聖經新譯本

Dutch Staten Vertaling

2 Chronicles

13

1亞比雅作猶大王(王上15:1~6)耶羅波安王第十八年,亞比雅登基作猶大王。
1In het achttiende jaar van den koning Jerobeam, zo werd Abia koning over Juda.
2他在耶路撒冷作王三年;他母親名叫米該亞,是基比亞人烏列的女兒。亞比雅和耶羅波安常有爭戰。
2Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Michaja, de dochter van Uriel, van Gibea; en er was krijg tussen Abia en tussen Jerobeam.
3南北之戰有一次,亞比雅帶著精兵四十萬,都是英勇的戰士,準備開戰;耶羅波安也帶著八十萬精兵,都是英勇的戰士,列陣對抗亞比雅。
3En Abia bond den strijd aan met een heir van strijdbare helden, vierhonderd duizend uitgelezen mannen; en Jerobeam stelde tegen hem de slagorde, met achthonderd duizend uitgelezen mannen, kloeke helden.
4亞比雅起來站在以法蓮山地中的洗瑪臉山上,說:“耶羅波安和以色列眾民哪,你們要聽我的話。
4En Abia maakte zich op van boven den berg Zemaraim, dewelke is in het gebergte van Efraim; en hij zeide: Hoort mij toe, Jerobeam, en gans Israel!
5耶和華以色列的 神曾經立了鹽約,要把以色列國永遠賜給大衛和他的子孫,你們不知道嗎?
5Staat het u niet toe te weten, dat de HEERE, de God Israels, het koninkrijk over Israel aan David gegeven heeft, tot in eeuwigheid, hem en zijn zonen, met een zoutverbond?
6可是大衛的兒子所羅門的僕人,尼八的兒子耶羅波安,卻起來背叛了他的主。
6Evenwel is Jerobeam, de zoon van Nebat, de knecht van Salomo, den zoon van David, opgestaan, en heeft gerebelleerd tegen zijn heer.
7有些無賴匪徒結集跟從他,欺負所羅門的兒子羅波安;那時羅波安還年幼,心裡驚怯,所以不能抵擋他們。
7Daartoe hebben zich ijdele mannen, kinderen Belials, tot hem vergaderd, en hebben zich sterk gemaakt tegen Rehabeam, den zoon van Salomo, als Rehabeam jong was en teder van hart, dat hij zich tegen hen niet kon versterken.
8現在你們有意要反抗大衛子孫手下的耶和華的國;你們人數眾多,你們那裡也有金牛犢,就是耶羅波安為你們所做,當作神的。
8En nu, gij denkt u te versterken tegen het koninkrijk des HEEREN, hetwelk in de hand is der zonen van David; gij zijt wel een grote menigte, maar gij hebt gouden kalveren bij u, die u Jerobeam tot goden gemaakt heeft.
9你們不是驅逐了耶和華的祭司,亞倫的子孫和利未人嗎?你們不是像世上萬民為自己立祭司嗎?無論甚麼人牽來一頭公牛犢和七隻公綿羊,把自己分別為聖,就可以作那本不是神的祭司。
9Hebt gij niet de priesteren des HEEREN, de zonen van Aaron, en de Levieten uitgedreven, en hebt u priesteren gemaakt, gelijk de volken der landen? Een iegelijk, die komt om zijn hand te vullen met een jong rund en zeven rammen, die wordt priester dergenen, die geen goden zijn.
10至於我們,耶和華是我們的 神,我們並沒有離棄他;我們有事奉耶和華的祭司,都是亞倫的子孫,並且有利未人負責工作。
10Maar ons aangaande, de HEERE is onze God, en wij hebben Hem niet verlaten; en de priesters, die den HEERE dienen, zijn de zonen van Aaron, en de Levieten zijn in het werk.
11他們每日早晚向耶和華獻燔祭,焚燒芬芳的香;在清潔的桌子上擺上陳設餅;每天晚上燃點金燈臺的燈盞;我們謹守耶和華我們的 神的吩咐,你們卻離棄了他。
