1約阿施作猶大王(代下24:1~3)耶戶在位第七年,約阿施登基,在耶路撒冷作王四十年。他母親名叫西比亞,是從別是巴來的。(本節在《馬索拉抄本》為12:2)
1In het zevende jaar van Jehu werd Joas koning, en regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja van Ber-seba.
2在耶何耶大祭司教導他的日子,他就行耶和華看為正的事。
2En Joas deed dat recht was in de ogen des HEEREN, al zijn dagen, in dewelke de priester Jojada hem onderwees.
3只是邱壇沒有廢去,人民仍在邱壇獻祭焚香。
3Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen; het volk offerde en rookte nog op de hoogten.
4下令重修聖殿(代下24:4~14)約阿施對眾祭司說:“所有分別為聖,奉到耶和華殿裡的銀子,或是各被數點之人的贖價,或是各種的贖價,或是各人隨著心意,奉到耶和華殿裡的銀子,
4En Joas zeide tot de priesteren: Al het geld der geheiligde dingen, dat gebracht zal worden in het huis des HEEREN, te weten het geld desgenen, die overgaat tot de getelden, het geld van een ieder der personen naar zijn schatting, en al het geld, dat in ieders hart komt, om dat te brengen in het huis des HEEREN,
5各祭司可向自己熟悉的人收取。他們要修理殿內毀壞的地方,就是一切發現有毀壞的地方。”
5Zullen de priesters tot zich nemen, een ieder van zijn bekende; en zij zullen de breuken van het huis verbeteren, naar alles wat er voor breuk bevonden zal worden.
6可是到了約阿施王在位二十三年的時候,祭司還未修好聖殿毀壞的地方。
6Maar het geschiedde in het drie en twintigste jaar van den koning Joas, dat de priesters de breuken van het huis niet gebeterd hadden.
7於是約阿施王召了耶何耶大祭司和眾祭司來,說:“你們為甚麼不修理聖殿毀壞的地方呢?現在不要向你們熟識的人收取銀子,卻要把所收的交出來,修理聖殿毀壞的地方。”
7Toen riep de koning Joas den priester Jojada en de andere priesteren, en zeide tot hen: Waarom betert gijlieden niet de breuken van het huis? Nu dan, neemt geen geld van uw bekenden, dat gij het zoudt geven voor de breuken van het huis.
8眾祭司答應不再從人民收取銀子,也不修理聖殿毀壞的地方。
8En de priesters bewilligden van het volk geen geld te nemen, noch de breuken van het huis te verbeteren.
9耶何耶大祭司搬來了一個箱子,在它的頂上鑽了一個孔,把它放在祭壇旁邊,在聖殿入口的右邊。守門的祭司把奉到耶和華殿所有的銀子都投進箱裡。
9Maar de priester Jojada nam een kist, en boorde een gat in haar deksel, en zette die bij het altaar ter rechterhand, als iemand inkwam in het huis des HEEREN; en de priesters, die den dorpel bewaarden, staken daarin al het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht werd.
10他們看見箱內的銀子多起來的時候,就叫王的書記和大祭司上來,他們就數點在耶和華殿裡所得的銀子,裝在袋中。
10Het geschiedde nu, als zij zagen, dat veel gelds in de kist was, dat des konings schrijver met den hogepriester opkwam, en zij bonden het samen, en telden het geld, dat in het huis des HEEREN gevonden werd.
11他們把所稱的銀子交在耶和華殿中管理工匠的監工手裡,然後他們支付給在耶和華殿作工的木匠和建築工人,
11En zij gaven het geld wel gewogen in handen der verzorgers van dat werk, die gesteld waren over het huis des HEEREN; en zij besteedden het uit aan de timmerlieden en aan de bouwlieden, die het huis des HEEREN vermaakten;
12以及泥匠和石匠;又用來購買木材和鑿好的石頭,來修理耶和華殿裡毀壞的地方,以及支付一切修理耶和華殿的開支。
12En aan de metselaren, en aan de steenhouwers, en om hout en gehouwen stenen te kopen, om de breuken van het huis des HEEREN te verbeteren, en voor al wat uitgegeven werd voor het huis, om dat te beteren.
13但耶和華殿裡的銀杯、燭剪、碗、號或任何金銀器皿,都沒有用奉到耶和華殿裡的銀子來做。
13Evenwel werden niet gemaakt voor het huis des HEEREN zilveren schalen, gaffelen, sprengbekkens, trompetten, noch enig gouden vat, of zilveren vat, van het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht werd.
14他們只把銀子交給工匠,用來修理耶和華殿裡毀壞的地方。
14Maar zij gaven dat aan degenen, die het werk deden; en zij verbeterden daarmede het huis des HEEREN.
15他們沒有要求經手把銀子轉付工匠的人交代帳目,因為他們辦事誠實。
15Daartoe eisten zij geen rekening van de mannen, wien zij dat geld in hun handen gaven, om aan degenen, die het werk deden, te geven; want zij handelden trouwelijk.
16但是贖愆祭和贖罪祭的銀子,他們沒有奉入耶和華的殿,這些銀子是屬於祭司的。
16Het geld van schuldoffer, en het geld van zondofferen werd ten huize des HEEREN niet gebracht; het was voor de priesteren.
17亞蘭軍攻打猶大(代下24:23~24)那時亞蘭王哈薛上來,攻打迦特,把它奪取了。他又決心上來攻打耶路撒冷。
17Toen trok Hazael, de koning van Syrie op, en krijgde tegen Gath, en nam haar in; daarna stelde Hazael zijn aangezicht, om tegen Jeruzalem op te trekken.
18猶大王約阿施於是拿出所有的聖物,就是他的祖先猶大王約沙法、約蘭和亞哈謝所獻的聖物,以及他自己所獻的聖物,還有耶和華殿和王宮寶庫裡所有的金子,送給亞蘭王哈薛,哈薛就離開耶路撒冷去了。
18Maar Joas, de koning van Juda, nam al de geheiligde dingen, die Josafat, en Joram, en Ahazia, zijn vaderen, de koningen van Juda, geheiligd hadden, en zijn geheiligde dingen, en al het goud, dat gevonden werd in de schatten van het huis des HEEREN, en van het huis des konings, en zond het tot Hazael, den koning van Syrie; toen trok hij op van Jeruzalem.
19約阿施被殺(代下24:25~27)約阿施其餘的事蹟和他所行的一切,不是都寫在猶大列王的年代誌上嗎?
19Het overige nu der geschiedenissen van Joas, en al wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Juda?
20約阿施的臣僕起來背叛,他們在米羅宮內,他下到悉拉的時候,擊殺了他。
20En zijn knechten stonden op, en maakten een verbintenis, en sloegen Joas, in het huis van Millo, dat afgaat naar Silla;
21他的臣僕示米押的兒子約撒甲和朔默的兒子約薩拔擊殺他,他就死了。人把他埋葬在大衛城,和他的祖先在一起。他的兒子亞瑪謝接續他作王。
21Want Jozacar, de zoon van Simeath, en Jozabad, de zoon van Somer, zijn knechten, sloegen hem, dat hij stierf; en zij begroeven hem met zijn vaderen in de stad Davids; en Amazia, zijn zoon, werd koning in zijn plaats.