¹Nang ikalawang taon ni Dario na hari, nang ikaanim na buwan, nang unang araw ng buwan, dumating ang salita ng Panginoon sa pamamagitan ni Hagai na propeta kay Zorobabel na anak ni Sealtiel, na gobernador sa Juda, at kay Josue na anak ni Josadac na dakilang saserdote, na nagsasabi,

¹Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

²Ganito ang sinasalita ng Panginoon ng mga hukbo, na sinasabi, ang bayang ito'y nagsasabi, Hindi pa dumarating ang panahon, ang panahon ng pagtatayo ng bahay sa Panginoon.

²Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

³Nang magkagayo'y dumating ang salita ng Panginoon sa pamamagitan ni Hagai na propeta, na nagsasabi,

³Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

⁴Panahon baga sa inyo na tumahan sa inyong mga nakikisamihang bahay, samantalang ang bahay na ito ay namamalaging wasak?

⁴Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

⁵Ngayon nga'y ganito ang sabi ng Panginoon ng mga hukbo, Gunitain ninyo ang inyong mga lakad.

⁵Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

⁶Kayo'y nangaghasik ng marami, at nagsisiani ng kaunti; kayo'y nagsisikain, nguni't hindi kayo nagkaroon ng kahustuhan; kayo'y nagsisiinom, nguni't hindi kayo nangapapatirang-uhaw; kayo'y nangananamit, nguni't walang mainit; at yaong kumikita ng mga pinagarawan ay kumikita ng mga pinagarawan upang ilagay sa supot na may mga butas.

⁶Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

⁷Ganito ang sabi ng Panginoon ng mga hukbo, Gunitain ninyo ang inyong mga lakad.

⁷Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

⁸Magsiahon kayo sa bundok, at mangagdala ng kahoy, at mangagtayo kayo ng bahay; at aking kalulugdan, at ako'y luluwalhati, sabi ng Panginoon.

⁸Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

⁹Kayo'y nangaghintay ng marami, at, narito, ang dumating ay kaunti; at nang inyong dalhin sa bahay, aking hinipan. Bakit? sabi ng Panginoon ng mga hukbo. Dahil sa ang aking bahay ay nahahandusay na wasak, samantalang tumatakbo bawa't isa sa inyo sa kanikaniyang sariling bahay.

⁹Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

¹⁰Kaya't dahil sa inyo, pinipigil ng langit ang hamog, at ipinagkakait ng lupa ang kaniyang bunga.

¹⁰Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

¹¹At ako'y nagpasapit ng pagkatuyo sa lupa, at sa mga bundok, at sa trigo, at sa alak, at sa langis, at sa sumisibol sa lupa, at sa mga tao, at sa baka, at sa lahat ng pinagpagalan ng mga kamay.

¹¹Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

¹²Nang magkagayo'y si Zorobabel na anak ni Sealtiel, at si Josue na anak ni Josadac, na pangulong saserdote, sangpu ng buong nalabi sa bayan, nagsitalima sa tinig ng Panginoon nilang Dios, at sa mga salita ni Hagai na propeta, na siyang sinugo ng Panginoon nilang Dios; at ang bayan ay natakot sa harap ng Panginoon.

¹²Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

¹³Nang magkagayo'y nagsalita si Hagai, na sugo ng Panginoon ayon sa pasugo ng Panginoon sa bayan, na nagsasabi, Ako'y sumasainyo, sabi ng Panginoon.

¹³Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

¹⁴At kinilos ng Panginoon ang kalooban ni Zorobabel na anak ni Sealtiel, na gobernador sa Juda, at ang kalooban ni Josue na anak ni Josadac na pangulong saserdote, at ang kalooban ng buong nalabi sa bayan; at sila'y nagsiparoon, at nagsigawa sa bahay ng Panginoon ng mga hukbo, na kanilang Dios,

¹⁴Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

¹⁵Nang ikadalawang pu't apat na araw ng buwan, nang buwang ikaanim, nang ikalawang taon ni Dario na hari.

¹⁵Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.