1亞撒利雅作猶大王(代下26:1~23)以色列王耶羅波安在位第二十七年,猶大王亞瑪謝的兒子亞撒利雅登基作王。
1In het zeven en twintigste jaar van Jerobeam, den koning van Israel, werd koning Azaria, de zoon van Amazia, den koning van Juda.
2他登基的時候才十六歲,他在耶路撒冷作王五十二年。他母親名叫耶可利雅,是來自耶路撒冷的。
2Hij was zestien jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde twee en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jecholia, van Jeruzalem.
3他行耶和華看為正的事,就像他父親亞瑪謝所行的一切。
3En hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar al wat zijn vader Amazia gedaan had.
4只是邱壇還沒有廢去,人民仍在邱壇獻祭焚香。
4Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen; het volk offerde en rookte nog op de hoogten.
5耶和華擊打王,他就患了痲風病,直到他死的日子。於是他住在隔離的房子,他的兒子約坦執掌朝務,治理國民。
5En de HEERE plaagde den koning, dat hij melaats werd tot den dag zijns doods; en hij woonde in een afgezonderd huis; doch Jotham, de zoon des konings, was over het huis, richtende het volk des lands.
6亞撒利雅其餘的事蹟和他所行的一切,不是都寫在猶大列王的年代誌上嗎?
6Het overige nu der geschiedenissen van Azaria, en al wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Juda?
7亞撒利雅和他的祖先一同長眠,葬在大衛的城,和他的祖先在一起。他的兒子約坦接續他作王。
7En Azaria ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem bij zijn vaderen, in de stad Davids; en zijn zoon Jotham werd koning in zijn plaats.
8撒迦利雅作以色列王猶大王亞撒利雅在位第三十八年,耶羅波安的兒子撒迦利雅在撒瑪利亞登基,統治以色列共六個月。
8In het acht en dertigste jaar van Azaria, den koning van Juda, regeerde Zacharia, de zoon van Jerobeam, over Israel te Samaria, zes maanden.
9他行耶和華看為惡的事,好像他祖先所行的,沒有轉離尼八的兒子耶羅波安使以色列人陷於罪中的那些罪。
9En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk als zijn vaderen gedaan hadden; hij week niet af van de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed.
10雅比的兒子沙龍陰謀反叛他,在人民面前把他殺死,接續他作王。
10En Sallum, de zoon van Jabes, maakte een verbintenis tegen hem, en sloeg hem voor het volk, en doodde hem; en hij werd koning in zijn plaats.
11撒迦利雅其餘的事蹟,看哪,都寫在以色列諸王的年代誌上。
11Het overige nu der geschiedenissen van Zacharia, ziet, dat is geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israel.
12這就是耶和華曾論到有關耶戶的話說:“你的子孫必坐在以色列的王位上,直到第四代。”這話果然應驗了。
12Dit was het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had tot Jehu, zeggende: U zullen zonen van het vierde gelid op den troon van Israel zitten; en het is alzo geschied.
13沙龍作以色列王猶大王烏西雅在位第三十九年,雅比的兒子沙龍登基作王;他在撒瑪利亞作王一個月。
13Sallum, de zoon van Jabes, werd koning, in het negen en dertigste jaar van Uzzia, den koning van Juda; en hij regeerde een volle maand te Samaria.
14迦底的兒子米拿現從得撒上去,到撒瑪利亞攻擊雅比人沙龍,把他殺死,接續他作王。
14Want Menahem, de zoon van Gadi, toog op van Thirza, en kwam te Samaria, en sloeg Sallum, den zoon van Jabes, te Samaria, en doodde hem, en werd koning in zijn plaats.
15沙龍其餘的事蹟和他反叛的經過,看哪,都寫在以色列諸王的年代誌上。
15Het overige nu der geschiedenissen van Sallum, en zijn verbintenis, die hij maakte, ziet, die zijn geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israel.
16那時,米拿現從得撒開始,攻打提斐薩和城中所有的人,以及它的四境;因為他們不給他打開城門,所以他攻擊它,把所有的孕婦剖腹。
16Toen sloeg Menahem Tifsah, met allen, die daarin waren, ook haar landpalen van Thirza af; omdat men niet voor hem had opengedaan, zo sloeg hij hen; al haar bevruchte vrouwen hieuw hij in stukken.
17米拿現作以色列王猶大王亞撒利雅在位第三十九年,迦底的兒子米拿現在撒瑪利亞登基,統治以色列共十年。
17In het negen en dertigste jaar van Azaria, den koning van Juda, werd Menahem, den zoon van Gadi, koning over Israel, en regeerde tien jaren te Samaria.
18他行耶和華看為惡的事,他在位的日子,沒有轉離尼八的兒子耶羅波安使以色列人陷於罪中的那些罪。
18En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week al zijn dagen niet af van de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed.
19亞述王普勒來攻打以色列地,米拿現給普勒三萬公斤銀子,請普勒幫助他堅固王位。
19Toen kwam Pul, de koning van Assyrie, tegen het land; en Menahem gaf aan Pul duizend talenten zilvers, opdat zijn hand met hem zoude zijn, om het koninkrijk in zijn hand te sterken.
