Russian 1876

Dutch Staten Vertaling

Psalms

10

1(9:22) Для чего, Господи, стоишь вдали, скрываешь Себя во время скорби?
1O HEERE! waarom staat Gij van verre? waarom verbergt Gij U in tijden van benauwdheid?
2(9:23) По гордости своей нечестивый преследует бедного: да уловятся ониухищрениями, которые сами вымышляют.
2De goddeloze vervolgt hittiglijk in hoogmoed de ellendige; laat hen gegrepen worden in de aanslagen, die zij bedacht hebben.
3(9:24) Ибо нечестивый хвалится похотью души своей; корыстолюбец ублажает себя.
3Want de goddeloze roemt over den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard, hij lastert den HEERE.
4(9:25) В надмении своем нечестивый пренебрегает Господа: „не взыщет"; во всех помыслах его: „нет Бога!"
4De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoog steekt, onderzoekt niet; al zijn gedachten zijn, dat er geen God is.
5(9:26) Во всякое время пути его гибельны; суды Твои далеки для него; на всех врагов своих он смотрит с пренебрежением;
5Zijn wegen maken ten allen tijde smarte; Uw oordelen zijn een hoogte, verre van hem; al zijn tegenpartijders, die blaast hij aan.
6(9:27) говорит в сердце своем: „не поколеблюсь; в род и род не приключится мне зла";
6Hij zegt in zijn hart; Ik zal niet wankelen; want ik zal van geslacht tot geslacht in geen kwaad zijn.
7(9:28) уста его полны проклятия, коварства и лжи; под языком – его мучение и пагуба;
7Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen, en list; onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid.
8(9:29) сидит в засаде за двором, в потаенных местах убивает невинного; глаза его подсматривают за бедным;
8Hij zit in de achterlage der hoeven, in verborgene plaatsen doodt hij den onschuldige; zijn ogen verbergen zich tegen den arme.
9(9:30) подстерегает в потаенном месте, как лев в логовище; подстерегает взасаде, чтобы схватить бедного; хватает бедного, увлекая в сети свои;
9Hij legt lagen in een verborgen plaats, gelijk een leeuw in zijn hol; hij legt lagen, om den ellendige te roven; hij rooft den ellendige, als hij hem trekt in zijn net.
10(9:31) сгибается, прилегает, – и бедные падают в сильные когти его;
10Hij duikt neder, hij buigt zich; en de arme hoop valt in zijn sterke poten.
11(9:32) говорит в сердце своем: „забыл Бог, закрыл лице Свое, не увидит никогда".
11Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid.
12(9:33) Восстань, Господи, Боже мой , вознеси руку Твою, не забудь угнетенных.
12Sta op, HEERE God! hef Uw hand op, vergeet de ellendigen niet.
13(9:34) Зачем нечестивый пренебрегает Бога, говоря в сердце своем: „Ты невзыщешь"?
13Waarom lastert de goddeloze God? zegt in zijn hart: Gij zult het niet zoeken?
14(9:35) Ты видишь, ибо Ты взираешь на обиды и притеснения, чтобы воздать Твоею рукою. Тебе предает себя бедный; сироте Ты помощник.
14Gij ziet het immers; want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geve; op U verlaat zich de arme, Gij zijt geweest een Helper van den wees.
15(9:36) Сокруши мышцу нечестивому и злому, так чтобы искать и не найти его нечестия.
15Breek den arm des goddelozen en bozen. zoek zijn goddeloosheid, totdat Gij haar niet vindt.
16(9:37) Господь – царь на веки, навсегда; исчезнут язычники с земли Его.
16De HEERE is Koning eeuwiglijk en altoos; de heidenen zijn vergaan uit Zijn land.
17(9:38) Господи! Ты слышишь желания смиренных; укрепи сердце их; открой ухо Твое,
17HEERE! Gij hebt den wens der zachtmoedigen gehoord; Gij zult hun hart sterken, Uw oor zal opmerken;
18(9:39) чтобы дать суд сироте и угнетенному, да не устрашает более человек на земле.
18Om den wees en verdrukte recht te doen; opdat een mens van de aarde niet meer voortvare geweld te bedrijven.