1Voorts, gij mensenkind! profeteer tegen Gog, en zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Gog, hoofdvorst van Mesech en Tubal!
1‹‹İnsanoğlu, Goga karşı peygamberlik et ve ona de ki, ‹Egemen RAB şöyle diyor: Ey Roşun, Meşekin, Tuvalın önderi Gog, sana karşıyım.
2En Ik zal u omwenden, en een zeshaak in u slaan, en u optrekken uit de zijden van het noorden, en Ik zal u brengen op de bergen Israels.
2Seni geri çevirip sürükleyeceğim. Seni uzak kuzeyden çıkarıp İsrailin dağlarına getireceğim.
3Maar Ik zal uw boog uit uw linkerhand slaan, en Ik zal uw pijlen uit uw rechterhand doen vallen.
3Sol elindeki yayını vuracak, sağ elindeki oklarını düşüreceğim.
4Op de bergen Israels zult gij vallen, gij en al uw benden, en de volken, die met u zijn; Ik heb u aan de roofvogelen, aan het gevogelte van allen vleugel, en aan het gedierte des velds ter spijze gegeven.
4Sen de askerlerinle senden yana olan uluslar da İsrail dağlarına serileceksiniz. Sizi yem olarak her çeşit yırtıcı kuşa, yabanıl hayvana vereceğim.
5Op het open veld zult gij vallen; want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere HEERE.
5Açık kırlarda düşüp öleceksiniz. Çünkü bunu ben söyledim. Egemen RAB böyle diyor.
6En Ik zal een vuur zenden in Magog, en onder degenen, die in de eilanden zeker wonen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.
6Magogun ve kıyıda güvenlik içinde yaşayanların üzerine ateş yağdıracağım. O zaman benim RAB olduğumu anlayacaklar. Tuvalın baş önderi››.
7En Ik zal Mijn heiligen Naam in het midden van Mijn volk Israel bekend maken, en zal Mijn heiligen Naam niet meer laten ontheiligen; en de heidenen zullen weten, dat Ik de HEERE ben, de Heilige in Israel.
7‹‹ ‹Halkım İsrail arasında kutsal adımı tanıtacağım. Bundan böyle kutsal adımın aşağılanmasına izin vermeyeceğim. Uluslar benim İsrailde kutsal olan RAB olduğumu anlayacaklar.
8Ziet, het komt en zal geschieden, spreekt de Heere HEERE; dit is de dag, van welken Ik gesproken heb.
8O gün yaklaştı! Söylediklerim olacak. Egemen RAB böyle diyor. Budur sözünü ettiğim gün!
9En de inwoners der steden Israels zullen uitgaan, en vuur stoken en branden van de wapenen, zo van schilden als rondassen, van bogen en van pijlen, zo van handstokken als van spiesen; en zij zullen daarvan vuur stoken zeven jaren;
9‹‹ ‹O zaman İsrail kentlerinde yaşayanlar dışarı çıkıp topladıkları silahları yakacaklar. Küçük büyük kalkanları, yayları, okları, sopaları, mızrakları ateşe atacaklar. Bunlarla yedi yıl ateş yakacaklar.
10Zodat zij geen hout uit het veld zullen dragen, noch uit de wouden houwen, maar van de wapenen vuur stoken; en zij zullen beroven degenen, die hen beroofd hadden, en plunderen, die hen geplunderd hadden, spreekt de Heere HEERE.
10Kırdan odun toplamayacak, ormandan odun kesmeyecekler. Yakmak için silahları kullanacaklar. Mallarını yağmalayanları yağmalayacak, kendilerini soyanları soyacaklar. Egemen RAB böyle diyor.
11En het zal te dien dage geschieden, dat Ik aan Gog aldaar een grafstede in Israel zal geven, het dal der doorgangers naar het oosten der zee; en datzelve zal den doorgangers den neus stoppen; en aldaar zullen zij begraven Gog en zijn ganse menigte, en zullen het noemen: Het dal van Gogs menigte.
11‹‹ ‹O gün Lut Gölünün doğusunda, Gezginler Deresinde Goga İsrailde bilinen bir mezar yeri vereceğim. Gogla bütün ordusu orada gömülecek. Oraya Hamon-Gog Vadisi adı verilecek. Oradan geçecek gezginlerin önü kesilecek.
12Het huis Israels nu zal hen begraven, om het land te reinigen, zeven maanden lang.
12İsrail halkı ülkeyi arındırmak için onları gömecek. Bu yedi ay sürecek.
13Ja, al het volk des lands zal begraven, en het zal hun tot een naam zijn, ten dage als Ik zal verheerlijkt zijn, spreekt de Heere HEERE.
13Onları bütün ülke halkı gömecek. Görkemimi açıkladığım gün onlar için onur olacak. Egemen RAB böyle diyor. metin ‹‹Orada››.
14Ook zullen zij mannen uitscheiden, die gestadig door het land doorgaan, en doodgravers met de doorgangers, om te begraven degenen, die op den aardbodem zijn overgelaten, om dien te reinigen; ten einde van zeven maanden zullen zij onderzoek doen.
14‹‹ ‹Ülkeyi arındırmak için adamlar görevlendirilecek. Bazıları ülkeyi sürekli dolaşacak, öbürleriyse yerde kalan cesetleri gömecekler. Yedi aylık süre bitince, araştırma işine başlayacaklar.
15En deze doorgangers zullen door het land doorgaan, en als iemand een mensenbeen ziet, zo zal hij een merkteken daarbij oprichten; totdat de doodgravers hetzelve zullen hebben begraven in het dal van Gogs menigte.
