1亞瑪謝作猶大王(代下25:1~13)以色列王約哈斯的兒子約阿施在位第二年,猶大王約阿施的兒子亞瑪謝登基作王。
1In het tweede jaar van Joas, den zoon van Joahaz, den koning van Israel, werd Amazia koning, de zoon van Joas, den koning van Juda.
2他登基的時候是二十五歲,在耶路撒冷作王共二十九年。他母親名叫約耶但,是從耶路撒冷來的。
2Vijf en twintig jaren was hij oud, toen hij koning werd, en regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Joaddan van Jeruzalem.
3他行耶和華看為正的事;只是不像他的祖先大衛,卻是照著他父親約阿施所行的一切去行。
3En hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, nochtans niet als zijn vader David; hij deed naar alles, wat zijn vader Joas gedaan had.
4只是邱壇還沒有廢去,人民仍在邱壇獻祭焚香。
4Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen; het volk offerde en rookt nog op de hoogten.
5當國家在他手中穩定以後,他就把那些擊殺他父王的臣僕殺了。
5Het geschiedde nu, als het koninkrijk in zijn hand versterkt was, dat hij zijn knechten sloeg, die den koning, zijn vader, geslagen hadden,
6但他們的兒子沒有處死,這是按照摩西律法書上所寫,是耶和華的吩咐:“不可因兒子的罪處死父親,也不可因父親的罪處死兒子;各人要因自己的罪而死。”
6Doch de kinderen der doodslagers doodde hij niet; gelijk geschreven is in het wetboek van Mozes, waar de HEERE geboden heeft, zeggende: De vaders zullen voor de kinderen niet gedood worden, en de kinderen zullen voor de vaders niet gedood worden; maar een ieder zal om zijn zonde gedood worden.
7他在鹽谷擊殺了一萬以東人,又攻取了西拉,然後把它的名字改稱為約帖,直到今日。
7Hij sloeg de Edomieten in het Zoutdal tien duizend, en nam Sela in met krijg, en noemde haar naam Jokteel, tot op dezen dag.
8亞瑪謝向約阿施挑戰(代下25:17~24)那時,亞瑪謝派使者去見耶戶的孫子、約哈斯的兒子以色列王約阿施說:“來,我們在戰場相見吧!”
8Toen zond Amazia boden tot Joas, den zoon van Joahaz, den zoon van Jehu, den koning van Israel, zeggende: Kom, laat ons elkanders aangezicht zien.
9以色列王約阿施派人去見猶大王亞瑪謝說:“黎巴嫩的蒺藜派人去見黎巴嫩的香柏樹說:‘請你把你的女兒給我的兒子作妻子吧!’後來有黎巴嫩的野獸經過,就把蒺藜踩倒了。
9Maar Joas, de koning van Israel, zond tot Amazia, den koning van Juda, zeggende: De distel, die op den Libanon is, zond tot den ceder, die op den Libanon is, zeggende: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar het gedierte des velds, dat op den Libanon is, ging voorbij, en vertrad den distel.
10不錯,你打敗了以東人,你的心就高傲。你儘管自己誇耀,安坐家中就是了。為甚麼要惹禍,使你覆亡,也使猶大跟你一起覆亡呢?”
10Gij hebt de Edomieten dapper geslagen, daarom heeft uw hart u verheven; heb de eer, en blijf in uw huis; want waarom zoudt gij u in het kwade mengen, dat gij vallen zoudt, gij en Juda met u?
11但是亞瑪謝不聽他的話。於是以色列王約阿施上來,和猶大王亞瑪謝在屬猶大的伯.示麥相見。
11Doch Amazia hoorde niet; daarom toog Joas, de koning van Israel, op, zodat hij en Amazia, de koning van Juda, elkanders aangezicht zagen te Beth-Semes, dat in Juda is.
12猶大人被以色列人擊敗,各人逃回自己的家去了。
12En Juda werd geslagen voor het aangezicht van Israel, en zij vloden, een iegelijk in zijn tenten.
13以色列王約阿施捉住了亞哈謝的孫子、約阿施的兒子猶大王亞瑪謝。他們來到耶路撒冷,拆毀了耶路撒冷一段城牆,從以法蓮門直到角門,共兩百公尺。
13En Joas, de koning van Israel, greep Amazia, den koning van Juda, den zoon van Joas, den zoon van Ahazia, te Beth-Semes, en kwam te Jeruzalem; en hij brak aan den muur van Jeruzalem, van de poort van Efraim tot aan de Hoekpoort, vierhonderd ellen.
14又掠去耶和華殿裡和王宮的寶庫裡所有的金子、銀子和一切器皿,還有人質,就回撒瑪利亞去了。
14En hij nam al het goud, en het zilver, en al de vaten, die gevonden werden in het huis des HEEREN, en in de schatten van des konings huis, mitsgaders gijzelaars; en hij keerde weder naar Samaria.
