1亞哈斯作猶大王(王下16:1~4)亞哈斯登基的時候,是二十歲;他在耶路撒冷作王十六年。他不像他的祖先大衛一樣,行耶和華看為正的事,
1Achaz was twintig jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed niet dat recht was in de ogen des HEEREN, gelijk zijn vader David;
2他卻隨從以色列諸王的道路,又為巴力鑄造偶像;
2Maar hij wandelde in de wegen der koningen van Israel; daartoe maakte hij ook gegotene beelden voor de Baals.
3並且在欣嫩子谷燒香,用火焚燒自己的兒女,像耶和華在以色列人面前驅走的外族人所行可厭惡的事一樣;
3Dezelve rookte ook in het dal des zoons van Hinnom; en hij brandde zijn zonen in het vuur, naar de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting verdreven had.
4又在邱壇上、山岡上和各青翠樹下,獻祭燒香。
4Ook offerde hij en rookte op de hoogten en op de heuvelen, mitsgaders onder alle groen geboomte.
5亞哈斯被亞蘭王所敗(王下16:5)因此,耶和華他的 神把他交在亞蘭王手裡;亞蘭王擊敗了他,擄走了他很多人民,帶到大馬士革去。 神又把他交在以色列王手裡,以色列王就在猶大進行大屠殺。
5Daarom gaf hem de HEERE, zijn God, in de hand des konings van Syrie, dat zij hem sloegen, en van hem gevankelijk wegvoerden een grote menigte van gevangenen, die zij te Damaskus brachten. En hij werd ook gegeven in de hand des konings van Israel, die hem sloeg met een groten slag.
6利瑪利的兒子比加在猶大一天之內殺了十二萬人,全是勇士,因為他們離棄了耶和華他們列祖的 神。
6Want Pekah, de zoon van Remalia, sloeg in Juda honderd en twintig duizend dood op een dag, allen strijdbare mannen, omdat zij den HEERE, den God hunner vaderen, verlaten hadden.
7有一個以法蓮的勇士,名叫細基利,殺了王的兒子瑪西雅、王宮的總管押斯利甘和王的宰相以利加拿。
7En Zichri, een geweldig man van Efraim, sloeg Maaseja, den zoon des konings, dood, en Azirkam, den huisoverste, mitsgaders Elkana, den tweede na den koning.
8以色列人俘擄猶大人以色列人從他們的兄弟中擄走婦孺共二十萬人;又從他們中間奪取了很多戰利品,帶回撒瑪利亞去。
8En de kinderen Israels voerden van hun broederen gevankelijk weg tweehonderd duizend, vrouwen, zonen en dochteren, en plunderden ook veel roofs van hen; en zij brachten den roof te Samaria.
9那裡有一位耶和華的先知名叫俄德,出來迎接回到撒瑪利亞來的軍隊,對他們說:“耶和華你們列祖的 神因為惱怒猶大人,才把他們交在你們手裡,你們卻怒氣沖天,殺戮了他們。
9Aldaar nu was een profeet des HEEREN, wiens naam was Oded; die ging uit, het heir tegen, dat naar Samaria kwam, en zeide tot hen: Ziet, door de grimmigheid des HEEREN, des Gods uwer vaderen, over Juda, heeft Hij hen in uw hand gegeven, en gij hebt hen doodgeslagen in toornigheid, die tot aan den hemel raakt.
10現在你們又想強迫猶大人和耶路撒冷人作你們的奴婢。難道你們自己就沒有得罪耶和華你們的 神嗎?
10Daartoe denkt gij nu de kinderen van Juda en Jeruzalem u tot slaven en slavinnen te onderwerpen; zijt gij het niet alleenlijk? Bij ulieden zijn schulden tegen den HEERE, uw God.
11你們現在要聽我的話,把你們擄回來的兄弟釋放回去,因為耶和華的震怒已經臨到你們身上了。”
11Nu dan, hoort mij, en brengt de gevangenen weder, die gij van uw broederen gevankelijk weggevoerd hebt; want de hitte van des HEEREN toorn is over u.
12於是以法蓮人的幾個首領,就是約哈難的兒子亞撒利雅、米實利末的兒子比利家、沙龍的兒子耶希西家和哈得萊的兒子亞瑪撒,起來阻擋從戰場回來的軍隊,
12Toen maakten zich mannen op van de hoofden der kinderen van Efraim, Azaria, de zoon van Johanan, Berechja, de zoon van Mesillemoth en Jehizkia, de zoon van Sallum, en Amasa, de zoon van Hadlai, tegen degenen, die uit het heir kwamen.
13對他們說:“你們不可把這些俘虜帶進來,因為我們已經得罪了耶和華,你們想增加我們的罪惡和過犯,我們的過犯實在嚴重,耶和華的震怒臨到以色列人身上了。”
13En zij zeiden tot hen: Gij zult deze gevangenen hier niet inbrengen, tot een schuld over ons tegen den HEERE; denkt gijlieden toe te doen tot onze zonden en tot onze schulden, hoewel wij vele schulden hebben, en de hitte des toorns over Israel is?