15Bu adamlar ülkenin her yanını dolaşacak. Bir insan kemiği görünce, mezarcılar onu Hamon-Gog Vadisine gömünceye dek, yanına bir işaret koyacak.
16Ook zo zal de naam der stad Hamona zijn. Alzo zullen zij het land reinigen.
16Orada Hamona adında bir kent olacak. Böylelikle ülke arındırılacak.›
17Gij dan, mensenkind! zo zegt de Heere HEERE: Zeg tot het gevogelte van allen vleugel, en tot al het gedierte des velds: Vergadert u, en komt aan, verzamelt u van rondom, tot Mijn slachtoffer, dat Ik voor u geslacht heb, een groot slachtoffer, op de bergen Israels, en eet vlees, en drink bloed.
17‹‹İnsanoğlu, Egemen RAB şöyle diyor: Her çeşit kuşa ve yabanıl hayvana seslen: ‹Sizin için hazırlayacağım kurbana, İsrail dağları üzerindeki büyük kurbana gelin, her yandan toplanın! Orada et yiyecek, kan içeceksiniz.
18Het vlees der helden zult gij eten, en het bloed van de vorsten der aarde drinken; der rammen, der lammeren, en bokken, en varren, die altemaal gemesten van Basan zijn.
18Başanın besili hayvanlarının -koçların, kuzuların, tekelerin, boğaların- etini yiyip kanını içer gibi yiğitlerin etini yiyecek, dünya önderlerinin kanını içeceksiniz.
19En gij zult het vette eten tot verzadiging toe, en bloed drinken tot dronkenschap toe; van Mijn slachtoffer, dat Ik voor u geslacht heb.
19Sizin için hazırlayacağım kurbandan doyana dek yağ yiyeceksiniz, sarhoş oluncaya dek kan içeceksiniz.
20En gij zult verzadigd worden aan Mijn tafel van rij paarden en wagen paarden, van helden en alle krijgslieden, spreekt de Heere HEERE.
20Soframda atlardan, atlılardan, yiğitlerden ve her çeşit askerden bol bol yiyip doyacaksınız.› Egemen RAB böyle diyor.
21En Ik zal Mijn eer zetten onder de heidenen; en alle heidenen zullen Mijn oordeel zien, dat Ik gedaan heb, en Mijn hand, die Ik aan hen gelegd heb.
21‹‹Görkemimi uluslar arasında açıklayacağım. Bütün uluslar kendilerine verdiğim cezayı, üzerlerine koyduğum elimi görecekler.
22En die van het huis Israels zullen weten, dat Ik, de HEERE, hunlieder God ben, van dien dag af en voortaan.
22İsrail halkı o günden başlayarak benim Tanrıları RAB olduğumu anlayacak.
23En de heidenen zullen weten, dat die van het huis Israels gevankelijk zijn weggevoerd om hun ongerechtigheid, omdat zij tegen Mij hadden overtreden, en dat Ik Mijn aangezicht voor hen verborgen heb, en heb ze overgegeven in de hand hunner wederpartijders, zodat zij altemaal door het zwaard gevallen zijn;
23Uluslar İsrail halkının işlediği suç yüzünden, bana ihanet ettiği için sürgüne gittiğini anlayacaklar. Yüzümü onlardan gizledim, onları düşmanlarının eline teslim ettim, hepsi kılıçtan geçirildi.
24Naar hun onreinigheid en naar hun overtredingen heb Ik met hen gehandeld, en Ik heb Mijn aangezicht voor hen verborgen.
24Onları kirliliklerine, isyanlarına göre cezalandırdım, yüzümü onlardan gizledim.
25Daarom zo zegt de Heere HEERE: Nu zal Ik Jakobs gevangenen wederbrengen, en zal Mij ontfermen over het ganse huis Israels, en Ik zal ijveren over Mijn heiligen Naam;
25‹‹Bundan ötürü Egemen RAB şöyle diyor: Yakupun sürgündeki soyunu geri getirecek, İsrail halkına acıyacağım. Kutsal adımı kıskançlıkla koruyacağım.
26Als zij hun schande zullen gedragen hebben, en al hun overtreding, met dewelke zij tegen Mij hebben overtreden, toen zij in hun land zeker woonden, en er niemand was, die hen verschrikte.
26Ülkelerinde güvenlik içinde yaşayınca, onları korkutan kimse olmayınca, utançlarını, bana ettikleri bütün ihanetleri unutacaklar.
27Als Ik hen zal hebben wedergebracht uit de volken, en hen vergaderd zal hebben uit de landen hunner vijanden, en Ik aan hen geheiligd zal zijn voor de ogen van vele heidenen;
27Onları uluslar arasından geri getirip düşman ülkelerinden topladığım zaman, onlar aracılığıyla birçok ulusa kutsallığımı göstereceğim.
28Dan zullen zij weten, dat Ik, de HEERE, hunlieder God ben, dewijl Ik ze gevankelijk heb doen wegvoeren onder de heidenen, maar heb ze weder verzameld in hun land, en heb aldaar niemand van hen meer overgelaten.
28O zaman benim Tanrıları RAB olduğumu anlayacaklar. Onları uluslar arasına sürgüne göndermeme karşın, hiçbirini bırakmadan ülkelerine geri getireceğim.
29En Ik zal Mijn aangezicht voor hen niet meer verbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis Israels zal hebben uitgegoten, spreekt de Heere HEERE.
29Onlardan bir daha yüzümü gizlemeyeceğim, çünkü İsrail halkı üzerine Ruhum'u dökeceğim.›› Egemen RAB böyle diyor.