聖經新譯本

Dutch Staten Vertaling

1 Kings

8

1運約櫃進殿(代下5:2~6:2)那時,所羅門把以色列的長老、各支派的首領和以色列的族長,都召集到耶路撒冷自己面前,要把耶和華的約櫃從大衛城,就是錫安運上來。
1Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden der stammen, de oversten der vaderen, onder de kinderen Israels, tot den koning Salomo te Jeruzalem, om de ark des verbonds des HEEREN op te brengen uit de stad Davids, dewelke is Sion.
2於是,在以他念月,就是七月,在守節期的時候,以色列眾人都聚集到所羅門王那裡。
2En alle mannen van Israel verzamelden zich tot den koning Salomo, in de maand Ethanim op het feest; die is de zevende maand.
3以色列的眾長老都來到了,祭司們就把約櫃抬起來。
3En al de oudsten van Israel kwamen; en de priesters namen de ark op.
4祭司和利未人把耶和華的約櫃、會幕和會幕裡的一切聖器具都運上來。
4En zij brachten de ark des HEEREN en de tent der samenkomst opwaarts mitsgaders al de heilige vaten, die in de tent waren; en de priesters en de Levieten brachten dezelve opwaarts.
5所羅門王和聚集到他那裡的以色列全體會眾,都一同在約櫃前獻牛羊為祭,數目多得不可勝數,無法計算。
5De koning Salomo nu en de ganse vergadering van Israel, die bij hem vergaderd waren, waren met hem voor de ark, offerende schapen en runderen, die vanwege de menigte niet konden geteld, noch gerekend worden.
6祭司把耶和華的約櫃抬進內殿為它預備的地方,就是至聖所,放在兩個基路伯的翅膀底下。
6Alzo brachten de priesteren de ark des verbonds des HEEREN tot haar plaats, tot de aanspraakplaats van het huis, tot het heilige der heiligen, tot onder de vleugelen der cherubim.
7因為基路伯展開翅膀在約櫃所在地的上面,遮掩約櫃和抬櫃的槓。
7Want de cherubim spreidden beide vleugelen over de plaats der ark; en de cherubim overdekten de ark en haar handbomen van boven.
8這些槓很長,在內殿前的聖所可以看見槓頭,在殿外卻看不見;直到今日,這些槓還在那裡。
8Daarna schoven zij de handbomen verder uit, dat de hoofden der handbomen gezien werden uit het heiligdom voor aan de aanspraakplaats, maar buiten niet gezien werden; en zij zijn aldaar tot op dezen dag.
9約櫃裡面只有兩塊石版,這兩塊石版在以色列人出埃及地以後,耶和華與他們立約的時候,摩西在何烈山放在那裡的。
9Er was niets in de ark, dan alleen de twee stenen tafelen, die Mozes bij Horeb daarin gelegd had, als de HEERE een verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij uit Egypteland uitgetogen waren.
10祭司從聖所裡出來的時候,有雲彩充滿耶和華的殿,
10En het geschiedde, als de priesters uit het heilige uitgingen, dat een wolk het huis des HEEREN vervulde.
11因為雲彩的緣故,祭司不能站立服事,因為耶和華的榮光充滿了聖殿。
11En de priesters konden niet staan om te dienen, vanwege de wolk; want de heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld.
12那時,所羅門說:“耶和華曾說,他要住在密雲中。
12Toen zeide Salomo: De HEERE heeft gezegd, dat Hij in donkerheid zou wonen.
13現在我果然為你建造了一座巍峨的殿,作你永遠的居所。”
13Ik heb immers een huis gebouwd, U ter woonstede, een vaste plaats tot Uw eeuwige woning.
14所羅門宣告建殿的理由(代下6:3~11)於是王把臉轉過來,為全體以色列會眾祝福,全體以色列會眾都站著。
14Daarna wendde de koning zijn aangezicht om, en zegende de ganse gemeente van Israel; en de ganse gemeente van Israel stond.
15所羅門說:“耶和華以色列的 神是應當稱頌的,因為他親口對我父親大衛應許過的,現在他親手成全了。他說:
15En hij zeide: Geloofd zij de HEERE, de God Israels, Die met Zijn mond tot mijn vader David gesproken heeft, en heeft het met Zijn hand vervuld, zeggende:
16‘自從我把我的子民以色列領出埃及的日子以來,我未曾在以色列的各支派中揀選一座城,建造殿宇,作我名的居所;但我揀選了大衛治理我的子民以色列。’
16Van dien dag af, dat Ik Mijn volk Israel uit Egypteland uitgevoerd heb, heb Ik geen stad verkoren uit alle stammen van Israel, om een huis te bouwen, dat Mijn Naam daar zou wezen; maar Ik heb David verkoren, dat hij over Mijn volk Israel wezen zou.
