1大衛數點人口(撒下24:1~9)撒但起來攻擊以色列人,引誘大衛去數點以色列人的數目。
1Toen stond de satan op tegen Israel, en hij porde David aan, dat hij Israel telde.
2於是大衛對約押和民眾的領袖說:“你們去數點以色列人,從別是巴直到但,然後回來見我,讓我知道他們的數目。”
2En David zeide tot Joab en tot de oversten des volks: Gaat heen, telt Israel van Ber-seba tot Dan toe, en brengt hen tot mij, dat ik hun getal wete.
3約押說:“願耶和華使他的子民比現在增加百倍。我主我王啊,他們不都是我主的僕人嗎?我主為甚麼要作這事呢?為甚麼使以色列人陷在罪裡呢?”
3Toen zeide Joab: De HEERE doe tot Zijn volk, gelijk zij nu zijn, honderdmaal meer; zijn zij niet allen, o mijn heer koning, mijn heer tot knechten? Waarom verzoekt mijn heer dit? Waarom zou het Israel tot schuld worden?
4但王堅持他的命令,約押不敢違抗;約押就出去,走遍以色列各地,然後回到耶路撒冷。
4Doch het woord des konings nam de overhand tegen Joab; derhalve toog Joab uit, en hij doorwandelde gans Israel; daarna kwam hij weder te Jeruzalem.
5約押把數點人民的數目呈報大衛:全以色列能拿刀的人,共有一百一十萬;猶大能拿刀的人,共有四十七萬。
5En Joab gaf David de som van het gestelde volk; en gans Israel was elfhonderd duizend man, die het zwaard uittrokken, en Juda vierhonderd duizend, en zeventig duizend man, die het zwaard uittrokken.
6唯有利未人和便雅憫人,他沒有數點在內,因為約押厭惡王這個命令。
6Doch Levi en Benjamin telde hij onder dezelve niet; want des konings woord was Joab een gruwel.
7耶和華降罰(撒下24:10~17) 神不喜悅這事,所以他擊打以色列人。
7En deze zaak was kwaad in de ogen Gods; daarom sloeg Hij Israel.
8大衛對 神說:“我犯了重罪,因為我行了這事;現在求你除去你僕人的罪孽,因我作了十分愚昧的事。”
8Toen zeide David tot God: Ik heb zeer gezondigd, dat ik deze zaak gedaan heb; maar neem toch nu de misdaad Uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gehandeld.
9耶和華告訴大衛的先見迦得,說:
9De HEERE nu sprak tot Gad, den ziener van David, zeggende:
10“你去告訴大衛,說:‘耶和華這樣說:我給你提出三件事,你可以選擇一件,我好向你施行。’”
10Ga heen, en spreek tot David, zeggende: Aldus zegt de HEERE: Drie dingen leg Ik u voor; kies u een uit die, dat Ik u doe.
11於是迦得來見大衛,對他說:“耶和華這樣說:‘你可以選擇:
11En Gad kwam tot David, en zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Neem u uit:
12或是三年的饑荒;或是在你敵人面前逃亡,被你仇敵的刀劍追殺三個月;或是耶和華的刀攻擊三天,就是在國中發生瘟疫三日,耶和華的使者在以色列的四境施行毀滅。’現在你考慮一下,我該用甚麼話回覆那差派我來的。”
12Of drie jaren honger, of drie maanden verteerd te worden voor het aangezicht uwer wederpartij, en dat het zwaard uwer vijanden u achterhale; of drie dagen het zwaard des HEEREN, dat is, de pestilentie in het land, en een verdervenden engel des HEEREN in al de landpalen van Israel? Zo zie nu toe, wat antwoord ik Dien zal wedergeven, Die mij gezonden heeft.
13大衛對迦得說:“我十分作難,我情願落在耶和華的手裡,因為他有極豐盛的憐憫,我不願落在人的手裡。”
13Toen zeide David tot Gad: Mij is zeer bange; laat mij toch in de hand des HEEREN vallen; want Zijn barmhartigheden zijn zeer vele, maar laat mij in de hand der mensen niet vallen.
14於是耶和華使瘟疫降在以色列人身上;以色列人死了七萬人。
14De HEERE dan gaf pestilentie in Israel; en er vielen van Israel zeventig duizend man.
15 神差派一位使者到耶路撒冷去,要毀滅那城;正要施行毀滅的時候,耶和華看見了,就後悔所要降的這災,於是對施行毀滅的天使說:“夠了!住手吧!”那時,耶和華的使者正站在耶布斯人阿珥楠的禾場附近。
15En God zond een engel naar Jeruzalem, om die te verderven; en als hij haar verdierf, zag het de HEERE, en het berouwde Hem over dat kwaad; en Hij zeide tot den verdervenden engel: Het is genoeg, trek nu uw hand af. De engel des HEEREN nu stond bij den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet.
