¹Ayub menjawab, "Memang, kamu ini mewakili umat manusia. Jika kamu mati, hikmat akan mati juga.

¹Maar Job antwoordde en zeide:

²(12:1)

²Trouwens, omdat gijlieden het volk zijt, zo zal de wijsheid met ulieden sterven!

³Aku pun manusia yang berakal budi; semua yang kamu katakan itu sudah kumengerti. Lagipula, siapa yang tak tahu semua itu? Jadi, jangan sangka kamu melebihi aku!

³Ik heb ook een hart even als gijlieden, ik zwicht niet voor u; en bij wien zijn niet dergelijke dingen?

⁴Aku ditertawakan teman dan sahabat, padahal aku ini benar dan tanpa cacat. Dahulu Allah menjawab doaku, bilamana aku berseru minta dibantu.

⁴Ik ben het, die zijn vriend een spot is, maar roepende tot God, Die hem verhoort; de rechtvaardige en oprechte is een spot.

⁵Kamu menghina orang celaka, sedang hidupmu aman; orang yang hampir jatuh kamu beri pukulan.

⁵Hij is een verachte fakkel, naar de mening desgenen, die gerust is; hij is gereed met den voet te struikelen.

⁶Tetapi hidup perampok tidak terancam; orang yang berani menentang Allah, hidup tentram. Padahal dewa yang menjadi andalan mereka, hanyalah kekuatan sendiri saja.

⁶De tenten der verwoesters hebben rust, en die Gode tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt.

⁷Bertanyalah kepada burung dan binatang lainnya maka kamu akan diberi pengajaran oleh mereka.

⁷En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven.

⁸Mintalah keterangan kepada makhluk di bumi dan di lautan, maka kamu akan menerima penjelasan.

⁸Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen.

⁹Siapa di antara semua itu tidak menyadari, bahwa pencipta mereka adalah Allah sendiri?

⁹Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet?

¹⁰Dia mengatur hidup segala makhluk yang ada; Dia berkuasa atas nyawa setiap manusia.

¹⁰In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen.

¹¹Seperti lidahku suka mengecap makanan yang nyaman, begitulah telingaku suka mendengar perkataan.

¹¹Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt?

¹²Kabarnya, hikmat ada pada orang yang tinggi umurnya, tapi hikmat dan kekuatan ada pada Allah saja. Konon pengertian ada pada orang yang lanjut usia, namun pengertian dan wewenang ada pada Allah jua!

¹²In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand.

¹³(12:12)

¹³Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand.

¹⁴Apa yang dibongkar-Nya tak dapat dibangun lagi siapa yang ditawan-Nya tak dapat bebas kembali.

¹⁴Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden.

¹⁵Ia membendung air, maka kering dan tandus semuanya; Ia melepaskannya mengalir, maka banjir melanda!

¹⁵Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om.

¹⁶Allah itu kuat, tangguh dan jaya! Si penipu dan yang tertipu ada di bawah kekuasaan-Nya.

¹⁶Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen.

¹⁷Dicabut-Nya hikmat para penguasa pemerintahan, dan para pemimpin dijadikan-Nya bahan tertawaan.

¹⁷Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig,

¹⁸Digulingkan-Nya raja dan ditawan-Nya mereka;

¹⁸Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden.

¹⁹direndahkan-Nya imam-imam dan para pemuka.

¹⁹Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om.

²⁰Dibungkam-Nya orang yang fasih bicara, dicabut-Nya hikmat orang-orang tua.

²⁰Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg.

²¹Dipermalukan-Nya orang yang terkemuka; diambil-Nya kedaulatan mereka yang berkuasa.

²¹Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen.

²²Diterangi-Nya tempat-tempat yang suram; disinari-Nya bayangan-bayangan hitam kelam.

²²Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht.

²³Bangsa-bangsa dibuat-Nya berkembang dan makmur, lalu dibinasakan-Nya mereka sampai hancur.

²³Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze.

²⁴Dijadikan-Nya para pemimpin kebingungan, sehingga mereka mengembara tanpa tujuan.

²⁴Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is.

²⁵Mereka meraba-raba di dalam kegelapan, dan terhuyung-huyung bagai orang mabuk minuman.

²⁵Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.