11En zij steken aan voor den HEERE brandofferen, op elken morgen en op elken avond, ook reukwerk van welriekende specerijen, nevens de toerichting des broods op de reine tafel, en den gouden kandelaar en zijn lampen, om die op elken avond te doen branden; want wij nemen waar de wacht des HEEREN, onzes Gods; maar gij hebt Hem verlaten.
12“看哪, 神和我們同在,率領我們;他的祭司拿著號筒向你們大聲吹響。以色列人哪,你們不可和耶和華你們列祖的 神作戰,因為你們必不能得勝。”
12Daarom ziet, God is met ons aan de spitse, en Zijn priesteren met de trompetten des geklanks, om tegen u alarmgeklank te maken; o kinderen Israels, strijdt niet tegen den HEERE, den God uwer vaderen, want gij zult geen voorspoed hebben.
13猶大人戰勝以色列人耶羅波安卻派伏兵繞到猶大人的背後。這樣,猶大人前面有以色列人,他們背後也有伏兵。
13Maar Jerobeam deed een achterlage omwenden, om van achter hen te komen; zo waren zij voor het aangezicht van Juda, en de achterlage was achter hen.
14猶大人轉身,看見自己前後受敵,就呼求耶和華,祭司也都吹號。
14Toen nu Juda omzag, ziet, zo hadden zij den strijd voor en achter; en zij riepen tot den HEERE, en de priesters trompetten met de trompetten.
15於是猶大人大聲吶喊;猶大人大聲吶喊的時候, 神就在亞比雅和猶大人面前,使耶羅波安和以色列眾人大敗而逃。
15En de mannen van Juda maakten een alarmgeschrei; en het geschiedde, als de mannen van Juda een alarmgeschrei maakten, dat God Jerobeam en het ganse Israel sloeg voor Abia en Juda.
16以色列人在猶大人面前逃跑; 神把他們交在猶大人手裡。
16En de kinderen Israels vloden voor het aangezicht van Juda; en God gaf hen in hun hand.
17亞比雅和他的人民大大地擊殺以色列人;以色列人中倒斃的精兵共有五十萬。
17Abia dan, en zijn volk, sloeg hen met een groten slag; want uit Israel vielen verslagen vijfhonderd duizend uitgelezen mannen.
18那時,以色列人被擊敗了,猶大人獲得勝利,因為他們倚靠耶和華他們列祖的 神。
18Alzo werden de kinderen Israels vernederd te dier tijd; maar de kinderen van Juda werden machtig, dewijl zij op den HEERE, hunner vaderen God, gesteund hadden.
19亞比雅追趕耶羅波安,奪取了他的幾座城,就是伯特利和屬於伯特利的鄉鎮,耶沙拿和屬於耶沙拿的鄉鎮,以法拉音和屬於以法拉音的鄉鎮。
19En Abia jaagde Jerobeam achterna, en nam van hem de steden, Beth-El met haar onderhorige plaatsen, en Jesana met haar onderhorige plaatsen, en Efron met haar onderhorige plaatsen.
20亞比雅在世的日子,耶羅波安不再強盛。耶和華擊打他,他就死了。
20En Jerobeam behield geen kracht meer in de dagen van Abia; maar de HEERE sloeg hem, dat hij stierf.
21亞比雅卻不斷強盛起來,娶了十四個妻妾,生了二十二個兒子,十六個女兒。
21Zo versterkte zich Abia; en hij nam zich veertien vrouwen, en gewon twee en twintig zonen en zestien dochteren.
22亞比雅其餘的事蹟和他的言行,都記在易多先知的傳記上。
22Het overige nu der geschiedenissen van Abia, zo zijn wegen als zijn woorden, zijn beschreven in de historie van den profeet Iddo.