1亞哈斯作猶大王(代下28:1~4)利瑪利的兒子比加在位第十七年,猶大王約坦的兒子亞哈斯登基作王。
1In het zeventiende jaar van Pekah, den zoon van Remalia, werd Achaz koning, de zoon van Jotham, den koning van Juda.
2亞哈斯登基的時候是二十歲,他在耶路撒冷作王十六年。但是他不像他祖宗大衛行耶和華他的 神看為正的事,
2Twintig jaren was Achaz oud, toen hij koning werd, en hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed niet dat recht was in de ogen des HEEREN zijns Gods, als zijn vader David.
3反倒跟隨以色列諸王的道路,甚至焚燒他的兒子為祭,好像耶和華在以色列人面前驅逐的外族人所行可憎惡的事,
3Want hij wandelde in den weg der koningen van Israel; ja, hij deed ook zijn zoon door het vuur gaan, naar de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels verdreven had.
4並且在邱壇上,在山岡上和所有青翠的樹下獻祭和焚香。
4Hij offerde ook en rookte op de hoogten en op de heuvelen, ook onder alle groen geboomte.
5亞蘭王與以色列王聯盟(代下28:5~6)那時,亞蘭王利汛與以色列王利瑪利的兒子比加上來攻打耶路撒冷。他們把亞哈斯圍困起來,卻不能戰勝他。
5Toen toog Rezin, de koning van Syrie, op, met Pekah, den zoon van Remalia, den koning van Israel, naar Jeruzalem ten strijde; en zij belegerden Achaz, maar zij vermochten niet met strijden.
6當時,亞蘭王利汛收復以拉他歸與亞蘭。他把猶大人逐出以拉他,亞蘭人來到以拉他住在那裡,直到今日。
6Te dierzelfder tijd bracht Rezin, de koning van Syrie, Elath weder aan Syrie, en wierp de Joden uit Elath; en de Syriers kwamen te Elath, en hebben daar gewoond tot op dezen dag.
7亞哈斯向亞述王求助(代下28:16~21)於是亞哈斯差派使者去見亞述王提革拉.毗列色,說:“我是你的臣僕,你的兒子,求你上來,救我脫離那起來攻擊我的亞蘭王和以色列王的手。”
7Achaz nu zond boden tot Tiglath-Pilezer, den koning van Assyrie, zeggende: Ik ben uw knecht en uw zoon; kom op, en verlos mij uit de hand van den koning van Syrie, en uit de hand van den koning van Israel, die zich tegen mij opmaken.
8亞哈斯拿耶和華殿裡和王宮寶庫內的金子和銀子,送給亞述王作禮物。
8En Achaz nam het zilver en het goud, dat in het huis des HEEREN, en in de schatten van het huis des konings gevonden werd, en hij zond den koning van Assyrie een geschenk.
9於是亞述王答應了他。亞述王上去攻打大馬士革,把城攻取,把居民擄到吉珥,又把利汛殺死了。
9Zo hoorde de koning van Assyrie naar hem; want de koning van Assyrie toog op tegen Damaskus, en nam haar in, en voerde hen gevankelijk naar Kir, en hij doodde Rezin.
10亞哈斯擅自更改祭壇和祭禮(代下28:22~23)亞哈斯王到大馬士革會見亞述王提革拉.毗列色,看見在大馬士革的祭壇。亞哈斯王就派人把祭壇的圖樣、結構和詳盡的做法送到烏利亞祭司那裡。
10Toen toog de koning Achaz Tiglath-Pilezer, den koning van Assyrie, tegemoet, naar Damaskus; en gezien hebbende een altaar, dat te Damaskus was, zo zond de koning Achaz aan den priester Uria de gelijkenis van het altaar, en zijn afbeelding, naar zijn ganse maaksel.
11於是烏利亞祭司按著亞哈斯王從大馬士革送回來的一切指示建造祭壇。在亞哈斯王從大馬士革回來以前,烏利亞祭司就照樣做了。
11En Uria, de priester, bouwde een altaar, naar alles, wat de koning Achaz van Damaskus ontboden had; alzo deed de priester Uria, tegen dat de koning Achaz van Damaskus kwam.
12王從大馬士革回來,看見了那祭壇,於是王走到祭壇旁邊,登上臺階,
12Als nu de koning van Damaskus gekomen was, zag de koning het altaar; en de koning naderde tot het altaar, en offerde daarop.
13燒他的燔祭和素祭,又澆上他的奠祭,並且把他的平安祭牲的血灑在祭壇上。
13En hij stak zijn brandoffer aan, en zijn spijsoffer, en goot zijn drankoffer en sprengde het bloed zijner dankofferen op dat altaar.
14至於耶和華面前的銅祭壇,他把它從殿前,從新壇與耶和華殿中間移至新壇的北邊。
14Maar het koperen altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN was, dat bracht hij van het voorste deel van het huis, van tussen zijn altaar, en van tussen het huis des HEEREN, en hij zette het aan de zijde zijns altaars noordwaarts.
15亞哈斯王吩咐烏利亞祭司說:“要在這大祭壇上焚燒早晨的燔祭、黃昏的素祭、王的燔祭牲和素祭、所有國民的燔祭和素祭;也要在壇上澆上他們的奠祭,以及所有燔祭牲和平安祭牲的血。至於銅祭壇,我要用來求問 神。”
15En de koning Achaz gebood Uria, den priester, zeggende: Steek op het grote altaar aan het morgenbrandoffer, en het avondspijsoffer, en des konings brandoffer, en zijn spijsoffer, en het brandoffer van al het volk des lands, en hun spijsoffer, en hun drankofferen; en spreng daarop al het bloed des brandoffers, en al het bloed des slachtoffer; maar het koperen altaar zal mij zijn, om te onderzoeken.
16烏利亞祭司就照著亞哈斯王一切所吩咐的去行。
16En Uria, de priester, deed naar alles, wat de koning Achaz geboden had.
17擅自挪移聖殿的器皿(代下28:24、26~27)亞哈斯又砍掉盆座的邊緣,把洗濯盆拿下來,又把銅海從馱著銅海的銅牛上取下來,放在鋪了石的地上。
17En de koning Achaz sneed de lijsten der stellingen af, en nam die van boven het wasvat weg, en deed de zee af van de koperen runderen, die daaronder waren; en hij zette die op een stenen vloer.
18又因亞述王的緣故,他把耶和華殿裡為安息日而建造的廊子,和王從外邊進殿的廊子,從耶和華的殿內拆除。
18Daartoe het deksel des sabbats, dat zij in het huis gebouwd hadden, en den buitensten ingang des konings nam hij weg van het huis des HEEREN, vanwege den koning van Assyrie.
19亞哈斯所行其餘的事蹟,不是都寫在猶大列王的年代誌上嗎?
19Het overige nu der geschiedenissen van Achaz, wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Juda?
20亞哈斯和他的祖先一同長眠,葬在大衛城和他的祖先在一起。他的兒子希西家接續他作王。
20En Achaz ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen, in de stad Davids; en Hizkia, zijn zoon, werd koning in zijn plaats.