Hebrew: Modern

Dutch Staten Vertaling

Zephaniah

3

1הוי מראה ונגאלה העיר היונה׃
1Wee der ijselijke, en der bevlekte, der verdrukkende stad!
2לא שמעה בקול לא לקחה מוסר ביהוה לא בטחה אל אלהיה לא קרבה׃
2Zij hoort naar de stem niet; zij neemt de tucht niet aan; zij vertrouwt niet op den HEERE; tot haar God nadert zij niet.
3שריה בקרבה אריות שאגים שפטיה זאבי ערב לא גרמו לבקר׃
3Haar vorsten zijn brullende leeuwen in het midden van haar; haar rechters zijn avondwolven, die de beenderen niet breken tot aan den morgen.
4נביאיה פחזים אנשי בגדות כהניה חללו קדש חמסו תורה׃
4Haar profeten zijn lichtvaardig, gans trouweloze mannen; haar priesters verontreinigen het heilige, zij doen der wet geweld aan.
5יהוה צדיק בקרבה לא יעשה עולה בבקר בבקר משפטו יתן לאור לא נעדר ולא יודע עול בשת׃
5De rechtvaardige HEERE is in het midden van haar, Hij doet geen onrecht; allen morgen geeft Hij Zijn recht in het licht, er ontbreekt niet; doch de verkeerde weet van geen schaamte.
6הכרתי גוים נשמו פנותם החרבתי חוצותם מבלי עובר נצדו עריהם מבלי איש מאין יושב׃
6Ik heb de heidenen uitgeroeid, hun hoeken zijn verwoest, Ik heb hun straten eenzaam gemaakt, dat niemand daardoor gaat; hun steden zijn verstoord, zodat er niemand is, dat er geen inwoner is.
7אמרתי אך תיראי אותי תקחי מוסר ולא יכרת מעונה כל אשר פקדתי עליה אכן השכימו השחיתו כל עלילותם׃
7Ik zeide: Immers zult gij Mij vrezen, gij zult de tucht aannemen, opdat haar woning niet uitgeroeid zou worden; al wat Ik haar bezocht hebbe, waarlijk, zij hebben zich vroeg opgemaakt, zij hebben al hun handelingen verdorven.
8לכן חכו לי נאם יהוה ליום קומי לעד כי משפטי לאסף גוים לקבצי ממלכות לשפך עליהם זעמי כל חרון אפי כי באש קנאתי תאכל כל הארץ׃
8Daarom verwacht Mij, spreekt de HEERE, ten dage als Ik Mij opmake tot den roof; want Mijn oordeel is, de heidenen te verzamelen, de koninkrijken te vergaderen, om over hen Mijn gramschap, de ganse hittigheid Mijns toorns uit te storten, want dit ganse land zal door het vuur van Mijn ijver verteerd worden.
9כי אז אהפך אל עמים שפה ברורה לקרא כלם בשם יהוה לעבדו שכם אחד׃
9Gewisselijk, dan zal Ik tot de volken een reine spraak wenden; opdat zij allen den Naam des HEEREN aanroepen, opdat zij Hem dienen met een eenparigen schouder.
10מעבר לנהרי כוש עתרי בת פוצי יובלון מנחתי׃
10Van de zijden der rivieren der Moren zullen Mijn ernstige aanbidders, met de dochter Mijner verstrooiden, Mijn offeranden brengen.
11ביום ההוא לא תבושי מכל עלילתיך אשר פשעת בי כי אז אסיר מקרבך עליזי גאותך ולא תוספי לגבהה עוד בהר קדשי׃
11Te dien dage zult gij niet beschaamd wezen vanwege al uw handelingen, waarmede gij tegen Mij overtreden hebt; want alsdan zal Ik uit het midden van u wegnemen, die van vreugde opspringen over uw hovaardij, en gij zult u voortaan niet meer verheffen om Mijns heiligen bergs wil.
12והשארתי בקרבך עם עני ודל וחסו בשם יהוה׃
12Maar Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk; die zullen op den Naam des HEEREN betrouwen.
13שארית ישראל לא יעשו עולה ולא ידברו כזב ולא ימצא בפיהם לשון תרמית כי המה ירעו ורבצו ואין מחריד׃
13De overgeblevenen van Israel zullen geen onrecht doen, noch leugen spreken, en in hun mond zal geen bedriegelijke tong gevonden worden; maar zij zullen weiden en nederliggen, en niemand zal hen verschrikken.
14רני בת ציון הריעו ישראל שמחי ועלזי בכל לב בת ירושלם׃
14Zing vrolijk, gij dochter Sions, juich, Israel; wees blijde, en spring op van vreugde van ganser harte, gij dochter Jeruzalems!
15הסיר יהוה משפטיך פנה איבך מלך ישראל יהוה בקרבך לא תיראי רע עוד׃
15De HEERE heeft uw oordelen weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd; de Koning Israels, de HEERE, is in het midden van u, gij zult geen kwaad meer zien.
16ביום ההוא יאמר לירושלם אל תיראי ציון אל ירפו ידיך׃
16Te dien dage zal tot Jeruzalem gezegd worden: Vrees niet, o Sion! laat uw handen niet slap worden.
17יהוה אלהיך בקרבך גבור יושיע ישיש עליך בשמחה יחריש באהבתו יגיל עליך ברנה׃
17De HEERE uw God, is in het midden van u, een Held, Die verlossen zal; Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap, Hij zal zwijgen in Zijn liefde, Hij zal Zich over u verheugen met gejuich.
18נוגי ממועד אספתי ממך היו משאת עליה חרפה׃
18De bedroefden, om der bijeenkomst wil, zal Ik verzamelen, zij zijn uit u; de schimping is een last op haar.
19הנני עשה את כל מעניך בעת ההיא והושעתי את הצלעה והנדחה אקבץ ושמתים לתהלה ולשם בכל הארץ בשתם׃
19Ziet, Ik zal te dien tijde al uw verdrukkers verdoen; en Ik zal de hinkenden behoeden, en de uitgestotenen verzamelen; en Ik zal ze stellen tot een lof, en tot een naam, in het ganse land, waar zij beschaamd zijn geweest.
20בעת ההיא אביא אתכם ובעת קבצי אתכם כי אתן אתכם לשם ולתהלה בכל עמי הארץ בשובי את שבותיכם לעיניכם אמר יהוה׃
20Te dier tijd zal Ik ulieden herwaarts brengen, ten tijde namelijk, als Ik u verzamelen zal; zekerlijk Ik zal ulieden zetten tot een naam en tot een lof, onder alle volken der aarde, als Ik uw gevangenissen voor uw ogen wenden zal, zegt de HEERE.