17我父大衛心裡有意要為耶和華以色列的 神的名建殿。
17Het was ook in het hart van mijn vader David, een huis den Naam van den HEERE, den God Israels, te bouwen.
18但耶和華對我父大衛說:‘你心裡有意為我的名建一座殿,你這心意是好的。
18Maar de HEERE zeide tot David, mijn vader: Dewijl dat in uw hart geweest is Mijn Naam een huis te bouwen, gij hebt welgedaan, dat het in uw hart geweest is.
19然而你不要建造這殿,只有你親生的兒子,他必為我的名建造這殿。’
19Evenwel gij zult dat huis niet bouwen; maar uw zoon, die uit uw lendenen voortkomen zal, die zal Mijn Naam dat huis bouwen.
20現在耶和華已經實現了他說過的話,我已經起來繼承我父大衛,坐在以色列的王位上,正如耶和華所說過的。我也已經為耶和華以色列的 神的名建造了這殿。
20Ze heeft de HEERE bevestigd Zijn woord, dat Hij gesproken had; want ik ben opgestaan in de plaats van mijn vader David, en ik zit op den troon van Israel, gelijk als de HEERE gesproken heeft; en ik heb een huis gebouwd den Naam des HEEREN, des Gods van Israel.
21我又為約櫃預備了一個地方。這約櫃裡有耶和華的約,就是他領我們列祖出埃及地的時候與他們所立的。”
21En ik heb daar een plaats beschikt voor de ark, waarin het verbond des HEEREN is, hetwelk Hij met onze vaderen maakte, als Hij hen uit Egypteland uitvoerde.
22所羅門獻殿的禱告(代下6:12~42)所羅門當著以色列的全體會眾,站在耶和華的祭壇前,向天伸開雙手,
22En Salomo stond voor het altaar des HEEREN, tegenover de ganse gemeente van Israel, en breidde zijn handen uit naar den hemel;
23禱告說:“耶和華以色列的 神啊,天上地下沒有別的神像你;你對一心在你面前行事為人的僕人守約施慈愛。
23En hij zeide: HEERE, God van Israel, er is geen God, gelijk Gij, boven in den hemel, noch beneden op de aarde, houdende het verbond en de weldadigheid aan Uw knechten, die voor Uw aangezicht met hun ganse hart wandelen;
24你謹守了你應許過你僕人我父大衛的話。你親口說過,也親手作成,正如今天一樣。
24Die Uw knecht, mijn vader David, gehouden hebt, wat Gij tot hem gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij gesproken, en met Uw hand vervuld, gelijk het te dezen dage is.
25耶和華以色列的 神啊,現在求你謹守你應許你僕人我父親大衛的話:‘只要你的子孫謹守他們的行為,像你在我面前所行的一樣,就必不斷有人坐以色列的王位。’
25En nu HEERE, God van Israel, houd Uw knecht, mijn vader David, wat Gij tot hem gesproken hebt, zeggende: Geen man zal u van voor Mijn aangezicht afgesneden worden, die op den troon van Israel zitte; alleenlijk zo uw zonen hun weg bewaren, om te wandelen voor Mijn aangezicht, gelijk als gij gewandeld hebt voor Mijn aangezicht.
26以色列的 神啊,現在求你成就你應許你僕人我父大衛的話吧!
26Nu dan, o God van Israel, laat toch Uw woord waar worden, hetwelk Gij gesproken hebt tot Uw knecht, mijn vader David.
27“ 神真的住在地上嗎?看哪!天和天上的天尚且不能容納你,何況我建造的這殿呢?
27Maar waarlijk, zou God op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden U niet begrijpen, hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb!
28然而耶和華我的 神啊,求你垂顧你僕人的禱告和懇求,垂聽你僕人今天在你面前所作的呼籲和禱告。
28Wend U dan nog tot het gebed van Uw knecht, en tot zijn smeking, o HEERE, mijn God, om te horen naar het geroep en naar het gebed, dat Uw knecht heden voor Uw aangezicht bidt.