16大衛舉目看見耶和華的使者站在天地中間,手裡拿著出了鞘的刀,指向耶路撒冷。大衛和眾長老都穿上麻布,臉伏於地。
16Als David zijn ogen ophief, zo zag hij den engel des HEEREN, staande tussen de aarde en tussen den hemel, met zijn uitgetrokken zwaard in zijn hand, uitgestrekt over Jeruzalem; toen viel David, en de oudsten, bedekt met zakken, op hun aangezichten.
17大衛對 神說:“吩咐統計這人民的不是我嗎?是我犯了罪,行了這大惡;但這羊群作了甚麼呢?耶和華我的 神啊,願你的手攻擊我和我的家族,不可把瘟疫降在你子民的身上。”
17En David zeide tot God: Ben ik het niet, die gezegd heb, dat men het volk tellen zou? Ja, ik zelf ben het, die gezondigd en zeer kwalijk gehandeld heb; maar deze schapen, wat hebben die gedaan? O HEERE, mijn God, dat toch Uw hand tegen mij, en tegen het huis mijns vaders zij, maar niet tegen Uw volk ter plage.
18大衛築壇獻祭(撒下24:18~25)耶和華的使者吩咐迦得去告訴大衛,叫他上去,在耶布斯人阿珥楠的禾場上,為耶和華築一座祭壇。
18Toen zeide de engel des HEEREN tot Gad, dat hij David zeggen zou, dat David zou opgaan, om den HEERE een altaar op te richten op den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet.
19大衛就照著迦得奉耶和華的名所說的話上去了。
19Zo ging dan David op naar het woord van Gad, dat hij in den Naam des HEEREN gesproken had.
20那時阿珥楠正在打麥子;阿珥楠轉過身來看見了天使,就和他的四個兒子一起躲藏起來。
20Toen zich Ornan wendde, zo zag hij den engel; en zijn vier zonen, die bij hem waren, verstaken zich; en Ornan dorste tarwe.
21大衛來到阿珥楠那裡,阿珥楠看見大衛,就從禾場上出來,臉伏於地,向大衛下拜。
21En David kwam tot Ornan; en Ornan zag toe, en zag David; zo ging hij uit den dorsvloer, en boog zich neder voor David, met het aangezicht ter aarde.
22大衛對阿珥楠說:“請把這塊禾場的地讓給我,我要在這裡為耶和華築一座祭壇,請你算足價銀讓給我,使民間的瘟疫可以止息。”
22En David zeide tot Ornan: Geef mij de plaats des dorsvloers, dat ik op dezelve den HEERE een altaar bouwe; geef ze mij voor het volle geld, opdat deze plage opgehouden worde van over het volk.
23阿珥楠對大衛說:“只管拿去吧,我主我王看怎樣好就怎樣行吧;你看,我把牛給你作燔祭,把打禾的用具當柴燒,拿麥子作素祭;這一切我都送給你。”
23Toen zeide Ornan tot David: Neem ze maar henen, en mijn heer de koning doe wat goed is in zijn ogen; zie, ik geef deze runderen tot brandofferen, en deze sleden tot hout, en de tarwe tot spijsoffer; ik geef het al.
24大衛王對阿珥楠說:“不,我必照足價銀向你買;我不能拿你的東西獻給耶和華,也不能把沒有付代價的東西獻上作燔祭。”
24En de koning David zeide tot Ornan: Neen, maar ik zal het zekerlijk kopen voor het volle geld; want ik zal voor den HEERE niet nemen wat uw is, dat ik een brandoffer om niet offere.
25於是大衛稱了六千八百四十克金子給阿珥楠,買了那塊地。
25En David gaf aan Ornan voor die plaats zeshonderd gouden sikkelen van gewicht.
26大衛在那裡為耶和華築了一座祭壇,獻上燔祭和平安祭;他呼求耶和華,耶和華就應允他,從天上降火在燔祭壇上。
26Toen bouwde David aldaar den HEERE een altaar, en hij offerde brandofferen en dankofferen. Als hij den HEERE aanriep, zo antwoordde Hij hem door vuur uit den hemel, op het brandofferaltaar.
27耶和華吩咐使者,他就收刀入鞘。
27En de HEERE zeide tot den engel, dat hij zijn zwaard weder in zijn schede steken zou.
28選定建殿地址那時,大衛見耶和華在耶布斯人阿珥楠的禾場上應允了他,就在那裡獻祭。
28Ter zelfder tijd, toen David zag, dat de HEERE hem geantwoord had op den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet, zo offerde hij aldaar;
29摩西在曠野所做耶和華的帳幕和燔祭壇,那時都在基遍的高地,
29Want de tabernakel des HEEREN, dien Mozes in de woestijn gemaakt had, en het altaar des brandoffers, was te dier tijd op de hoogte te Gibeon.
30只是大衛不敢上去求問 神,因為懼怕耶和華使者的刀。 [ (I Chronicles 21:31) 於是大衛說:“這就是耶和華 神的殿,這就是給以色列人獻燔祭的壇。” ]
30David nu kon niet heengaan voor hetzelve, om God te zoeken; want hij was verschrikt voor het zwaard van den engel des HEEREN.