15約阿施其餘的事蹟和他的英勇事蹟,就是與猶大王亞瑪謝作戰的事,不是都寫在以色列諸王的年代誌上嗎?
15Het overige nu der geschiedenissen van Joas, wat hij gedaan heeft, en zijn macht, en hoe hij gestreden heeft tegen Amazia, den koning van Juda, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israel?
16約阿施和他的祖先一同長眠,他和以色列諸王一樣,葬在撒瑪利亞。他的兒子耶羅波安接續他作王。
16En Joas ontsliep met zijn vaderen, en werd te Samaria begraven bij de koningen van Israel; en zijn zoon Jerobeam werd koning in zijn plaats.
17亞瑪謝在拉吉被弒(代下25:25~28)以色列王約哈斯的兒子約阿施死後,猶大王約阿施的兒子亞瑪謝仍活了十五年。
17Amazia nu, de zoon van Joas, koning van Juda, leefde na den dood van Joas, den zoon van Joahaz, den koning van Israel, vijftien jaren.
18亞瑪謝其餘的事蹟不是都寫在猶大列王的年代誌上嗎?
18Het overige nu der geschiedenissen van Amazia, is dat niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Juda?
19在耶路撒冷有人陰謀反叛他,他就逃到拉吉去。他們派人跟蹤他到拉吉,就在那裡把他殺死了。
19En zij maakten een verbintenis tegen hem te Jeruzalem, dat hij vluchtte naar Lachis; maar zij zonden hem na tot Lachis, en doodden hem aldaar.
20他們把他的屍首馱在馬背上運回來,葬在耶路撒冷,在大衛的城裡,和他的祖先在一起。
20En zij brachten hem op paarden; en hij werd te Jeruzalem begraven, bij zijn vaderen, in de stad Davids.
21猶大的眾民選立了亞撒利雅;他只有十六歲,他們就立他接續他父親亞瑪謝作王。
21En het ganse volk van Juda nam Azaria (die nu zestien jaren oud was), en maakten hem koning in plaats van zijn vader Amazia.
22亞瑪謝和他的祖先一同長眠以後,亞撒利雅重建了以拉他,並且收歸猶大。
22Die bouwde Elath, en bracht haar weder aan Juda, nadat de koning met zijn vaderen ontslapen was.
23耶羅波安二世作以色列王猶大王約阿施的兒子亞瑪謝十五年,以色列王約阿施的兒子耶羅波安在撒瑪利亞登基,他作王共四十一年。
23In het vijftiende jaar van Amazia, den zoon van Joas, den koning van Juda, werd te Samaria koning, Jerobeam, de zoon van Joas, koning van Israel, en regeerde een en veertig jaren.
24他行耶和華看為惡的事,不轉離尼八的兒子耶羅波安使以色列人陷於罪中的一切罪。
24En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet van alle zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed.
25他收復以色列的邊境,從哈馬口直到亞拉巴海,正如耶和華以色列的 神的話,就是藉著他的僕人迦特希弗人亞米太的兒子約拿先知所說的;
25Hij bracht ook weder de landpale van Israel van den ingang van Hamath, tot aan de zee van het vlakke veld; naar het woord des HEEREN, des Gods van Israel, dat Hij gesproken had door den dienst van Zijn knecht Jona, den zoon van Amitthai, den profeet, die van Gath-hefer was.
26因為耶和華看見以色列十分艱苦,無論是自由的或為奴的都沒有了,也沒有幫助以色列的。
26Want de HEERE zag, dat de ellende van Israel zeer bitter was, en dat er geen opgeslotenen noch verlatenen waren, en dat Israel geen helper had.
27耶和華沒有定命要將以色列的名從天下塗抹,所以藉著約阿施的兒子耶羅波安的手拯救他們。
27En de HEERE had niet gesproken, dat Hij den naam van Israel van onder den hemel verdelgen zou; maar Hij verloste hen door de hand van Jerobeam, den zoon van Joas.
28耶羅波安其餘的事蹟和他所行的一切,以及他作戰時的英勇,怎樣收復大馬士革和原屬猶大的哈馬歸以色列,不是都寫在以色列諸王的年代誌上嗎?
28Het overige nu der geschiedenissen van Jerobeam, en al wat hij gedaan heeft, en zijn macht, hoe hij gekrijgd heeft, en hoe hij Damaskus en Hamath, tot Juda behorende, aan Israel wedergebracht heeft, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israel?
29耶羅波安和他的祖先以色列諸王一同長眠。他的兒子撒迦利雅就接續他作王。
29En Jerobeam ontsliep met zijn vaderen, met de koningen van Israel; en zijn zoon Zacharia werd koning in zijn plaats.