29願你的眼睛晝夜看顧這殿,看顧你所說‘我的名要留在那裡’的地方。願你垂聽你僕人向這地方所發的禱告。
29Dat Uw ogen open zijn, nacht en dag, over dit huis, over deze plaats, van dewelke Gij gezegd hebt: Mijn Naam zal daar zijn; om te horen naar het gebed, hetwelk Uw knecht bidden zal in deze plaats.
30你僕人和你的子民以色列向這地方禱告的時候,求你垂聽他們的懇求。求你在天上的居所垂聽,垂聽而赦免。
30Hoor dan naar de smeking van Uw knecht, en van Uw volk Israel, die in deze plaats zullen bidden; en Gij, hoor in de plaats Uwer woning, in den hemel, ja, hoor, en vergeef.
31“如果有人得罪他的鄰居被迫起誓,他來到這殿在你的祭壇前起誓的時候,
31Wanneer iemand tegen zijn naaste zal gezondigd hebben, en hij hem een eed des vloeks opgelegd zal hebben, om zichzelven te vervloeken; en de eed des vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal;
32求你在天上垂聽,採取行動,審判你的僕人,定惡人有罪,使他所行的,都歸到他自己的頭上。定義人有理,照著他的公義賞賜他。
32Hoor Gij dan in den hemel, en doe, en richt Uw knechten, veroordelende den ongerechtige, gevende zijn weg op zijn hoofd, en rechtvaardigende den gerechtige, gevende hem naar zijn gerechtigheid.
33“你的子民以色列若是得罪了你,以致在仇敵面前被打敗,又回轉歸向你,承認你的名,在這殿裡向你禱告懇求的時候,
33Wanneer Uw volk Israel zal geslagen worden voor het aangezicht des vijands, omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben, en zich tot U bekeren, en Uw Naam belijden, en tot U in dit huis bidden en smeken zullen;
34求你在天上垂聽,赦免你的子民以色列的罪,領他們返回你賜給他們列祖之地。
34Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw volk Israel, en breng hen weder in het land, dat Gij hun vaderen gegeven hebt.
35“如果他們因為得罪了你,天就閉塞不下雨;他們若是向這地方禱告,承認你的名;又因你苦待他們,就離開他們的罪,
35Als de hemel zal gesloten zijn, dat er geen regen is, omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben; en zij in deze plaats bidden, en Uw Naam belijden, en van hun zonden zich bekeren zullen, als Gij hen geplaagd zult hebben;
36求你在天上垂聽,赦免你僕人和你的子民以色列的罪,指示他們當行的善道,賜雨水在你的地上,就是你賜給你子民的產業之地。
36Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.
37“如果這地有饑荒、瘟疫、旱風、霉爛、蝗蟲、螞蚱,或有仇敵把他們圍困在城裡,無論遭遇甚麼災禍,甚麼疾病,
37Als er honger in het land wezen zal, als er pest wezen zal, als er brandkoren, honigdauw, sprinkhanen, kevers wezen zullen, als zijn vijand in het land zijner poorten hem belegeren zal, of enige plage, of enige krankheid wezen zal;
38你的子民以色列,或是眾人,或是個人,知道自己心裡的苦痛,向這殿伸開雙手所作的一切禱告、一切懇求,
38Alle gebed, alle smeking, die van enig mens, van al Uw volk Israel, geschieden zal; als zij erkennen, een ieder de plage zijns harten, en een ieder zijn handen in dit huis uitbreiden zal;
39求你在天上你的居所垂聽而赦免,並且採取行動。你是知道人心的,只有你知道萬人的心,求你照著各人所行的報應他,
39Hoor Gij dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en vergeef, en doe, en geef een iegelijk naar al zijn wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent het hart van alle kinderen der mensen;
40好使他們在你賜給我們列祖的地上,一生一世敬畏你。
40Opdat zij U vrezen al de dagen, die zij leven zullen in het land, dat Gij onzen vaderen gegeven hebt.
