ว ขอให้ข้าพเจ้าออกเดินทางเพื่อข้าพเจ้าจะได้กลับไปหานายข้าพเจ้า"
57Toen zeiden zij: Laat ons de jonge dochter roepen, en haar mond vragen.
57พวกเขาว่า "เราจะเรียกหญิงสาวมาถามดู"
58En zij riepen Rebekka, en zeiden tot haar: Zult gij met deze man trekken? En zij antwoordde: Ik zal trekken.
58พวกเขาก็เรียกเรเบคาห์มาหา และพูดกับนางว่า "เจ้าจะไปกับชายคนนี้หรือไม่" นางตอบว่า "ข้าพเจ้าจะไป"
59Toen lieten zij Rebekka, hun zuster, en haar voedster trekken, mitsgaders Abrahams knecht en zijn mannen.
59พวกเขาจึงส่งเรเบคาห์น้องสาวกับพี่เลี้ยงของนางไปพร้อมกับคนใช้ของอับราฮัม และคนของเขา
60En zij zegenden Rebekka, en zeiden tot haar: O, onze zuster! wordt gij tot duizenden millioenen, en uw zaad bezitte de poort zijner haters!
60พวกเขาอวยพรเรเบคาห์ และกล่าวแก่นางว่า "น้องสาวเอ๋ย ขอให้เจ้าเป็นมารดาคนนับแสนนับล้าน และขอให้เชื้อสายของเจ้าได้ประตูเมืองของคนที่เกลียดชังเจ้าเป็นกรรมสิทธิ์"
61En Rebekka maakte zich op met haar jonge dochteren, en zij reden op kemelen, en volgden den man; en die knecht nam Rebekka, en toog heen.
61แล้วเรเบคาห์และเหล่าสาวใช้ของนางก็ขึ้นอูฐไปกับชายนั้น คนใช้ก็พาเรเบคาห์ไป
62Izak nu kwam, van daar men komt tot den put Lachai-Roi; en hij woonde in het zuiderland.
62ฝ่ายอิสอัคมาจากบ่อน้ำลาไฮรอย เพราะท่านไปอาศัยอยู่ทางใต้
63En Izak was uitgegaan om te bidden in het veld, tegen het naken van den avond; en hij hief zijn ogen op en zag toe, en ziet, de kemelen kwamen!
63เวลาเย็นอิสอัคออกไปตรึกตรองที่ทุ่งนาและท่านก็เงยหน้าขึ้นมองไป และดูเถิด มีอูฐเดินมา
64Rebekka hief ook haar ogen op, en zij zag Izak; en zij viel van den kemel af.
64เรเบคาห์เงยหน้าขึ้น เมื่อแลเห็นอิสอัคนางก็ลงจากอูฐ
65En zij zeide tot den knecht: Wie is die man, die ons in het veld tegemoet wandelt? En de knecht zeide: Dat is mijn heer! Toen nam zij den sluier, en bedekte zich.
65เพราะนางได้พูดกับคนใช้นั้นว่า "ชายคนโน้นที่กำลังเดินผ่านทุ่งนามาหาเรานั้นคือใคร" คนใช้นั้นตอบว่า "นายของข้าพเจ้าเอง" นางจึงหยิบผ้าคลุมหน้ามาคลุม
66En de knecht vertelde aan Izak al de zaken, die hij gedaan had.
66คนใช้บอกให้อิสอัคทราบทุกอย่างที่เขาได้กระทำไป
67En Izak bracht haar in de tent van zijn moeder Sara; en hij nam Rebekka, en zij werd hem ter vrouw, en hij had haar lief. Alzo werd Izak getroost na zijner moeders dood.
67อิสอัคก็พานางเข้ามาในเต็นท์ของนางซาราห์มารดาของท่านและรับเรเบคาห์ไว้ นางก็เป็นภรรยาของท่าน และท่านก็รักนาง อิสอัคก็ได้รับความปลอบประโลมภายหลังที่มารดาของท่านสิ้นชีวิตแล้ว