20米拿現向以色列人,就是所有大財主強索銀子,每人五百七十克,好獻給亞述王。於是亞述王回去了,不在以色列地停留。
20Menahem nu bracht dit geld op van Israel, van alle geweldigen van vermogen, om den koning van Assyrie te geven, voor elk man vijftig zilveren sikkels; alzo keerde de koning van Assyrie weder, en bleef daar niet in het land.
21米拿現其餘的事蹟和他所行的一切,不是都寫在以色列諸王的年代誌上嗎?
21Het overige nu der geschiedenissen van Menahem, en al wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israel?
22米拿現和他的祖先一同長眠,他的兒子比加轄接續他作王。
22Daarna ontsliep Menahem met zijn vaderen; en zijn zoon Pekahia werd koning in zijn plaats.
23比加轄作以色列王猶大王亞撒利雅在位第五十年,米拿現的兒子比加轄在撒瑪利亞登基,統治以色列二年。
23In het vijftigste jaar van Azaria, den koning van Juda, werd Pekahia, de zoon van Menahem, koning over Israel, en regeerde twee jaren te Samaria.
24他行耶和華看為惡的事,不轉離尼八的兒子耶羅波安使以色列人陷於罪中的那些罪。
24En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed.
25比加轄的軍長,利瑪利的兒子比加陰謀背叛他,在撒瑪利亞王宮的衛所擊殺他;與比加同謀的,有亞珥歌伯和亞利耶,以及和他一起的五十個基列人;比加把他殺死,接續他作王。
25En Pekah, de zoon van Remalia, zijn hoofdman, maakte een verbintenis tegen hem, en sloeg hem te Samaria, in het paleis van het huis des konings, met Argob en met Arje, en met hem vijftig mannen van de kinderen der Gileadieten; alzo doodde hij hem, en werd koning in zijn plaats.
26比加轄其餘的事蹟和他所行的一切,看哪,都寫在以色列諸王的年代誌上。
26Het overige nu der geschiedenissen van Pekahia, en al wat hij gedaan heeft, ziet, dat is geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israel.
27比加作以色列王猶大王亞撒利雅在位第五十二年,利瑪利的兒子比加在撒瑪利亞作王統治以色列共二十年。
27In het twee en vijftigste jaar van Azaria, den koning van Juda, werd Pekah, de zoon van Remalia, koning over Israel, en regeerde twintig jaren te Samaria.
28他行耶和華看為惡的事,不轉離尼八的兒子耶羅波安使以色列人陷於罪中的那些罪。
28En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed.
29以色列王比加在位的日子,亞述王提革拉.毗列色前來,攻取了以雲、亞伯.伯.瑪迦、亞挪、基低斯、夏瑣、基列、加利利和拿弗他利全地,把居民擄到亞述去。
29In de dagen Pekah, den koning van Israel, kwam Tiglath-Pilezer, de koning van Assyrie, en nam Ijon in, en Abel-Beth-maacha, en Janoah, en Kedes, en Hazor, en Gilead, en Galilea, het ganse land van Nafthali; en hij voerde hen weg naar Assyrie.
30烏西雅的兒子約坦在位第二十年,以拉的兒子何細亞陰謀背叛利瑪利的兒子比加,擊打他,把他殺死,接續他作王。
30En Hosea, de zoon van Ela, maakte een verbintenis tegen Pekah, den zoon van Remalia, en sloeg hem, en doodde hem, en werd koning in zijn plaats; in het twintigste jaar van Jotham, den zoon van Uzzia.
31比加其餘的事蹟和他所行的一切,看哪,都寫在以色列諸王的年代誌上。
31Het overige nu der geschiedenissen van Pekah, en al wat hij gedaan heeft, ziet, dat is geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israel.
32約坦作猶大王(代下27:1~9)以色列王利瑪利的兒子比加在位第二年,烏西雅的兒子約坦登基作猶大王。
32In het tweede jaar van Pekah, den zoon van Remalia, den koning van Israel, werd Jotham koning, de zoon van Uzzia, den koning van Juda.
33他登基的時候是二十五歲,在耶路撒冷作王十六年。他母親名叫耶路沙,是撒督的女兒。
33Vijf en twintig jaren was hij oud, als hij koning werd, en regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerusa, de dochter van Zadok.
34他行耶和華看為正的事,效法他父親烏西雅一切所行的。
34En hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN; naar alles, wat zijn vader Uzzia gedaan had, deed hij.
35只是他沒有把邱壇廢去,國民仍在邱壇獻祭焚香。他就是那建造耶和華殿的上門的。
35Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen; het volk offerde en rookte nog op de hoogten; dezelve bouwde de hoge poort aan het huis des HEEREN.
36約坦所行其餘的事蹟,不是都寫在猶大列王的年代誌上嗎?
36Het overige nu der geschiedenissen van Jotham, en al wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Juda?
37在那些日子,耶和華開始派遣亞蘭王利汛和利瑪利的兒子比加去攻擊猶大。
37In die dagen begon de HEERE in Juda te zenden Rezin, den koning van Syrie, en Pekah, den zoon van Remalia.
38約坦和他的祖先一同長眠,也和他的祖先葬在一起,在他祖宗大衛的城裡。他的兒子亞哈斯接續他作王。
38En Jotham ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad van zijn vader David; en zijn zoon Achaz werd koning in zijn plaats.