14於是,軍隊把俘虜和戰利品都留在眾領袖和全體會眾的面前。
14Toen lieten de toegerusten de gevangenen en de roof voor het aangezicht der oversten en der ganse gemeente.
15上面提過的那些人就起來,領走那些俘虜,從戰利品中拿出衣服給所有赤身的穿著,給他們穿上鞋,給他們吃喝,又給他們抹油,又把所有疲弱的人放在驢子上,把他們送回棕樹城耶利哥他們的兄弟那裡,然後就回撒瑪利亞去了。
15De mannen nu, die met namen uitgedrukt zijn, maakten zich op, en grepen de gevangenen, en kleedden van den roof al hun naakten; en zij kleedden hen, en schoeiden hen, en spijsden hen, en drenkten hen, en zalfden hen, en voerden ze op ezelen, allen die zwak waren, en brachten hen te Jericho, de Palmstad, bij hun broederen; daarna keerden zij weder naar Samaria.
16亞哈斯向亞述王求助(王下16:7~9)那時,亞哈斯王派人去求亞述王幫助他,
16Ter zelfder tijd zond de koning Achaz tot de koningen van Assyrie, dat zij hem helpen zouden.
17因為以東人又來攻打猶大,擄走了許多人。
17Daarenboven waren ook de Edomieten gekomen, en hadden Juda geslagen en gevangenen gevankelijk weggevoerd.
18非利士人也侵入了高原和猶大南面的眾城,佔領了伯.示麥、亞雅崙、基低羅、梭哥和屬於梭哥的村莊,亭納和屬於亭納的村莊,瑾瑣和屬於瑾瑣的村莊,並且住在那裡。
18Daartoe waren de Filistijnen in de steden der laagte en het zuiden van Juda ingevallen, en hadden ingenomen Beth-Semes, en Ajalon, en Gederoth, en Socho en haar onderhorige plaatsen, en Timna en haar onderhorige plaatsen, en Gimzo en haar onderhorige plaatsen; en zij woonden aldaar.
19因為猶大王亞哈斯在猶大放縱邪惡,大大地冒犯了耶和華,所以耶和華使猶大卑微。
19Want de HEERE vernederde Juda, om der wille van Achaz, den koning Israels; want hij had Juda afgetrokken, dat het gans zeer overtrad tegen den HEERE.
20亞述王提革拉.毗尼色來到他那裡,不但沒有援助他,反倒欺壓他。
20En Tiglath-Pilneser, de koning van Assyrie, kwam tot hem; doch hij benauwde hem, en sterkte hem niet.
21亞哈斯取了耶和華殿裡和王宮中,以及眾領袖家裡的財寶,給了亞述王,但也無濟於事。
21Want Achaz nam een deel van het huis des HEEREN, en van het huis des konings en der vorsten, hetwelk hij den koning van Assyrie gaf; maar hij hielp hem niet.
22向大馬士革的神獻祭這亞哈斯王在急難的時候,竟越發冒犯耶和華。
22Ja, ter tijd, als men hem benauwde, zo maakte hij des overtredens tegen den HEERE nog meer; dit was de koning Achaz.
23他向擊敗了他的大馬士革的神獻祭,說:“亞蘭王的神幫助了他們,我也向它們獻祭,使它們也幫助我。”它們卻使他和以色列人滅亡。
23Want hij offerde den goden van Damaskus, die hem geslagen hadden, en zeide: Omdat de goden der koningen van Syrie hen helpen, zal ik hun offeren, opdat zij mij ook helpen; maar zij waren hem tot zijn val, mitsgaders aan gans Israel.
24亞哈斯把 神殿裡的器皿收集起來,把這些 神殿裡的器皿都擊碎了,又封閉了耶和華殿的各門,並且在耶路撒冷的各個角落建造祭壇。
24En Achaz verzamelde de vaten van het huis Gods, en hieuw de vaten van het huis Gods in stukken, en sloot de deuren van het huis des HEEREN toe; daartoe maakte hij zich altaren in alle hoeken van Jeruzalem.
25他又在猶大各城建造邱壇,向別的神燒香,惹怒他列祖的 神。
25Ook maakte hij in elke stad van Juda hoogten, om anderen goden te roken; alzo verwekte hij den HEERE, zijner vaderen God, tot toorn.
26亞哈斯逝世亞哈斯其餘的事蹟和他一切所行的,以及一生的始末,都記在猶大和以色列諸王記上。
26Het overige nu der geschiedenissen, en al zijn wegen, de eerste en de laatste, ziet, zij zijn geschreven in het boek der koningen van Juda en Israel.
27亞哈斯和他的列祖同睡,埋葬在耶路撒冷城裡,但沒有葬在以色列諸王的陵墓裡。他的兒子希西家接續他作王。
27En Achaz ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de stad te Jeruzalem; maar zij brachten hem niet in de graven der koningen van Israel; en zijn zoon Jehizkia werd koning in zijn plaats.