41“至於不屬於你的子民以色列的外族人,為了你的名的緣故從遠地而來,
41Zelfs ook aangaande den vreemde, die van Uw volk Israel niet zal zijn, maar uit verren lande om Uws Naams wil komen zal;
42因為他們聽到你的大名、大能的手和伸出來的膀臂,他們來向這殿禱告的時候,
42(Want zij zullen horen van Uw groten Naam, en van Uw sterke hand, en van Uw uitgestrekten arm) als hij komen en bidden zal in dit huis;
43求你在天上你的居所垂聽,照著外族人向你呼求的一切而行,好使地上的萬族萬民都認識你的名,敬畏你,像你的子民以色列一樣;又使他們知道我建造的這殿是稱為你的名下的。
43Hoor Gij in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en doe naar alles, waarom die vreemde tot U roepen zal; opdat alle volken der aarde Uw Naam kennen, om U te vrezen, gelijk Uw volk Israel, en om te weten, dat Uw Naam genoemd wordt over dit huis, hetwelk ik gebouwd heb.
44“如果你的子民出去與仇敵爭戰,無論你派他們到哪處,他們若是向你所揀選的這城,並向我為你的名建造的這殿禱告,
44Wanneer Uw volk in den krijg tegen zijn vijand uittrekken zal door den weg, dien Gij hen henen zenden zult, en zullen tot den HEERE bidden naar den weg dezer stad, die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, hetwelk ik Uw Naam gebouwd heb;
45求你在天上垂聽他們的禱告和懇求,為他們主持公道。
45Hoor dan in den hemel hun gebed en hun smeking, en voer hun recht uit.
46“如果你的子民得罪了你(沒有不犯罪的世人),你向他們發怒,把他們交給仇敵,以致仇敵把他們擄到仇敵的地方,或是遠或是近,
46Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er, die niet zondigt), en Gij tegen hen vertoornd zult zijn, en hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen, die hen gevangen hebben, hen gevankelijk wegvoeren in des vijands land, dat verre of nabij is.
47在被擄的地方,他們若是回心轉意,在他們被擄去之地回轉,向你祈求,說:‘我們犯了罪了;我們犯了過了,我們作了惡事。’
47En zij in het land, waar zij gevankelijk weggevoerd zijn, weder aan hun hart brengen zullen, dat zij zich bekeren, en tot U smeken in het land dergenen, die ze gevankelijk weggevoerd hebben, zeggende: Wij hebben gezondigd, en verkeerdelijk gedaan, wij hebben goddelooslijk gehandeld;
48如果他們在俘擄他們的仇敵的地方,一心一意回轉歸向你,又向著你賜給他們列祖的地方,向你所揀選的這城,和我為你的名建造的這殿禱告,
48En zij zich tot U bekeren, met hun ganse hart, en met hun ganse ziel, in het land hunner vijanden, die hen gevankelijk weggevoerd zullen hebben; en tot U bidden zullen naar den weg van hun land (hetwelk Gij hun vaderen gegeven hebt), naar deze stad, die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, dat ik Uw Naam gebouwd heb;
49求你在天上你的居所垂聽他們的禱告和懇求,為他們主持公道。
49Hoor dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, hun gebed en hun smeking en voer hun recht uit;
50赦免得罪了你的子民,又赦免他們冒犯你的一切過犯,使他們在擄他們的人面前蒙憐憫。
50En vergeef aan Uw volk, dat zij tegen U gezondigd zullen hebben, en al hun overtredingen, waarmede zij tegen U zullen overtreden hebben; en geef hun barmhartigheid voor het aangezicht dergenen, die ze gevangen houden, opdat zij zich hunner ontfermen;
51因為他們是你的子民、你的產業,是你從埃及、從鐵爐中領出來的。
51Want zij zijn Uw volk en Uw erfdeel, die Gij uitgevoerd hebt uit Egypteland, uit het midden des ijzeren ovens;
52願你睜開眼睛看顧你僕人的祈求,和你的子民以色列的祈求,他們向你呼求的,願你都垂聽。
52Opdat Uw ogen open zijn tot de smeking van Uw knecht en tot de smeking van Uw volk Israel, om naar hen te horen, in al hun roepen tot U.
53主耶和華啊!因為你已經把他們從地上萬族萬民中分別出來,作自己的產業,正如你領我們的列祖出埃及的時候,藉著你的僕人摩西所應許的。”
53Want Gij hebt hen U tot een erfdeel afgezonderd, uit alle volken der aarde; gelijk als Gij gesproken hebt door den dienst van Mozes, Uw knecht, als Gij onze vaderen uit Egypte uitvoerdet, Heere HEERE!
