1亞撒作猶大王(王上15:8~12)亞比雅和他的列祖同睡,埋葬在大衛城裡,他的兒子亞撒接續他作王。亞撒在世的日子,國中太平了十年。(本節在《馬索拉抄本》為13:23)
1Zo ontsliep Abia met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de stad Davids, en zijn zoon Asa werd koning in zijn plaats. In zijn dagen was het land tien jaren stil.
2亞撒行耶和華他的 神看為善為正的事。(本節在《馬索拉抄本》為14:1)
2En Asa deed dat goed en dat recht was in de ogen des HEEREN, zijns Gods.
3他除掉外族人的祭壇和邱壇,打斷神柱,砍下亞舍拉,
3Want hij nam de altaren der vreemden, en de hoogten weg, en brak de opgerichte beelden, en hieuw de bossen af.
4吩咐猶大人尋求耶和華他們列祖的 神,遵行他的律法和誡命。
4En hij zeide tot Juda, dat zij den HEERE, den God hunner vaderen, zoeken, en dat zij de wet en het gebod doen zouden.
5他又在猶大各城中,除掉邱壇和香壇。那時全國在他的統治下享受太平。
5Hij nam ook weg uit alle steden van Juda de hoogten en de zonnebeelden; en het koninkrijk was voor hem stil.
6他又在猶大建造了幾座設防城,因為國中太平,多年沒有戰爭,耶和華使他享受安寧。
6Daartoe bouwde hij vaste steden in Juda; want het land was stil, en er was geen oorlog in die jaren tegen hem, dewijl de HEERE hem rust gaf.
7他對猶大人說:“我們要建造這些城,在四周築牆,建造城樓,安設城門,製作門閂。這地還屬於我們,是因為我們尋求耶和華我們的 神;我們既然尋求他,他就使我們四境平安。”於是他們興工建造,事事順利。
7Want hij zeide tot Juda: Laat ons deze steden bouwen, en muren daarom trekken, en torens, deuren en grendelen, terwijl het land nog is voor ons aangezicht; want wij hebben den HEERE, onzen God, gezocht, wij hebben Hem gezocht, en Hij heeft ons rondom henen rust gegeven. Zo bouwden zij en hadden voorspoed.
8亞撒的軍隊,拿大盾牌和矛槍的猶大人,共有三十萬;拿小盾牌和拉弓的便雅憫人,共有二十八萬;他們都是英勇的戰士。
8Asa nu had een heir van driehonderd duizend uit Juda, rondas en spies dragende, en tweehonderd en tachtig duizend uit Benjamin, het schild dragende en den boog spannende; al dezen waren kloeke helden.
9亞撒戰勝古實人謝拉那時有古實人謝拉率領一百萬軍隊,戰車三百輛,前來攻打猶大人;他來到了瑪利沙。
9En Zerah, de Moor, kwam tegen hen uit, met een heir van duizend maal duizend, en driehonderd wagenen; en hij kwam tot Maresa toe.
10於是亞撒出去迎戰;他們就在瑪利沙的洗法谷列陣相對。
10Toen toog Asa tegen hem uit; en zij stelden de slagorde in het dal Zefatha bij Maresa.
11亞撒呼求耶和華他的 神說:“耶和華啊,強弱懸殊,除你以外沒有別的幫助。耶和華我們的 神啊,求你幫助我們。因為我們倚靠你,奉你的名去對抗這大軍。耶和華啊,你是我們的 神,不要讓人勝過你。”
11En Asa riep tot den HEERE, zijn God, en zeide: HEERE, het is niets bij U, te helpen hetzij den machtige, hetzij den krachteloze; help ons, o HEERE, onze God! Want wij steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen tegen deze menigte; o HEERE! Gij zijt onze God; laat den sterfelijken mens tegen U niets vermogen.
12於是耶和華在亞撒和猶大人面前,使古實人大敗,古實人就逃跑。
12En de HEERE plaagde de Moren voor Asa en voor Juda; en de Moren vloden.
13亞撒和跟隨他的人民追趕他們,直到基拉耳;古實人被殺的很多,不能恢復強盛;因為他們在耶和華和他的軍隊面前被擊潰了;猶大人奪取了極多戰利品。
13Asa nu en het volk, dat met hem was, jaagden hen na tot Gerar toe; en zo velen vielen er van de Moren, dat er voor hen geen hervatting was; want zij waren verbroken voor den HEERE en voor Zijn leger; en zij droegen zeer veel roofs daarvan.
14他們又攻擊基拉耳周圍的一切城市,因為各城的人都懼怕耶和華。猶大人又把各城洗掠一空,因為城中的財物甚多。
14En zij sloegen alle steden rondom Gerar; want de verschrikking des HEEREN was over hen; en zij beroofden al de steden, omdat veel roofs in dezelve was.
15他們又毀壞了牲畜的棚,牽走了很多的羊和駱駝,然後回耶路撒冷去了。
15En zij sloegen ook de tenten van het vee, en voerden weg schapen in menigte, en kemelen; en kwamen weder te Jeruzalem.