1(125:1) Песнь восхождения. Когда возвращал Господь плен Сиона, мы быликак бы видящие во сне:
1Een lied Hammaaloth. Als de HEERE de gevangenen Sions wederbracht, waren wij gelijk degenen, die dromen.
2(125:2) тогда уста наши были полны веселья, и язык наш – пения; тогда между народами говорили: „великое сотворил Господь над ними!"
2Toen werd onze mond vervuld met lachen, en onze tong met gejuich; toen zeide men onder de heidenen: De HEERE heeft grote dingen aan dezen gedaan.
3(125:3) Великое сотворил Господь над нами: мы радовались.
3De HEERE heeft grote dingen bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd.
4(125:4) Возврати, Господи, пленников наших, как потоки на полдень.
4O HEERE! wend onze gevangenis, gelijk waterstromen in het zuiden.
5(125:5) Сеявшие со слезами будут пожинать с радостью.
5Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.
6(125:6) С плачем несущий семена возвратится с радостью, неся снопы свои.
6Die het zaad draagt, dat men zaaien zal, gaat al gaande en wenende; maar voorzeker zal hij met gejuich wederkomen, dragende zijn schoven.