54所羅門為人民祝福所羅門在耶和華的祭壇前屈膝下跪,向天伸開雙手,向耶和華獻完了這一切禱告和懇求以後,就起來,
54Het geschiedde nu, als Salomo voleind had dit ganse gebed, en deze smeking tot den HEERE te bidden, dat hij van voor het altaar des HEEREN opstond, van het knielen op zijn knieen, met zijn handen uitgebreid naar den hemel;
55站著,大聲給以色列的全體會眾祝福,說:
55Zo stond hij, en zegende de ganse gemeente van Israel, zeggende met luider stem:
56“耶和華是應當稱頌的。他照著自己一切所應許的,賜安息給他的子民以色列人。藉著他的僕人摩西所應許一切美好的話,一句都沒有落空。
56Geloofd zij de HEERE, Die aan Zijn volk Israel rust gegeven heeft, naar alles, wat Hij gesproken heeft! Niet een enig woord is er gevallen van al Zijn goede woorden, die Hij gesproken heeft door den dienst van Mozes, Zijn knecht.
57願耶和華我們的 神與我們同在,像與我們的列祖同在一樣。願他不離棄我們,也不撇下我們。
57De HEERE, onze God, zij met ons, gelijk als Hij geweest is met onze vaderen; Hij verlate ons niet, en begeve ons niet;
58願他使我們的心歸向他,遵行他的一切道,謹守他吩咐我們列祖的誡命、律例和典章。
58Neigende tot Zich ons hart, om in al Zijn wegen te wandelen, en om te houden Zijn geboden, en Zijn inzettingen, en Zijn rechten, dewelke Hij onzen vaderen geboden heeft.
59願我在耶和華面前懇求的這些話,晝夜都不離耶和華我們的 神,好使他天天為他僕人和他的子民以色列人主持公道,
59En dat deze mijn woorden, waarmede ik voor den HEERE gesmeekt heb, mogen nabij zijn voor den HEERE, onzen God, dag en nacht; opdat Hij het recht van Zijn knecht uitvoere, en het recht van Zijn volk Israel, elkeen dagelijks op zijn dag.
60使地上萬族萬民都知道耶和華是 神,除他以外沒有別的神。
60Opdat alle volken der aarde weten, dat de HEERE die God is, niemand meer;
61所以你們的心要完全歸給耶和華我們的 神,遵行他的律例,謹守他的誡命,像今天一樣。”
61En ulieder hart volkomen zij met den HEERE, onzen God, om te wandelen in Zijn inzettingen, en Zijn geboden te houden, gelijk te dezen dage.
62獻殿禮的獻祭(代下7:4~10)王和所有與他在一起的以色列人都在耶和華面前獻祭。
62En de koning, en gans Israel met hem, offerden slachtofferen voor het aangezicht des HEEREN.
63所羅門向耶和華獻平安祭,牛二萬二千頭,羊十二萬隻;這樣,王和以色列眾人為耶和華的殿舉行了奉獻典禮。
63En Salomo offerde ten dankoffer, dat hij den HEERE offerde, twee en twintig duizend runderen, en honderd en twintig duizend schapen. Alzo hebben zij het huis des HEEREN ingewijd, de koning en al de kinderen Israels.
64那一天,因為耶和華面前的銅祭壇太小,容不下燔祭、素祭和平安祭牲的脂肪,王就把耶和華殿前院子當中的地方分別為聖,在那裡獻燔祭、素祭和平安祭牲的脂肪。
64Ten zelfden dage heiligde de koning het middelste des voorhofs, dat voor het huis des HEEREN was, omdat hij aldaar het brandoffer en het spijsoffer bereid had, mitsgaders het vet der dankofferen; want het koperen altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN was, was te klein, om de brandofferen, en de spijsofferen, en het vet der dankofferen te vatten.
65那時所羅門與從哈馬口直到埃及小河的以色列人,都在耶和華我們的 神面前舉行盛大的集會,守節七天,又七天,一共十四天。
65Terzelfder tijd ook hield Salomo het feest, en gans Israel met hem, een grote gemeente, van den ingang af van Hamath tot de rivier van Egypte, voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, zeven dagen en zeven dagen, zijnde veertien dagen.
66到了第八天,王遣散了眾人;眾人都祝福過王以後,就高高興興地回自己的家去。他們因為看見耶和華向他僕人大衛和他子民以色列所施的一切恩惠,心中都感到歡喜。
66Op den achtsten dag liet hij het volk gaan, en zij zegenden den koning; daarna gingen zij naar hun tenten, blijde en goedsmoeds over al het goede, dat de HEERE aan David, Zijn knecht, en aan Israel, Zijn volk, gedaan had.